ECLI:NL:RBAMS:2025:4027

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 mei 2025
Publicatiedatum
16 juni 2025
Zaaknummer
11631438 WM VERZ 25-3584
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opeenstapeling van sancties bij verkeersgedragingen in Amsterdam

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 27 mei 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen administratieve sancties opgelegd aan betrokkene wegens verkeersgedragingen. Betrokkene had zich schuldig gemaakt aan het negeren van een geslotenverklaring op de Sloterweg in Amsterdam, wat resulteerde in twee boetes. De gemachtigde van betrokkene, Appjection B.V., stelde dat de bebording ter plaatse onduidelijk was en dat de gemeente Amsterdam had erkend dat er behoefte was aan verduidelijking van de verkeerssituatie. De kantonrechter oordeelde echter dat de bebording voldeed aan de wet- en regelgeving en dat de overtredingen correct waren vastgesteld. De rechter verklaarde het beroep ongegrond, omdat betrokkene de mogelijkheid had om zijn gedrag aan te passen na ontvangst van de eerste sanctie. De kantonrechter weigerde ook de verzoeken om proceskostenvergoeding, aangezien betrokkene volledig in het ongelijk werd gesteld. De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke verkeersborden en de toepassing van het boetebeleid door de gemeente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. J.H.J. Evers
zaaknummers: 11631438 WM VERZ 25-3584
11631442 WM VERZ 25-3585
beslissing van: 27 mei 2025
func.: 58217
Beslissing van de kantonrechter van 27 mei 2025 inzake de beroepen ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[betrokkene]

[adres]
verder: betrokkene
Namens wie beroep is ingesteld door:
Appjection B.V.
mr. M. Lagas
verder: gemachtigde
welke beroepen zijn ingesteld bij verzoekschriften, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 17 september 2024 en is gericht tegen de beslissingen van 13 augustus 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene, geboren te [geboorteplaats] , Egypte op [geboortedatum] 1992.

CJIB-nummer: [nummer 1] en [nummer 2]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikkingen van 27 december 2023 en 11 januari 2024 (verder: de inleidende beschikkingen) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. De gemachtigde heeft tegen de inleidende beschikkingen beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft die beroepen - na gemachtigde telefonisch te hebben gehoord - ongegrond verklaard. Tegen die beslissingen heeft de gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaken betrekking hebbende gegevens overgelegd. De beroepen zijn behandeld op de openbare zitting van 8 mei 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Namens gemachtigde zijn de heer [naam 1] en de heer [naam 2] ter zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van de beroepschriften. Verweerder heeft geconcludeerd dat de beroepen ongegrond zijn.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikkingen wegens twee verkeersgedraging administratieve sancties opgelegd ingevolge de Wahv. Betrokkene wordt verweten een weg te hebben gebruikt in strijd met een geslotenverklaring voor alle motorvoertuigen (bord C12). De gedragingen zijn geconstateerd op 15 december 2023 om 14:20 uur en op 28 december 2023 om 09:38 uur op de Sloterweg (west) te Amsterdam.
2. De beroepen zijn tijdig ingesteld.
3. Het volgende wordt overwogen.

Bebording

4. Gemachtigde voert – kort weergegeven - aan dat de geslotenverklaring op de Sloterweg geldt vanaf 1 juli 2023, en dat de gemeente na onderzoek heeft besloten om vanaf 11 oktober 2024 extra verkeersborden te plaatsen. Het lijkt er dus op dat de gemeente van mening is dat de situatie ter plaatse behoefte had aan verduidelijking. Gemachtigde stelt dat alle sancties vóór 11 oktober 2024 vernietigd dan wel gematigd naar nihil dient te worden, nu de gemeente in principe toegeeft dat de bebording ter plaatse ten tijde van de pleegdatum onduidelijk was. Er zijn twee rechtbanken die al een beslissing hebben genomen in soortgelijke zaken, gemachtigde verwijst naar de uitspraken van de rechtbank Noord-Holland met nummer 11293285 WM VERZ 24-3381 een naar een uitspraak van de rechtbank Zeeland - West-Brabant met nummer ECLI:NL:RBZWB:2024:5262.
5. Ter zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat het bord dat aangeeft dat er cameratoezicht is, bij wijze van service is geplaatst door de gemeente Amsterdam. De bebording voldeed vóór de plaatsing van deze extra borden al aan wet en regelgeving.
6. De kantonrechter stelt vast dat in het dossier schouwrapporten aanwezig zijn. Die schouwrapporten dateren van voor en na de aan betrokkene verweten gedraging. Uit die rapporten blijkt dat de bebording op beide momenten ter plaatse aanwezig was en dat die overeenkomstig de wet en regelgeving was geplaatst. Uit wat de gemachtigde heeft aangevoerd is niet gebleken van een zodanig onduidelijke of uitzonderlijke situatie op deze locatie, dat de bebording ondanks plaatsing overeenkomstig wet en regelgeving tóch onduidelijk is. Het enkel toevoegen van een bord waarbij de verkeersdeelnemers gewezen worden van de aanwezigheid van cameratoezicht, maakt niet dat de bebording onduidelijk is geweest. Deze grond faalt.

Gedraging

7. Uit het zich in het dossier bevindende zaakoverzicht blijkt dat de overtredingen automatisch zijn geconstateerd en op een digitale foto’s zijn vastgelegd. De camera is geplaatst na het bord C12 met onderbord ‘uitgezonderd lijnbussen’. De camera heeft vastgelegd dat het voornoemde voertuig op beide momenten kwam uit de westelijke richting van de Ditlaar en reed in oostelijke richting naar het Wielercircuit. De camera heeft vastgelegd dat de bestuurder van het voertuig het bord C12 negeerde en de geslotenverklaring in reed. De juiste plaatsing van de verkeersborden wordt maandelijks geschouwd door een boa. In het dossier bevinden zich schouwrapporten van de bebording, daterend van voor en na de aan betrokkene verweten gedragingen en hieruit blijkt dat de bebording op die momenten ter plaatse aanwezig was en conform de wet en regelgeving was geplaatst.
8. Betrokkene heeft twee boetes gekregen voor het inrijden van een weg waarvoor een geslotenverklaring geldt. De Sloterweg is aan de westzijde met ingang van 1 juli 2023 afgesloten voor verkeer met uitzondering van lijnbussen. Van 1 juli 2023 tot en met 31 augustus 2023 is door de gemeente een waarschuwingsperiode van kracht. Als in deze periode toch een boete is opgelegd, is een ingesteld beroep gegrond. In de periode van 16 oktober tot en met 1 november heeft er op de Sloterweg een tekstkar gestaan met de mededeling dat vanaf 1 november 2023 de weg niet zou mogen worden ingereden. Dit betrof een andere weg, maar heeft wel tot onduidelijke situatie geleid. Als in deze periode een boete is opgelegd, is een ingesteld beroep gegrond. Boetes die zijn opgelegd voor overtredingen met betrekking tot de geslotenverklaring in andere periodes zijn in beginsel terecht opgelegd en een ingesteld beroep daarover ongegrond. Dit geldt ook voor de beroepen van betrokkene nu de overtredingen zijn geconstateerd op eerdergenoemde data.
Meerdere sancties
9. Verder voert gemachtigde aan dat de opeenstapeling van boetebeleid van de gemeente Amsterdam ook dient te worden toegepast op zaken vóór maart 2024. Uit het Tussenrapportage intelligente toegang Sloterweg en Laan van Vlaanderen, die door gemachtigde aan het beroepschrift is toegevoegd, volgt dat het beleid van de gemeente Amsterdam tussen januari - maart 2024 was dat per dag maximaal één boete per verkeersfilter kon worden opgelegd. Sinds maart 2024 is dat veranderd naar één boete per week per verkeersfilter.
Gemachtigde stelt zich op het standpunt dat het thans geldende, mildere boetebeleid van maximaal één boete per week per verkeersfilter, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid, eveneens van toepassing zou moeten zijn voor de periode van januari tot en met maart 2024. Er is geen objectieve en redelijke rechtvaardiging voorhanden om overtreders in de periode januari - maart 2024 op een significant strengere wijze te beboeten dan verkeersovertreders na maart 2024, voor dezelfde gedragingen. De aard van de overtreding en de werking van de verkeersfilters zijn immers niet wezenlijk veranderd na maart 2024. De omstandigheid dat de gemeente Amsterdam zelf heeft besloten het boetebeleid te versoepelen, duidt naar een intern inzicht dat het aanvankelijke beleid mogelijk als te streng of disproportioneel werd ervaren.
10. Ter zitting is door verweerder aangegeven dat de CVOM per 18 april 2023 is overgegaan van het
Beleidskader Digitale Handhaving Geslotenverklaring en Voetgangersgebieden(hierna: beleidskader) naar het
Beoordelingskader digitale handhaving bij geslotenverklaringen en voetgangersgebieden(hierna: beoordelingskader). Uit het beleidskader volgde de eis dat betrokkene de eerste sanctie ontvangen moest hebben voordat de tweede sanctie kon worden opgelegd. In het beoordelingskader is dit niet meer een vereiste. Dit is in lijn met de uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2017:9608), waaruit volgt dat in een korte tijd meerdere sancties opleggen geen onevenredige cumulatie van sancties is.
11. Het is juist het beleid ten aanzien van het maximale aantal boetes per tijdseenheid is aangepast. Dat maakt niet dat het beleidskader dat gold in de periode januari tot en met maart 2024, waarbij maximaal een boete per dag kon worden opgelegd, onjuist is en geen basis kan vormen voor beboeting. Om een onevenredige opeenstapeling van boetes te voorkomen is de kantonrechter van oordeel dat het niet billijk is dat aan betrokkene een tweede sanctie wordt opgelegd alvorens betrokkene bekend is met de eerste sanctie, indien beide zijn geconstateerd op dezelfde locatie. In dat geval heeft betrokkene namelijk niet de mogelijkheid gehad zijn of haar gedrag aan te passen aan de geldende norm. In het onderhavige geval is de eerste sanctie (zaaknummer 25-3585) op 27 december 2023 aan betrokkene verstuurd. Omdat de tweede gedraging (zaaknummer 25-3584) op 28 december 2023 is geconstateerd - zijnde na het ontvangen van de eerste sanctie - had betrokkene zijn gedrag aan kunnen passen. De kantonrechter ziet geen aanleiding de sanctiebedragen te matigen.
12. Gelet op het voorgaande staat vast dat betrokkene de gedragingen heeft verricht, zodat geen aanleiding is te oordelen dat de sancties ten onrechte aan betrokkene zijn opgelegd. De aangevoerde omstandigheden geven geen aanleiding tot matiging.

Proceskostenvergoeding

13. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. Betrokkene wordt in de onderhavige zaken volledig in het ongelijk gesteld. Voor toekenning van een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

BESLISSING

De kantonrechter:
  • verklaart beide beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om een proceskostenvergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.H.J. Evers, kantonrechter, in aanwezigheid van I.K. van Weelden, griffier, en is in het openbaar uitgesproken.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.