ECLI:NL:RBAMS:2025:3972

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 juni 2025
Publicatiedatum
12 juni 2025
Zaaknummer
11608525 \ CV EXPL 25-4775
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Loonvordering en transitievergoeding in arbeidszaak tussen werknemer en werkgever

In deze zaak vordert de eiser, een werknemer, achterstallig loon en een transitievergoeding van zijn werkgever, Breadz B.V. De werknemer is op 9 mei 2022 in dienst getreden als bakker III op basis van een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd. De arbeidsovereenkomst is verlengd en eindigde op 14 oktober 2024. De werknemer stelt dat Breadz geen cao-loonsverhogingen heeft doorgevoerd en dat er meerdere toeslagen en een cao-uitkering niet zijn betaald. Breadz erkent de vorderingen, maar stelt dat er onderling afspraken zijn gemaakt over de betaling van een deel van het verschuldigde salaris. De kantonrechter oordeelt dat het verweer van Breadz niet slaagt en wijst de vorderingen van de werknemer toe, met inachtneming van reeds betaalde bedragen. De kantonrechter kent een loonvordering van € 9.887,18 bruto toe, evenals een transitievergoeding van € 2.683,48 bruto. De wettelijke verhoging wordt gematigd tot 10% en de wettelijke rente wordt toegewezen vanaf de datum van dagvaarding. De proceskosten worden aan de zijde van de werknemer begroot op € 1.785,93.

Uitspraak

RECHTBANKAMSTERDAM
Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11608525 \ CV EXPL 25-4775
Vonnis van 5 juni 2025
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser] ,
gemachtigde: mr. D. Jonkers,
tegen
BREADZ B.V.,
gevestigd te Diemen,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Breadz,
vertegenwoordigd door: [gemachtigde] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 5 maart 2025, met producties,
- het proces-verbaal van mondeling antwoord,
- het instructievonnis van 10 april 2025,
- de dagbepaling van de mondelinge behandeling.
1.2.
Op 9 mei 2025 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. [eiser] is verschenen en bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens Breadz is de heer [gemachtigde] (bestuurder) verschenen.
1.3.
Beide partijen hebben tijdens de zitting een recente specificatie van de door Breadz verrichtte betalingen overgelegd. Partijen zijn gehoord en hebben vragen van de kantonrechter beantwoord. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken. Ten slotte is bepaald dat er een vonnis zal worden uitgesproken.

2.De kern

2.1.
[eiser] is op 9 mei 2022 in dienst getreden bij Breadz als bakker III op basis van een arbeidsovereenkomst van bepaalde tijd voor 38 uur per week. De arbeidsovereenkomst is één keer verlengd en is vervolgens op 14 oktober 2024 geëindigd. De Cao voor het Bakkersbedrijf (hierna: de Cao) is op de arbeidsovereenkomst van toepassing verklaard.
2.2.
[eiser] stelt dat Breadz geen Cao-loonsverhogingen heeft doorgevoerd. Ook stelt [eiser] dat Breadz meerdere toeslagen en een Cao-uitkering niet heeft betaald. [eiser] vordert in deze procedure daarom dat Breadz achterstallig loon over de jaren 2022 tot en met 2024 en de transitievergoeding betaalt, vermeerderd met de wettelijke verhoging en de wettelijke rente.
2.3.
Breadz erkent de vorderingen, maar stelt dat zij onderling nadere afspraken hadden gemaakt.
2.4.
Samengevat is de uitkomst van dit geschil dat het verweer van Breadz, namelijk dat partijen hebben afgesproken dat Breadz slechts een deel van het verschuldigde salaris hoeft te betalen, niet slaagt. De kantonrechter wijst de vorderingen toe en matigt de wettelijke verhoging. De bedragen die Breadz al aan [eiser] heeft betaald worden in mindering gebracht op de toegewezen vordering.

