ECLI:NL:RBAMS:2025:3475

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
27 mei 2025
Zaaknummer
13.345.944-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Algerijnse opgeëiste persoon aan Italië in het kader van een Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden

Op 27 mei 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Algerijnse opgeëiste persoon aan Italië op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). De rechtbank heeft geoordeeld dat de overlevering kan plaatsvinden, omdat er geen voldoende objectieve en betrouwbare gegevens zijn die wijzen op een algemeen reëel gevaar voor onmenselijke of vernederende behandeling van gedetineerden in Italiaanse detentiecentra. De zaak begon met een vordering van de officier van justitie op 19 november 2024, waarna verschillende zittingen volgden waarin de detentieomstandigheden in Italië werden besproken. De rechtbank heeft in eerdere tussenuitspaken vragen gesteld aan de Italiaanse autoriteiten over de detentieomstandigheden en de garanties die zij konden bieden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de Italiaanse autoriteiten hebben gegarandeerd dat gedetineerden in Italië beschikken over ten minste drie vierkante meter ruimte, exclusief sanitaire voorzieningen, en dat er maatregelen zijn genomen om zelfmoorden in detentiecentra te voorkomen. De rechtbank concludeert dat de eerder aangenomen risico's zijn weggenomen en dat de overlevering van de opgeëiste persoon aan Italië kan plaatsvinden. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit drie rechters, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13.345.944-24
Datum uitspraak: 27 mei 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 19 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 september 2024 door de
Procura della Repubblica presso il Tribunale ordinario di Veronain Italië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Algerije) op [geboortedag] 1994,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting op 7 januari 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 7 januari 2025, in
aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen
en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, advocaat te Amsterdam, en door een
tolk in de Arabische (Algerijnse) taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW)
uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding
bevolen.
Tussenuitspraak 21 januari 2025 [2]
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting heropend en voor onbepaalde tijd geschorst om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in de tussenuitspraak geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
Voorts is de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd.
De gevangenhouding is gelijktijdig met dertig dagen verlengd op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting op 11 februari 2025
De behandeling van het EAB is hervat op de zitting van 11 februari 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. H.G. Koopman.
De behandeling van het overleveringsverzoek is voor bepaalde tijd aangehouden, omdat er nog geen antwoorden waren gekomen op de in de tussenuitspraak van 21 januari 2025 gestelde vragen.
Voorts is de termijn waarbinnen de rechtbank op grond van artikel 22, eerste en derde lid, OLW uitspraak moet doen op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd.
De gevangenhouding is gelijktijdig met dertig dagen verlengd op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting op 6 maart 2025
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 6 maart 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman.
Tussenuitspraak 20 maart 2025 [3]
Bij tussenuitspraak van 20 maart 2025 heeft de rechtbank nieuwe, aangepaste, vragen gesteld betreffende de detentieomstandigheden in Italiaanse detentiecentra, het onderzoek ter zitting voor onbepaalde tijd geschorst en opnieuw de termijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen verlengd en de gevangenhouding gelijktijdig, op grond van artikel 27, derde lid, OLW, met dertig dagen verlengd.
Zitting op 10 april 2025
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 10 april 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, en door een tolk in de Arabische (Algerijnse) taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting voor bepaalde tijd geschorst om de antwoorden van de Italiaanse autoriteiten op de door de rechtbank bij tussenuitspraak van 20 maart 2025 gestelde vragen af te wachten.
De beslistermijn is op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW wederom met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting van 13 mei 2025
De behandeling van het EAB is - met instemming van de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon – in gewijzigde samenstelling hervat op de zitting van 13 mei 2025 in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter zitting van 10 april 2025. De behandeling vond plaats in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. H.G. Koopman, en door een tolk in de Arabische (Algerijnse) taal.
Voor sluiting van het onderzoek heeft de rechtbank nogmaals de beslistermijn op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met 30 dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie met 30 dagen op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Algerijnse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 21 januari 2025 reeds
is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB en de strafbaarheid van de feiten. Hetgeen de rechtbank heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden

Hetgeen de rechtbank bij de tussenuitspraken van 21 januari 2025 en 20 maart 2025 ten aanzien van de detentieomstandigheden heeft overwogen, dient ook als hier herhaald en ingelast te
worden beschouwd.
