ECLI:NL:RBAMS:2025:3417

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
1 mei 2025
Publicatiedatum
26 mei 2025
Zaaknummer
13/004865-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van één jaar voor diefstal van twee broodjes

Op 1 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die op 6 januari 2025 te Amsterdam twee bolletjes met eiersalade heeft gestolen. De rechtbank heeft de verdachte, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland is en thans gedetineerd is, veroordeeld tot een ISD-maatregel van één jaar. De officier van justitie had een ISD-maatregel van twee jaar geëist, maar de rechtbank oordeelde dat één jaar voldoende is om de verdachte te stabiliseren en te helpen bij zijn terugkeer naar Hongarije. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voldoet aan de harde en zachte criteria voor de ISD-maatregel, gezien zijn eerdere veroordelingen en het risico op recidive. De rechtbank heeft ook de omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn psychische problematiek en het ontbreken van een sociaal netwerk. De officier van justitie werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf. De rechtbank heeft de tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke straf afgewezen, omdat de ISD-maatregel als effectiever werd beschouwd.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/004865-25
Parketnummers vorderingen: 13/303370-23 en 13/192899-23
Datum uitspraak: 1 mei 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren op [geboortedag] 1996 te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd te: [penitentiaire inrichting] .

1.Onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 april 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. N.R. Bakkenes, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. T.G.J. Nevels, naar voren hebben gebracht.
De rechtbank heeft ook kennis genomen van wat de getuige-deskundige, [reclasseringsmedewerker 1] (reclasseringswerker), naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat hij zich op 6 januari 2025 te Amsterdam schuldig heeft gemaakt aan diefstal van twee bolletjes met eiersalade, toebehorende aan [bedrijf] .
De volledige tekst van de tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het ten laste gelegde feit kan worden bewezen.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft geen bewijsverweer gevoerd
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is op grond van de aangifte van [aangever] namens [bedrijf] en de bekennende verklaring van verdachte op de terechtzitting van oordeel dat is bewezen dat verdachte de diefstal heeft gepleegd.
Gelet op de bekennende verklaring van verdachte en omdat de raadsvrouw geen vrijspraak heeft bepleit, zal de rechtbank op grond van artikel 359, derde lid, van het Wetboek van Strafvordering volstaan met een opgave van de gebruikte bewijsmiddelen. Deze zijn opgenomen in
bijlage IIdie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingelast. Gelet op de standpunten van de officier van justitie en de raadsvrouw behoeft dit oordeel geen verdere motivering.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in
bijlage IIvervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 6 januari 2025 te Amsterdam twee bolletjes met eiersalade, die aan [bedrijf] (gelegen aan het [adres] ) toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel) zal worden opgelegd voor de duur van twee jaar, zonder aftrek van het voorarrest. De officier van justitie stelt dat verdachte voldoet aan de harde en zachte criteria voor oplegging van de ISD-maatregel.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair verzocht om de vordering van de officier van justitie tot oplegging van de ISD-maatregel af te wijzen en te volstaan met oplegging van een gevangenisstraf conform het voorarrest. Oplegging van de ISD-maatregel is niet proportioneel gelet op het gepleegde feit. Daarnaast heeft de ISD-maatregel geen meerwaarde nu verdachte heeft aangegeven op korte termijn te willen terugkeren naar Hongarije en hij niet gemotiveerd is om medewerking te verlenen in het kader van een ISD-maatregel. De ISD-maatregel zal daarom de facto neerkomen op een kale gevangenisstraf. Daarnaast is er geen concrete diagnostiek voorhanden, terwijl de reclassering op basis van een vermeende bipolaire stoornis bij verdachte het opleggen van de ISD-maatregel adviseert.
Subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om aan verdachte, naast een gevangenisstraf conform het voorarrest, een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen. Meer subsidiair heeft de raadsvrouw verzocht om de duur van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel te beperken tot één jaar en om uiterlijk zes maanden na aanvang van de maatregel de noodzaak van de voortzetting te toetsen.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de bepaling van de op te leggen maatregel gelet op de aard en de ernst van wat bewezen is verklaard, de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon en de omstandigheden van de verdachte zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Weliswaar heeft hij verklaard dat hij dit heeft gedaan omdat hij honger had en al een dag niet had gegeten. Dit is voor de rechtbank geen excuus aangezien er ook andere, legale, mogelijkheden zijn om aan eten te komen, zoals de daklozenopvang waarvan verdachte ook gebruik maakt. Verdachte heeft door de broodjes te stelen blijk gegeven geen respect te hebben voor het eigendomsrecht van aangever. Daarbij komt dat winkeldiefstallen hinderlijke feiten zijn die naast overlast en schade voor de winkel ook hinder veroorzaken voor winkeliers.
Persoon van verdachte
Uit het uittreksel justitiële documentatie van verdachte van 7 maart 2025 (hierna: het strafblad) blijkt dat hij sinds 2023 veelvuldig is veroordeeld voor onder meer winkeldiefstal. Dit heeft hem er niet van weerhouden om opnieuw een strafbaar feit te plegen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van het rapport van de reclassering (Leger des Heils, Noord-Nederland) van 10 april 2025, opgemaakt door reclasseringswerker [reclasseringsmedewerker 2] (hierna: het reclasseringsrapport). Het reclasseringsrapport houdt – zakelijk weergegeven – onder meer het volgende in:
Verdachte wordt gezien als een kwetsbare gedetineerde. In het reclasseringsdossier komen meerdere aanwijzingen naar voren dat er mogelijk sprake is van verward gedrag of achterdocht, zonder dat hier goede duiding aan wordt gegeven. Het ontbreekt de verdachte aan stabiliteit op alle leefgebieden. Hij kan en mag in Nederland op dit moment niet werken en kan dus niet voorzien in zijn basisbehoeften. Het verblijfsrecht van verdachte is door de IND ingetrokken. Op 31 juli 2024 is verdachte uitgezet naar Hongarije. In Hongarije heeft verdachte ook op straat verbleven. Daarom is hij per bus teruggekeerd naar Nederland, zonder duidelijk plan. Hij heeft op dit moment geen contact met zijn familie in Hongarije en België.
Omdat het verblijfsrecht van verdachte is ingetrokken, mag hij niet werken en kan hij ook geen aanspraak maken op de reguliere sociale voorzieningen. Ook heeft verdachte geen zicht op huisvesting.
DT&V is voornemens om verdachte weer uit te zetten naar Hongarije.
Er lijkt sprake te zijn van mogelijke psychische problematiek. Dit zijn nu alleen nog vermoedens. Binnen een ISD-kader is er ruimte om verdachte te stabiliseren. Vandaar uit kan er worden gewerkt aan terugkeer naar Hongarije.
Ter terechtzitting van 17 april 2025 heeft de rechtbank reclasseringsmedewerker [reclasseringsmedewerker 1] (hierna: [reclasseringsmedewerker 1] ) als getuige-deskundige gehoord. Zij heeft de inhoud van het reclasseringsrapport bevestigd. Zij heeft, zakelijk weergegeven, verklaard dat het mogelijk is om verdachte binnen één jaar tijd uit te zetten naar Hongarije. Vanuit de ISD-maatregel kan verdachte geholpen en begeleid worden bij de terugkeer naar Hongarije. Of verdachte voor zijn uitzetting nog gestabiliseerd zal worden, durft [reclasseringsmedewerker 1] niet te zeggen.
Voldaan aan de ‘harde’ ISD-criteria
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van de ISD-maatregel stelt. Hiervoor is immers bewezenverklaard dat verdachte op 6 januari 2025 een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Uit het strafblad blijkt dat verdachte gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 6 januari 2025 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf, terwijl het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen en er, zoals blijkt uit het hiervoor genoemde reclasseringsrapport, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Blijkens het strafblad is ook voldaan aan de eisen die de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie stelt: verdachte is een zeer actieve veelpleger, die over een periode van vijf jaren processen-verbaal tegen zich zag opgemaakt worden voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden, terug te rekenen vanaf de pleegdatum van het laatst gepleegde feit. De veiligheid van personen of goederen eist dan ook het opleggen van deze maatregel gezien de ernst en het aantal door verdachte begane soortgelijke feiten.
Voldaan aan de ‘zachte’ ISD-criteria
De rechtbank overweegt dat de primaire doelstelling van de ISD-maatregel ziet op de beveiliging van de maatschappij en de beëindiging van recidive van verdachte. Daarbij gaat het met name om bestrijding van (ernstige) overlast. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Dit is een overlastgevend feit. Bestraffing in de vorm van een gevangenisstraf heeft tot nu toe niet geleid tot het voorkomen van recidive. Gelet op het illegaal verblijf van verdachte in Nederland en de daarmee gepaard gaande instabiliteit op vrijwel alle leefgebieden, is sprake van een hoog recidiverisico.
Uit het reclasseringsrapport volgt dat de reclassering geen mogelijkheden ziet voor een ander kader dan de ISD-maatregel. Ambulante begeleiding of andere vormen van zorg, kan de reclassering op dit moment niet indiceren en lijken de mogelijkheden van verdachte te overvragen. Verdacht voldoet dan ook aan de zachte ISD-criteria.
Onvoorwaardelijke ISD-maatregel
Het is de rechtbank duidelijk geworden dat verdachte hulp kan gebruiken. Er zijn aanwijzingen voor (onderliggende) problematiek. Dit volgt onder meer uit het strafblad van verdachte, maar ook de reclassering heeft hierover vermoedens geuit. Ook heeft verdachte zowel in Nederland als in Hongarije geen huis, geen inkomen en geen sociaal netwerk. Verdachte is eerder uitgezet naar Hongarije en toen weer teruggekeerd naar Nederland. De rechtbank acht een voorwaardelijke ISD-maatregel onvoldoende om te bewerkstelligen dat verdachte blijvend naar Hongarije terug zal keren. Weliswaar heeft verdachte aangegeven terug te willen keren naar Hongarije, maar de rechtbank heeft – gelet op onder meer de instabiliteit op verschillende leefgebieden en het feit dat hij eerder teruggekeerd is – onvoldoende vertrouwen dat verdachte daadwerkelijk vrijwillig en blijvend uit Nederland zal vertrekken. De rechtbank zal de ISD-maatregel dan ook in onvoorwaardelijke vorm opleggen.
Vanuit de onvoorwaardelijke ISD-maatregel bestaat bovendien de mogelijkheid toe te werken naar een repatriëring naar zijn land van herkomst, Hongarije, door middel van een zogenaamde ‘zachte’ landing.
Duur van de ISD-maatregel
Anders dan de officier heeft gevorderd, zal de rechtbank aan verdachte een ISD-maatregel opleggen voor de duur van één jaar. De invulling van de ISD-maatregel zal zich voornamelijk richten op repatriëring. Gelet op het reclasseringsrapport en de verklaring van reclasseringsmedewerker [reclasseringsmedewerker 1] op de terechtzitting is de rechtbank van oordeel dat een periode van één jaar voldoende is om verdachte uit te zetten naar Hongarije. De rechtbank zal de tijd die door verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze maatregel in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht niet in mindering brengen op de duur van de maatregel. Ook ziet de rechtbank geen aanleiding om een tussentijdse toetsing te bepalen nu de ISD-maatregel slechts voor één jaar wordt opgelegd.

9.Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling

13/192899-23
Bij onherroepelijk geworden vonnis van 16 augustus 2023 van de politierechter van de rechtbank Amsterdam is verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf dagen, waarvan zes voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Gebleken is dat de tenuitvoerlegging van het voorwaardelijke deel reeds is bevolen bij vonnis van de politierechter te Amsterdam van 28 januari 2025. De rechtbank zal de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk verklaren in haar vordering.
13/303370-23
Omdat de rechtbank komt tot de oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde straf niet meer opportuun. De rechtbank wijst de vordering tot tenuitvoerlegging van de eerder opgelegde voorwaardelijke straf met parketnummer 13/303370-23 daarom af.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen maatregel is gegrond op de artikelen 38m, 38n, 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Legt op de maatregel tot
plaatsing in een inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
1 (één) jaar.
Verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in haar vordering tot tenuitvoerleggingin de zaak met parketnummer 13/192899-23.
Wijst af de vordering tot tenuitvoerleggingin de zaak met parketnummer 13/303370-23
.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. van den Brink, voorzitter,
mrs. B.C. Langendoen en J.C.E. Krikke, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. L.A.W. Boeve en L.M. Steur, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 mei 2025.
[…]
[…]