ECLI:NL:RBAMS:2025:3815

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juni 2025
Publicatiedatum
5 juni 2025
Zaaknummer
13-369320-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering toegestaan op basis van Europees aanhoudingsbevel, geen schending van grondrechten in Italiaanse detentieomstandigheden

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 juni 2025 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Procura Generale della Repubblica presso la Corte di Appello di Torino in Italië. De opgeëiste persoon, geboren in Roemenië en gedetineerd in Nederland, werd op 4 februari 2025 voor het eerst gehoord. Gedurende de procedure zijn er meerdere zittingen geweest, waarbij de rechtbank de beslistermijn herhaaldelijk heeft verlengd om meer informatie te verkrijgen over de detentieomstandigheden in Italië. De rechtbank heeft op 20 maart 2025 een tussenuitspraak gedaan, waarin zij de detentieomstandigheden in Italië heeft onderzocht en vragen heeft gesteld aan de Italiaanse autoriteiten. Op basis van de ontvangen antwoorden heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten bestaat. De rechtbank heeft de overlevering van de opgeëiste persoon toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet (OLW) en er geen weigeringsgronden zijn. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-369320-24
Datum uitspraak: 10 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 7 januari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 november 2024 door
Procura Generale della Repubblica presso la Corte di Appello di Torinoin Italië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1985,
zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 4 februari 2025
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 4 februari 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman mr. L.J. Woltring, advocaat te Haarlem en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Het onderzoek ter zitting is voor onbepaalde tijd geschorst, om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen de in het proces-verbaal geformuleerde vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit voor te leggen.
Zitting van 6 maart 2025
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 6 maart 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat in Haarlem en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW.
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak van 20 maart 2025 [3]
De rechtbank heeft op 26 maart 2025 een tussenuitspraak gewezen, waarbij het onderzoek ter zitting is heropend en voor onbepaalde tijd is geschorst vanwege onderzoek naar de detentieomstandigheden in Italië.
De rechtbank heeft de beslistermijn met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting van 23 april 2025
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 23 april 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat in Haarlem en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vierde en vijfde lid, OLW, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Het onderzoek ter zitting is voor bepaalde tijd geschorst, omdat de in de tussenuitspraak van 20 maart 2025 geformuleerde vragen nog niet door de uitvaardigende justitiële autoriteit waren beantwoord.
Zitting van 27 mei 2025
De behandeling van het EAB is voortgezet – met instemming in gewijzigde samenstelling – op de zitting van 27 mei 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. L.J. Woltring, advocaat in Haarlem en door een tolk in de Roemeense taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de OLW uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd op grond van artikel 22, vierde en vijfde lid, OLW, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon (opnieuw) verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft.

3.De tussenuitspraak van 20 maart 2025

De rechtbank verwijst naar haar tussenuitspraak van 26 maart 2025. [4] Hierin heeft de rechtbank reeds geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB (rubriek 3), de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW (rubriek 4) en de dubbele strafbaarheid van het in het in EAB vermelde feit (rubriek 5). Deze overwegingen dienen als hier ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: detentieomstandigheden in Italië

Inleiding
De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar paragraaf 5 van de tussenuitspraak van 26 maart 2025. De overwegingen in deze rubriek dienen als hier ingelast te worden beschouwd.
Op 23 mei 2025 heeft de rechtbank antwoorden op de in de tussenuitspraak geformuleerde vragen ontvangen, afkomstig van de
Director Generalvan de
Department of prisons administration, General directorate of inmates and treatmentvan het Ministerie van Justitie in Italië.
Het standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat de overlevering dient te worden geweigerd (de rechtbank begrijpt: geen gevolg geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren). In de antwoorden van de Italiaanse autoriteiten staat namelijk vermeld dat is gegarandeerd dat een gevangene minimaal 3 m2 persoonlijke ruimte in een cel heeft, omdat gebruik wordt gemaakt van ‘
applications’ die de persoonlijke ruimte dagelijks meten. Uit het gegeven dat de persoonlijke ruimte dagelijks wordt gemeten, volgt dat het ook mogelijk is dat een gevangene minder dan 3 m2 aan persoonlijke ruimte tot zijn beschikking heeft.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht om aan te sluiten bij haar uitspraak in een andere zaak van 27 mei 2025, [5] waarin is geoordeeld dat niet langer sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van grondrechten ten aanzien van de detentieomstandigheden in Italië.
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat de vragen die in de zaak van de opgeëiste persoon aan de uitvaardigende justitiële autoriteit zijn voorgelegd, ook in andere Italiaanse overleveringszaken zijn gesteld. In een van deze zaken heeft de rechtbank op 27 mei 2025 uitspraak gedaan. In deze uitspraak heeft de rechtbank geoordeeld dat, gelet op de antwoorden van de uitvaardigende justitiële autoriteit in deze zaak, niet langer sprake is van (voldoende) objectieve, betrouwbare, nauwkeurige en naar behoren bijgewerkte gegevens op grond waarvan een algemeen reëel gevaar kan worden aangenomen dat personen die in Italië zijn gedetineerd onmenselijk of vernederend worden behandeld in verband met detentieomstandigheden in Italiaanse detentie-instellingen. [6]
De rechtbank is van oordeel dat het verweer van de raadsman op basis van de in de zaak van de opgeëiste persoon ontvangen antwoorden geen aanleiding vormt om op het in de uitspraak van 27 mei 2025 vervatte oordeel terug te komen. Het antwoord van de uitvaardigende justitiële autoriteit behoeft daarom geen verdere bespreking, het verweer van de raadsman wordt verworpen en artikel 11 OLW staat niet aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 273f Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

7.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Procura Generale della Repubblica presso la Corte di Appello di Torinoin Italië voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. J.P.W. Helmonds, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en M.C. Danel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Rb. Amsterdam 20 maart 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:1882.
4.Rb. Amsterdam 20 maart 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:1882.
5.Rb. Amsterdam 27 mei 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:3475.
6.Rb. Amsterdam 27 mei 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:3475.