In haar tussenuitspraak van 20 maart 2025 heeft de rechtbank vervolgens nog de volgende vragen gesteld:
1. De rechtbank heeft acht geslagen op een zorgwekkend rapport van Antigone (
Italian Prisons Burst [4] )gepubliceerd in oktober 2024 dat steun en deels bevestiging vindt in gegevens van het CPT met betrekking tot
high-level talkstussen de President van het CPT en de Italiaanse Minister van Justitie. Gelden de geconstateerde problemen die voortkomen uit een groeiende overbevolking (te weten negatieve gevolgen voor
living conditions, the provision of regime, violence and relations with staffmet als extreem symptoom van deze crisis een
spike in the number of suicides of both prisoners and staff in 2024)voor bepaalde detentie-instellingen of voor alle instellingen in Italië? In hoeverre zijn de hiervoor benoemde problemen actueel? De rechtbank verneemt graag welke maatregelen in dat kader zijn genomen sinds eind oktober 2024.
2. Voor het geval de geconstateerde problemen nog wel actueel zijn voor bepaalde instellingen: om welke instellingen gaat het? Kan gegarandeerd worden dat de opgeëiste persoon niet in een detentie-instelling wordt geplaatst waar deze problematiek speelt? Kan dit in algemenere zin worden gegarandeerd voor opgeëiste personen die door Nederland worden overgeleverd?
Bij brief van 9 april 2025 heeft
the Ministry of Justice, department of prisons administration, General Directorate of inmates and treatment, the Director General,de volgende informatie verstrekt:
§. 1 With reference to the request to provide guarantees on the prison facility at the arrival in Italy of the inmate above from the Netherlands (as well as for other inmates that will be extradited to Italy in the future) arrived at this General Directorate on 2 April 2025, I inform you as follows.
§ 2. With regard to the facility where he will be assigned first, it is specified that it will be established based on the air route used for the transfer and that it is decided and notified by the International Police Cooperation Service - Interpol - Sirene of Rome.
Therefore, in the event the airport of destination is one of those present in the town of Rome, the inmate will be temporarily assigned to an Institution of the district of Latium, that in general is the Detention Institution of Rebibbia New Building. In the days immediately after his entry to Italy (the time of staying in the prison facility where he is assigned first depends on the human resources necessary to carry out the transfer available), the inmate will be taken to the Detention Institution of the district where the prosecuting judicial authority is seated where he will remain at the latter's disposal.
If the airport of destination is one of those present in Milan, the inmate will be assigned to a detention institution of the district of Lombardy, that is generally but not necessarily, for defendants, the Detention Institution of Milan San Vittore.
This institution, together with 15 other prison facilities in Italy was established by the Court of Amsterdam as unable to guarantee appropriate life conditions, as indicated by your General Directorate with the note DAG26/02/2020.0038423.U.
§ 3. With this regard I inform you that as to the Detention Institution of San Vittore and the 15 other facilities mentioned, as well as all the detention institutions of the national territory, the detention conditions are currently compliant with the provisions of Article 3 of the European Convention of Human Rights and that therefore, no inmate can be placed in an overnight room with spaces of less than 3 square metres.
The Institutions present on the national territory can ensure a space of not less than 3 square metres per head for each inmate; it is not possible to drop below this figure thanks to the use of applications that check the detention places daily.
This circumstance, together with the opening of the rooms for a time of not less than 8 hours per day (subject to order and security reasons and in that case, however, within the limits provided for by Article 10 of Prison Rules), and with all the other requirements already guaranteed being fulfilled (such as access to sanitary facilities, outdoor air permanence for 4 hours every day, as well as access to health care, the presence of hearing) makes sure that the detention conditions are compliant with in force provisions.
§ 4. As to suicides in prison it has always been a strongly focused and debated issue with improvement scenarios of interventions aimed at adopting appropriate organizational measures. The Administration is constantly monitoring the presence of local and regional schemes for preventing suicides by consulting the computerized application 12 “ healthcare facilities in the Detention Institutions” the Administration has available and nourished by the Penitentiary Head Offices themselves. Furthermore, the Work Group for the prevention of suicides of inmates, established by the Head of the Department during the month of March 2023 and renewed in 2024, in addition to representatives of this Administration, provides for the participation of experts from the National Order Council of Psychologists. This team has the task to find strategies useful to improve the interventions to be implemented in prison settings. This Department also requested the involvement of the National Bar Council and the General Inspector of Prison Chaplains, to obtain useful elements to prevent suicides.
Having considered the sensitivity and the necessary multi-disciplinary nature of the topic a Technical Table was established. These initiatives were included in the latest Department recommendation n. 0062846 of 12 February 2024, having as its subject matter “ suicide phenomenon - prevention actions in prison settings”.
Psychological distress of inmates requires constant attention and instructs the action of the entire Prison Administration to brainstorm and spend the energies and resources available to find any possible synergy with health authorities to ensure the implementation of the network of psychiatric services in the detention institutions, with an adequate number of healthcare workers to combat this phenomenon as much as possible.
Verder heeft de rechtbank aanvullende informatie ontvangen van 12 mei 2025, afkomstig van het hoofd van de onderzoeksdivisie van Antigone, waaruit blijkt dat deze organisatie in haar berekeningen uitgaat van een eigen definitie van
walking space, die
exclusiefmeubilair en sanitair wordt vastgesteld.
Het standpunt van de raadsman
De opgeëiste persoon wil nog steeds zo snel mogelijk naar Italië gaan en daarom wordt geen standpunt ingenomen ten aanzien van de detentieomstandigheden.
Het standpunt van de officier van justitie
De conclusie van Antigone dat in 27,3 % van de Italiaanse detentiecentra gedetineerden in cellen verblijven waar zij minder dan drie m² ruimte hebben, kan niet zonder meer worden overgenomen. Uit aanvullende informatie die op 12 mei 2025 door het hoofd van de onderzoeksdivisie van Antigone is verstrekt, blijkt immers dat Antigone niet de rekenmethode hanteert die als maatstaf geldt in Europa, namelijk drie m²
floorspace,maar zij in hun berekening uitgaan van
walking space. De conclusie dat sprake is van overbevolking (zeker niet een overbevolking van gemiddeld 130%) betekent bovendien niet zonder meer dat gedetineerden daardoor over minder dan drie m² individuele leefruimte beschikken.
Het rapport van Antigone wordt verder niet gesteund door het
European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment(CPT) omdat het bericht van het CPT niet meer is dan een persbericht, waarin aangekondigd wordt dat er besprekingen plaatsvinden over hervormingen naar aanleiding van zorgen over overbevolking. Er ligt geen rapportage aan ten grondslag met concrete informatie waaruit verdere conclusies kunnen worden getrokken.
Daar staat tegenover dat er zijdens de Italiaanse autoriteiten twee brieven zijn verstrekt waarin staat dat kan worden gegarandeerd dat in geen énkele detentie-instelling in Italië een gevangene wordt geplaatst in een cel met minder dan drie m²
personal space. Dus ook niet in de 16 [5] detentiecentra ten aanzien waarvan de rechtbank een algemeen gevaar had aangenomen.
Er zijn dus garanties verstrekt en het vertrouwensbeginsel tussen lidstaten verzet zich ertegen dat hieraan wordt getwijfeld op basis van een rapport dat niet de juiste rekenmethodes hanteert. De antwoorden van de Italiaanse justitiële autoriteiten bevestigen dat de garantie van drie m² actueel is. De initiële vraag van de rechtbank is dan ook beantwoord met de brief van 8 april 2025 [6] , zeker in het licht van de recente bevindingen over de rekenmethode door Antigone.
Indien de rechtbank het bezwaarlijk vindt dat de garanties niet door tussenkomst van de uitvaardigende rechterlijke autoriteit zijn toegezonden, dan zullen de garanties nog via de uitvaardigende rechterlijke autoriteit moeten worden toegezonden.
Het oordeel van de rechtbank
Bij uitspraak van 6 april 2023 [7] heeft de rechtbank geoordeeld dat (nog) voor 10 Italiaanse penitentiaire instellingen in het algemeen een reëel gevaar bestaat dat gedetineerden daar onmenselijk of vernederend worden behandeld. Dit algemene gevaar is in 2019 vastgesteld [8] en zag toen op 16 detentiecentra in Italië waarin naar het oordeel van de rechtbank niet gegarandeerd was dat gedetineerden minimaal drie m²
personal spaceter beschikking hadden. De rechtbank baseerde haar oordeel op gegevens uit het rapport van mei 2019 van de non-gouvernementele organisatie Antigone.