3.De beoordeling

De loonvordering
3.1.
[eiser] vordert dat Breadz wordt veroordeeld tot betaling van niet doorgevoerde loonsverhogingen, vakantietoeslagen, nachttoeslagen en een eenmalige Cao-uitkering. De kantonrechter heeft – zoals ook op de zitting besproken – de vorderingen van [eiser] gehergroepeerd en stelt vervolgens vast dat de loonvordering van [eiser] in totaal € 9.887,18 bruto bedraagt en als volgt is opgebouwd:
loonsverhoging
vakantietoeslag
nachttoeslag
Cao-uitkering
2022
€ 574,30
€ 45,94
€ 43,-
2023
€ 3.322,64
€ 265,87
€ 1.296,48
2024
€ 3.334,53
€ 220,45
€ 783,97
totaal
€ 7.231,47
€ 532,26
€ 2.080,45
€ 43,-
3.2.
Breadz erkent dat zij het loon van [eiser] niet heeft verhoogd, terwijl zij dit op grond van de Cao wel had moeten doen. Ook erkent Breadz dat zij de vakantietoeslag en de eenmalige Cao-uitkering niet aan [eiser] heeft betaald, terwijl dat wel had gemoeten. Hij heeft desondanks gewezen op de financiële situatie van Breadz.
3.3.
Breadz erkent verder dat haar werknemers op grond van de Cao recht hebben op een nachttoeslag over de uren die zij vóór 6:00 uur werken. De vertegenwoordiger van Breadz heeft op de zitting gesteld dat het niet nodig was dat [eiser] zo vroeg zou moeten werken, maar hij heeft niet betwist dat de andere bestuurder van Breadz [eiser] had opgedragen om soms te werken tussen 5:00 uur en 6:00 uur. Dat [eiser] zelf verzocht heeft om soms vóór 6:00 uur te beginnen met werken – zoals Breadz verder stelt, maar [eiser] betwist –, is hierbij evenmin relevant voor de verplichting om de nachttoeslag te betalen als dan is gewerkt.
3.4.
Aangezien Breadz de loonvordering erkent en de hoogte van de gevorderde – en onder 3.2. uiteengezette – bedragen niet heeft betwist, zal de loonvordering worden toegewezen zoals gevorderd. Dat betekent dat Breadz zal worden veroordeeld tot betaling van de loonvordering ter hoogte van € 9.887,18 bruto. De wettelijke rente over de loonvordering wordt zoals gevorderd toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
De transitievergoeding
3.5.
[eiser] vordert dat Breadz de transitievergoeding van € 2.683,48 bruto betaalt. [eiser] stelt daartoe dat Breadz op 11 september 2024 heeft aangezegd dat de arbeidsovereenkomst niet verlengd zou worden. Nu Breadz initiatief heeft genomen om de arbeidsovereenkomst niet te verlengen is Breadz de transitievergoeding verschuldigd, zo stelt [eiser] .
3.6.
Breadz betwist dat zij de transitievergoeding verschuldigd is aangezien [eiser] volgens Breadz een voorstel tot verlenging van de arbeidsovereenkomst heeft geweigerd. Breadz heeft ter zitting verklaard dat zij desondanks bereid is om de gevorderde transitievergoeding van € 2.683,48 te betalen, zodat hier in het midden kan blijven of Breadz de transitievergoeding verschuldigd is.
3.7.
De kantonrechter is wel gehouden om de hoogte van de transitievergoeding ambtshalve te toetsen. [1] [eiser] stelt dat het loon dat hij laatstelijk had moeten verdienen
€ 3.050,40 bruto bedraagt. [2] Dat is niet door Breadz betwist en blijkt ook uit de stukken. Uitgaande van voornoemd bruto maandloon met een vakantietoeslag van 8% en gelet op de duur van het dienstverband zal de kantonrechter de gevorderde transitievergoeding van € 2.683,48 bruto toewijzen. De wettelijke rente over de loonvordering wordt zoals gevorderd toegewezen vanaf de datum van dagvaarding.
De betaalde bedragen worden in mindering gebracht
3.8.
Vast staat dat Breadz voorafgaand aan de zitting ten aanzien van de loonvordering en de transitievergoeding meerdere bedragen aan [eiser] heeft betaald. Partijen hebben beiden tijdens de zitting een overzicht overgelegd van die betalingen. De betalingsoverzichten komen in overwegende mate overeen, maar verschillen in die zin dat Breadz over de laatste vier betalingen ten aanzien van de loonvordering stelt steeds € 0,36 meer te hebben betaald. Breadz heeft ter zitting aangegeven dat zij dit verschil verwaarloosbaar acht zodat uit zal worden gegaan van het betalingsoverzicht dat [eiser] heeft overgelegd.
3.9.
