3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft bepleit dat de overlevering op grond van artikel 12 OLW moet worden geweigerd. Voor het proces in hoger beroep, dat aan artikel 12 OLW moet worden getoetst, is niet voldaan aan de uitzonderingen onder artikel 12, onder a tot en met c, OLW. De gegeven verzetgarantie is niet onvoorwaardelijk. De raadsvrouw verwijst hiertoe naar de uitspraak van deze rechtbank met nummer ECLI:NL:RBAMS:2023:8479. Daarnaast kan aan de opgeëiste persoon niet worden verweten dat hij niet op de hoogte was van de strafrechtelijke procedure. Hij woont al jaren in Nederland en heeft dit bij de Bulgaarse autoriteiten ook aangegeven. Verder heeft de Bulgaarse politie de opgeëiste persoon gegarandeerd dat geen vervolging meer zal plaatsvinden. Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank kan afzien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW aangezien de opgeëiste persoon een adresinstructie heeft ontvangen die ook voor het hoger beroep gold. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is dan ook niet van toepassing.
Oordeel van de rechtbank
Uit de aanvullende informatie van 30 april 2025 van de uitvaardigende justitiële autoriteit blijkt het volgende:
“
5. The judgement of the Gorna Oryahovitsa District Court was appealed, and appeal proceedings were held before the Veliko Tarnovo Regional Court.
(…)
7. The first-instance judgment was upheld by Decision No. 164/16.10.2024 under appeal criminal case No. 356/2024 of the Veliko Tarnovo Regional Court.
(…)
9. Yes, within the appeal proceedings, the court had the authority to carry out a full reassessment of both guilt and the penalty imposed. The judgment of the appeal court is final, not subject to an ordinary appeal, and it definitively disposed of the case on the merits within the meaning of the judgment in Case C 397/22 of the Court of Justice of the European Union, dated December 21, 2023.
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan.
Nu uit de aanvullende informatie van 30 april 2025 blijkt dat de zaak definitief is afgedaan met het arrest van 16 oktober 2024 van
the Veliko Tarnovo Regional Courten hiertegen geen gewoon rechtsmiddel openstaat, zal de rechtbank alleen de procedure in hoger beroep aan artikel 12 OLW toetsen.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
( ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft in de aanvullende informatie van 30 april 2025 onderdeel d) van het EAB ingevuld met betrekking tot de procedure in hoger beroep. Hierin is vermeld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was bij de procedure die tot de beslissing in hoger beroep heeft geleid. Voorts is onderdeel 3.4 aangekruist waarin het volgende is vermeld:
“
3.4 the person was not personally served with the decision, but
-
the person will be personally served with this decision without delay after the surrender; and
-
when served with the decision, the person will be expressly informed of his or her right to a retrial or appeal, in which he or she has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined, and which may lead to the original decision being reversed; and
-
the person will be informed of the timeframe within which he or she has to request a retrial or appeal, which will be 180 days.”
De rechtbank ziet aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Op grond van de aanvullende informatie van 30 april 2025 kan naar het oordeel van de rechtbank worden aangenomen dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de feiten waarvan hij werd verdacht, alsmede van de omstandigheid dat er een strafrechtelijke procedure tegen hem liep. De opgeëiste persoon is namelijk blijkens die aanvullende informatie door de Bulgaarse politie verhoord in verband met de feiten die aan het EAB ten grondslag liggen. Gedurende het vooronderzoek heeft de opgeëiste persoon een adresinstructie ontvangen, waarin hem is meegedeeld dat het hem niet was toegestaan zijn opgegeven verblijfadres te veranderen of te verlaten, zonder de Bulgaarse autoriteiten hierover te informeren. Deze adresinstructie geldt voor het gehele proces, waaronder ook het proces in hoger beroep, iets waarvan de opgeëiste persoon op de hoogte is gesteld tijdens het vooronderzoek. De opgeëiste persoon heeft zijn adres verlaten zonder de Bulgaarse autoriteiten hiervan op de hoogte te stellen. Alle oproepingen zijn naar het door de opgeëiste persoon opgegeven adres gestuurd.
Naar het oordeel van de rechtbank had de opgeëiste persoon in de gegeven omstandigheden er rekening mee moeten houden dat officiële correspondentie omtrent de strafzaak zou worden verzonden naar het door hem opgegeven adres. Dat is ook gebeurd. Wanneer deze oproepingen hem vervolgens niet bereiken, is dit aan hemzelf te wijten nu hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Overlevering leidt om die reden niet tot een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.