In haar tussenuitspraak van 20 maart 2025 heeft de rechtbank vervolgens geoordeeld dat de tot dan toe door de Italiaanse autoriteiten verstrekte informatie kort gezegd (mede) leek in te houden dat de regelgeving ten aanzien van de detentieomstandigheden in Italië voldoet aan de daarvoor geldende voorwaarden (zoals bepaald door onder andere het Europees Hof voor de Rechten van de Mens). Dat de Italiaanse regelgeving hieraan voldoet, sloot volgens de rechtbank echter niet zonder meer uit dat in de praktijk toch het gevaar bestond dat niet zou kunnen worden voldaan aan die voorwaarden in het licht van recente gegevens van Antigone en het CPT die op serieuze problemen als gevolg van een groeiende overbevolking duiden.
Met de officier van justitie is de rechtbank echter van oordeel dat het eerder vastgestelde algemene gevaar met de in deze zaak verkregen informatie is weggenomen.
Uit de verstrekte informatie blijkt dat door de Italiaanse autoriteiten wordt gegarandeerd dat iedere gedetineerde in Italië zal beschikken over ten minste drie m²
personal space,exclusief sanitaire voorzieningen, maar inclusief meubilair.
De rechtbank ziet niet langer aanleiding om te betwijfelen of deze garantie ook op de praktijk ziet, nu navraag bij Antigone door de officier van justitie heeft uitgewezen dat de berekeningen van deze organisatie uitgaan van drie m² exclusief sanitaire voorzieningen én meubilair. Dit wijkt af van de gebruikelijke, ook door de rechtbank gehanteerde en uit de arresten
Muršić [9] en
Dorobantu [10] voortvloeiende, methode om de
personal spacein een meerpersonencel te berekenen waarover een gedetineerde kan beschikken, namelijk drie m²
personal spaceexclusief sanitaire voorzieningen, maar inclusief meubilair. Een en ander betekent dus dat volgens Antigone een gedetineerde over meer
personal spacemoet beschikken dan uit het Unierecht voortvloeit en dat bijgevolg het eerder aangenomen reële gevaar, achteraf bezien, ten onrechte is gebaseerd op een dergelijke eis.
Verder hebben de Italiaanse autoriteiten gegarandeerd dat gedetineerden minstens acht uren per dag hun cel uit kunnen (behoudens bij wet geregelde orde- en veiligheidsmaatregelen). Tevens hebben zij tot vier uren per dag de mogelijkheid om in de buitenlucht door te brengen.
De voornoemde informatie is afkomstig van het Italiaanse Ministerie van Justitie, maar uit het voorblad bij de informatie blijkt dat de informatie wel in kopie is gezonden aan de uitvaardigende justitiële autoriteit in de onderhavige zaak, namelijk aan de
Procura della Repubblica presso il Tribunale di Verona, waarbij ook het in het EAB onder rubriek
i)genoemde referentienummer 409/2024 SIEP is genoemd. De rechtbank gaat, mede omdat de verstrekte garantie nu niet langer op gespannen voet staat met de gegevens uit het rapport van Antigone, aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij thans beschikt uit van de geboden zekerheid in de verstrekte garantie. [11]
Naar aanleiding van de informatie waarover de rechtbank thans beschikt is zij derhalve van oordeel dat niet alleen het genoemde algemene gevaar voor de opgeëiste persoon is weggenomen, maar dat ook niet langer sprake is van (voldoende) objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens op grond waarvan een algemeen reëel gevaar kan worden aangenomen dat personen die in Italië zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld in verband met detentieomstandigheden in Italiaanse detentiecentra.
