5.2Poolse detentieomstandigheden
De rechtbank heeft eerder geoordeelddat sprake is van een algemeen reëel gevaar van
schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen
terechtkomen. Het kernpunt is dat in het
remand regimeslechts 3 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal 23 uren per dag op zijn cel doorbrengt. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de opgeëiste persoon contact met de buitenwereld kan bewerkstelligen een bijkomende verzwarende omstandigheid.
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar voor schending van de grondrechten voor gedetineerden die terechtkomen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Teneinde te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de omstandigheden in het
remand regimein Polen waar hij zal worden gedetineerd.
Op vragen hieromtrent van de Officier van Justitie heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brief van 2 april 2025 voor zover relevant, als volgt beantwoord:
“Further to the letter dated 31 March 2025 please note that the Circuit Court in Kalisz does not have knowledge in which penitentiary [opgeëiste persoon] will be held upon the transfer.
(…)
Please note that pursuant to art.110 §2 of the Executive Penal Code, the area of a prison cell per prisoner amounts to not less than 3 m2.
(…)
According to Article 112 § 1 of the Executive Penal Code, a convicted person is entitled to necessary rest for health, including, in particular, the right to at least one hour outdoor exercise.”
Ter zitting van 16 april 2025 heeft de rechtbank – in overeenstemming met het standpunt van de officier van justitie en de raadsman - , geoordeeld dat het vastgestelde reële gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon wegens de detentieomstandigheden in het Poolse
remand regimeniet is weggenomen door de verstrekte aanvullende informatie en vastgesteld dat er voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan.
Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW heeft de rechtbank de beslissing over de overlevering aangehouden en een redelijke termijn vastgesteld van dertig dagen.
Op 9 mei 2025 is de volgende, voor zover hier relevant, aanvullende informatie ontvangen van de Poolse uitvaardigende justitiële autoriteit.
“
The inmate indicated in the letter, remaining at the disposal of the Regional Court in Kalisz, will most likely stay in the Remand Prison in Ostrów Wlkp.
(…)
The duration of common room classes is 1 hour per week.
(…)
The inmates are also outside the residential cell when taking walks (one hour per day) and when carrying out visits and telephone calls (as ordered by the disposing authority).
(…)
In view of the above-mentioned circumstances, it should be noted that the use of any
proposed and available forms of activity is voluntary and not compulsory. With this in
mind, it is not possible to indicate the exact number of hours a detainee will spend
outside his cell per day, due to a number of conditions of an individual nature and the
need to ensure the proper conduct of criminal proceedings. However, it should be
considered that this time will vary between one hour per day (walking; unless the
detainee waives this entitlement) and several hours per day, depending on the day of
the week, the situation relating to the internal order established in the detention center,
the individual needs of each detainee, his legal situation or state of health, and the
activity of the detainee himself..”
Naar aanleiding van een door het Internationale Rechtshulp Centrum (IRC) gestelde aanvullende vraag, is op 15 mei 2025, voor zover hier relevant, de volgende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit ontvangen.
“With reference to the previous correspondence in the case file reference III Kop 7/25 and subsequent questions sent by the Court in Amsterdam, I would like to inform you that detailed information regarding the possibility of participation of a person temporarily detained in activities outside the residential cell was presented in the letter dated 9 May 2025.
(…)
In the indicated penitentiary unit, temporarily arrested persons may participate in after-school activities (…) The duration of after-school activities is 1 hour per week.
(…)
Prisoners also stay outside their cells when taking walks (one hour per day).
(…)
With this in mind, indicating the exact number of hours that an inmate will spend outside of his cell during the day is not possible due to a number of individual conditions and the need to ensure the proper course of criminal proceedings. However, it should be recognized that this time will vary from one hour a day (walking; unless the detainee waives this entitlement) to several hours a day, depending on the day of the week, the situation in relation to the internal order of detention, the individual needs of the detainees, their legal situation or state of health, and the activities of the detainee himself.”
Standpunten van de officier van justitie en de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat geen wijziging van de omstandigheden zoals bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW heeft plaatsgevonden. De raadsman heeft daarom de rechtbank verzocht geen gevolg te gegeven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren. De officier van justitie heeft zich – kort gezegd – aangesloten bij het standpunt van de raadsman.
Het oordeel van de rechtbank
Met raadsman en de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat voornoemde aanvullende informatie niet heeft geleid tot een wijziging in de omstandigheden als bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW. Door de uitvaardigende justitiële autoriteit zijn geen gegevens verstrekt op basis waarvan de rechtbank tot de conclusie kan komen dat de opgeëiste persoon tenminste twee uur per dag buiten zijn cel kan verblijven. Het eerder vastgestelde individuele reële gevaar voor de opgeëiste persoon is dan ook niet weggenomen.
De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, OLW en zal de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering.