3.4the person was not personally served with the decision, but
- the person will be person personally served with this decision without delay after the surrender,
- when served with the decision, the person will be expressly informed of his right to a retrial or appeal, in which he has the right to participate and which allows the merits of the case, including fresh evidence, to be re-examined and which may lead to the original decision being reversed; and
- the person will be informed of the timeframe within which he has to request a retrial or appeal, which will be 30 days.
In de aanvullende informatie van G. Di Giorgio,
Chief Public Prosecutor at the Juvenile Court of Bolognavan 16 mei 2025 staat:
(…)
The right to a retrial or to an appeal is granted in accordance with the provisions of article 175 of Italian Criminal Procedure Code, which provides, for defendants convicted in absentia, for the right to reinstatement of procedural time limits (‘rimessione in termini’,
relief from time bar) in order to lodge an appeal, unless the defendant had voluntarily waived it or there is evidence that he had had actual knowledge of the ongoing trial. Specifically, paragraph 2-bis of art. 175 c.p.p. states that the request to be relieved from time bars must be lodged within a period of thirty days, running from the day of the surrender in Italy. Therefore, the person convicted ‘at large’ has the right to obtain the renewal of the trial in his presence, remaining reserved to the Italian judge the power to assess the recurrence of the conditions of domestic law for the acceptance of the request.
(…)
Gelet op het bovenstaande voldoet de gegeven verzetgarantie niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW. Immers, in artikel 175 van het Italiaanse Wetboek van Strafvordering staat dat een verdachte hoger beroep of verzet kan in stellen, tenzij hij daadwerkelijk kennis heeft gehad van de procedure of beslissing en hij vrijwillig heeft afgezien van het recht om te verschijnen of een rechtsmiddel aan te wenden. Het is de rechtbank ambtshalve bekend dat hierbij de bewijsplicht op de opgeëiste persoon rust, zodat geenszins vaststaat dat een verzoek tot verzet door de rechter zal worden ingewilligd. Daarmee is op dit moment geen sprake van een onvoorwaardelijke verzetgarantie.
De overlevering kan daarom worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit voornoemde aanvullende informatie blijkt het volgende. De opgeëiste persoon moest gedurende zijn voorarrest op grond van een
custody ordervan de Italiaanse onderzoeksrechter verblijven in een
Community Center. Hij is echter op de tweede dag van zijn voorarrest gevlucht en was daarna onvindbaar. De opgeëiste persoon was dus op de hoogte van de verdenking tegen hem, maar heeft zich onttrokken aan de
custody order.
Gelet hierop heeft de opgeëiste persoon kennelijk uit eigen beweging stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces. De enkele stelling van de opgeëiste persoon dat hij vrij was om weg te gaan en niet is gevlucht, is onvoldoende om niet uit te gaan van de verstrekte aanvullende informatie. Overlevering leidt om die reden niet tot een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon.
Vonnis II
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat zich de omstandigheid van artikel 12, sub b, OLW heeft voorgedaan. In het EAB staat dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en dat hij een gemachtigd advocaat had die hem tijdens het proces daadwerkelijk heeft verdedigd. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.
Vonnis III
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat zich de omstandigheid van artikel 12, sub b, OLW heeft voorgedaan. In het EAB staat dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van het voorgenomen proces en dat hij een gemachtigd advocaat had die hem tijdens het proces daadwerkelijk heeft verdedigd. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarom niet van toepassing.