Zij acht daartoe mede het volgende redengevend. In de uitspraak van 20 maart 2025 heeft de rechtbank ook de recente berichtgeving van het CPT betrokken ten aanzien van
high-level talkstussen de President van het CPT en de Italiaanse Minister van Justitie op 29 oktober 2024. Deze
high-level talksvinden plaats naar aanleiding van een eerder uitgebracht rapport (in dit geval het rapport dat door het CPT is uitgebracht naar aanleiding van het bezoek dat plaatsvond van 28 maart tot 8 april 2022). Het CPT zegt hieromtrent het volgende op de website [12] :
In order to ensure the implementation of its recommendations, the CPT engages in a confidential dialogue with the state concerned which may take the form of an exchange of letters or high-level talks/meetings.
Hieruit volgt dat de
high-level talkseen uitvloeisel waren van de rapportage die naar aanleiding van het bezoek in 2022 is opgemaakt. Daarom vat de rechtbank het bericht dat op 29 oktober 2024
high-level talkshebben plaatsgevonden, op zichzelf niet op als zou er sprake zijn van informatie waaruit blijkt dat de situatie in Italiaanse detentiecentra (ernstig) is verslechterd sinds het bezoek in 2022. Dit wordt onderbouwd door het gegeven dat het CPT na haar bezoek in 2022 geen aanleiding heeft gezien voor een
ad hoc visit [13] en zich evenmin genoodzaakt heeft gezien om een
public statementuit te vaardigen.
Het vorenstaande leidt de rechtbank tot de conclusie dat van de kant van het CPT geen sprake is van actuele (‘naar behoren bijgewerkte’) gegevens waaruit blijkt dat sinds het laatste bezoek
de situatie in Italiaanse detentiecentra als gevolg van overbevolking (ernstig) is verslechterd.
In de tussenuitspraak van 20 maart 2025 is verder aandacht besteed aan de in het rapport van Antigone van oktober 2024 genoemde (gevolgen van) overbevolking in Italiaanse detentiecentra. In dat verband benoemt Antigone een aantal gevolgen met als (extreem) uitvloeisel het stijgende aantal zelfmoorden in de detentiecentra.
Hierover heeft het Italiaanse Ministerie van Justitie in de antwoorden van 9 april 2025 (kort gezegd) meegedeeld dat
  • de autoriteiten nadrukkelijke aandacht voor dit onderwerp hebben en dat dit veelvuldig wordt besproken in het kader van het nemen van passende maatregelen om zelfmoorden in detentiecentra te voorkomen;
  • in maart 2023 om die reden een ‘
  • de door die werkgroep genomen initiatieven zijn vastgelegd in een
  • psychisch leed van gedetineerden de voortdurende aandacht en actie binnen detentiecentra vereist om te kunnen verzekeren dat zelfmoorden binnen detentiecentra zo veel mogelijk worden voorkomen.
In hoeverre de oplopende overbevolking daadwerkelijk (mede) de oorzaak is voor de stijging van het aantal zelfmoorden, kan de rechtbank op basis van het rapport van Antigone niet vaststellen. Daarbij blijkt uit het antwoord van het Italiaanse Ministerie van Justitie dat dit onderwerp de aandacht van de autoriteiten heeft en dat er actie wordt ondernomen om zelfmoorden in detentiecentra te voorkomen.
Wat betreft de overige gevolgen van overbevolking is de rechtbank van oordeel dat deze thans, hoe zorgelijk ook, op zichzelf noch tezamen met de overige thans bekende gegevens toereikend zijn om een algemeen risico aan te nemen.
De detentieomstandigheden staan dan ook niet aan overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 47, 300 en 312 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Procura della Repubblica presso il Tribunale ordinario di Veronain Italië voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. H.H.J. Zevenhuijzen en E. Biçer, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. Y.M.E. Jurgens en F.K. Verbruggen, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 27 mei 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
4.https://www.antigone.it/upload/Le_carceri_scoppiano_EN.pdf
5.De rechtbank begrijpt ‘10’ penitentiaire instellingen gelet op haar uitspraak van 6 april 2023 (ECLI:NL:RBAMS:2023:3457).
6.De rechtbank begrijpt: 9 april 2025. De vertaling is gedateerd op 8 april 2025.
8.Rechtbank Amsterdam, 24 december 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:10053.
9.EHRM (Grote Kamer) 20 oktober 2016, 7334/13 (Muršić/Kroatië), § 110 en § 114.
10.Hof van Justitie van de Europese Unie, 15 oktober 2019, C-128/18, ECLI:EU:C:2019:857, punt 85.
11.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.
13.De