Uit dat betalingsoverzicht van [eiser] blijkt dat Breadz ten aanzien van de loonvordering € 4.430,36 netto en ten aanzien van de transitievergoeding € 1.585,67 netto aan [eiser] heeft betaald. Deze – netto – bedragen moeten in mindering gebracht worden op de toe te wijzen vorderingen, weergegeven in bruto-bedragen.
Wettelijke verhoging
3.10.
[eiser] vordert de maximale wettelijke verhoging over de gevorderde bedragen. De kantonrechter begrijpt dat [eiser] met ‘de gevorderde bedragen’ zowel de loonsverhogingen, de Cao-uitkering en de toeslagen als de transitievergoeding bedoelt. Aangezien Breadz de loonsverhogingen, de Cao-uitkering en de toeslagen niet (tijdig) heeft betaald moet zij op grond van de wet de wettelijke verhoging betalen. De kantonrechter zal daarom de wettelijke verhoging toewijzen over de loonvordering.
3.11.
De kantonrechter ziet aanleiding om de wettelijke verhoging te matigen. [eiser] heeft niet weersproken dat de reden voor het niet betalen van het hele loon is gelegen in financiële problemen van Breadz. Verder heeft [eiser] steeds tijdig het merendeel van zijn maandloon gekregen. Met het oog daarop matigt de kantonrechter de wettelijke verhoging tot 10%.
3.12.
Breadz hoeft over de transitievergoeding niet de wettelijke verhoging te betalen. De transitievergoeding is immers bedoeld als compensatie voor het ontslag van een werknemer en om de overgang naar ander werk te vergemakkelijken en kwalificeert daarom niet als ‘in geld vastgesteld loon’ in de zin van artikel 7:625 BW. Die vordering zal dan ook worden afgewezen.
Geen gedeeltelijk kwijtschelding
3.13.
Breadz stelt dat partijen hebben afgesproken dat Breadz met betrekking tot de loonvordering en de transitievergoeding slechts een bedrag van € 5.500,- netto aan [eiser] hoeft te betalen. Het overige zou volgens Breadz, behoudens een mogelijk tekort in verband met de bruto-netto berekening, worden kwijtgescholden. [eiser] betwist dat die afspraak is gemaakt.
3.14.
Naar het oordeel van de kantonrechter kan in het midden blijven of partijen hebben afgesproken dat een gedeelte van de vordering kwijtgescholden zou worden. Gezien de zwakkere positie die [eiser] als werknemer heeft tegenover Breadz als werkgever, kan Breadz zich immers niet beroepen op een eventueel tussen partijen ten nadele van [eiser] gemaakte afspraak. De door Breadz gestelde betalingsafspraak kan [eiser] daarom niet worden tegengeworpen.
Betalingsregeling
3.15.
Breadz heeft tijdens de zitting verzocht om de vorderingen in termijnen te betalen. De kantonrechter is echter niet bevoegd om een betalingsregeling op te leggen. Dit betekent dat als Breadz de vordering graag in termijnen wil betalen, partijen daar onderling afspraken over zullen moeten maken.
Breadz moet de proceskosten betalen
3.16.
Breadz is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op € 1.785,93 en bestaan uit de kosten van de dagvaarding (€ 147,42), het griffierecht (€ 732,-), het salaris van de gemachtigde (2 punten x € 406,-) en de nakosten (€ 67,50).

4.De beslissing

De kantonrechter
4.1.
veroordeelt Breadz om aan [eiser] te betalen
a. € 9.887,18
brutominus € 4.430,36
nettoaan loonsverhogingen over de jaren 2022 tot en met 2024, vakantietoeslag over de jaren 2022 tot en met 2024, eenmalige cao-uitkering over het jaar 2022 en nachttoeslag over de jaren 2023 en 2024,
b. € 2.683,48
brutominus € 1.585,67
nettoaan transitievergoeding,
4.2.
veroordeelt Breadz tot betaling van 10% wettelijke verhoging als bedoeld in artikel 7:625 BW over het onder 4.1 sub a toegewezen bedrag,
4.3.
veroordeelt Breadz tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de onder 4.1 sub a en b toegewezen bedragen vanaf de datum van de dagvaarding tot de dag van volledige betaling,
4.4.
veroordeelt Breadz in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] begroot op € 1.758,92, eventueel te vermeerderen met de kosten van betekening, te betalen binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis,
4.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
4.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.J. Otten, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier op 5 juni 2025.
64183

Voetnoten

1.Hoge Raad 7 maart 2025, ECLI:NL:HR:2025:365.
2.Productie 4 bij dagvaarding.