ECLI:NL:RBAMS:2025:4639

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
13/026718-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen gevolg aan Europees aanhoudingsbevel Litouwen wegens schending van grondrechten in detentie

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 juni 2025 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door Litouwen. De officier van justitie had op 5 februari 2025 verzocht om het EAB in behandeling te nemen, maar de rechtbank heeft dit verzoek afgewezen. De opgeëiste persoon, geboren in Litouwen en gedetineerd in Nederland, was niet verschenen tijdens de zittingen, maar werd vertegenwoordigd door zijn raadsman. De rechtbank heeft in eerdere tussenuitspaken vastgesteld dat er een individueel reëel gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon in detentie in Litouwen. Dit oordeel was gebaseerd op informatie over de detentieomstandigheden in Litouwen, waar een algemeen gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling is vastgesteld. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak meerdere keren verlengd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen te stellen aan de Litouwse autoriteiten over de detentieomstandigheden. Ondanks aanvullende informatie van de Litouwse autoriteiten, concludeerde de rechtbank dat er nog steeds geen concrete garanties waren voor de opgeëiste persoon. Daarom heeft de rechtbank besloten geen gevolg te geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in zijn vordering. De rechtbank heeft tevens het bevel tot gevangenhouding opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/026718-25
Datum uitspraak: 24 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 5 februari 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 6 januari 2025 door
the Prosecutor General’s Office of the Republic of Lithuania,Litouwen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Litouwen) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 18 maart 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 maart 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Hij is vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman, mr. M.A.M. Pijnenburg, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 1 april 2025 [3]
Bij tussenuitspraak van 1 april 2025 heeft de rechtbank het onderzoek heropend en geschorst voor onbepaalde tijd om de officier van justitie in de gelegenheid te stellen nadere vragen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit te stellen over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon in Litouwen.
De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen met dertig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 8 mei 2025
De rechtbank heeft – met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling – de behandeling
van het EAB voortgezet op de zitting van 8 mei 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Hij is wederom vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman.
Tussenuitspraak 22 mei 2025 [4]
Bij tussenuitspraak van 22 mei 2025 heeft de rechtbank vastgesteld dat er voor de opgeëiste persoon een individueel reëel gevaar van schending van zijn grondrechten in detentie in Litouwen bestaat. De rechtbank heeft het onderzoek heropend en geschorst, de beslissing over de overlevering aangehouden, een redelijke termijn gesteld en bepaald dat de zaak tijdig na het verlopen van de redelijke termijn weer op zitting wordt gepland.
De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vierde lid, onder c OLW de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen met zestig dagen verlengd, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 24 juni 2025
De rechtbank heeft – met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling – de behandeling
van het EAB voortgezet op de zitting van 24 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen. Hij is opnieuw vertegenwoordigd door zijn gemachtigd raadsman.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Beslissingen in tussenuitspraak van 1 april 2025

De rechtbank heeft in de tussenuitspraak 1 april 2025 al geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB en de dubbele strafbaarheid. Deze oordelen moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden in Litouwen

Inleiding
De rechtbank heeft in de tussenuitspraak van 1 april 2025 overwogen dat in een uitspraak van
12 december 2024 is vastgesteld dat in alle detentie-instellingen in Litouwen een algemeen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. [5] Het algemeen gevaar ziet met name op de informele hiërarchie onder gedetineerden (het kastenstelsel) met geweld tegen en een vernederende behandeling van gedetineerden in de lagere kasten tot gevolg.
In de tussenuitspraak van 22 mei 2025 heeft de rechtbank geoordeeld dat de in deze zaak tot dan toe verstrekte informatie over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon in Litouwen onvoldoende is om het eerder vastgestelde algemene gevaar van schending van grondrechten in detentie in Litouwen voor hem weg te nemen. Daarom heeft de rechtbank vastgesteld dat er voor de opgeëiste persoon een individueel reëel gevaar van schending van zijn grondrechten in detentie in Litouwen bestaat. De rechtbank heeft de beslissing over de overlevering vervolgens aangehouden en een redelijke termijn van 30 dagen gesteld. De uitvaardigende justitiële autoriteit is daarmee in de gelegenheid gesteld - mede tegen de achtergrond van de recente ‘prison standard’ van het CPT ‘Informal prisoner hierarchy’ (CPT/Inf (2025) 12 ) - alsnog informatie te verstrekken die het gevaar op schending van grondrechten in detentie in Litouwen voor de opgeëiste persoon wegneemt. De rechtbank heeft het niet ondenkbaar geacht dat dergelijke informatie zou kunnen worden verstrekt.
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft bij brief van 16 juni 2025 een brief van 2 juni 2025
van the Lithuanian Prison Serviceverstrekt. In die brief staat onder meer het volgende:
“1. According to the procedure for distributing detainees to prisons established by the Prison
Service, detainees who have been ordered to be imprisoned by courts in Vilnius County or who have been surrendered under the EAW are held in Vilnius Prison, and if there are not enough places, they may be held in Kaunas Prison. [opgeëiste persoon] , if surrendered to Lithuania under the EAW, would be placed in Vilnius Prison. Detainees in Vilnius Prison are held in locked cells designed for 2-4 persons.

2. In Lithuanian prisons, there are on average 6 prisoners per staff member working with

prisoners. The previously submitted letter of the Prison Service informs that the ratio of the number of staff to the number of prisoners is 1:6. This ratio is presented as a general average indicating the average number of prisoners per staff member working with prisoners in Lithuanian prisons. We inform you that in Vilnius Prison and Kaunas Prison, there are about 30 prisoners per officer working with prisoners. This applies to all days of the week, at all times of the day. The presented ratio (1:30) does not mean a deterioration in conditions of imprisonment in relation to the ratio (1:6), since the ratio 1:6 includes all specialists (risk assessors, those organizing employment, specialists performing rehabilitation and other functions involving direct work with prisoners) who work with prisoners, while the ratio 1:30 includes only officers who work directly with prisoners on a daily basis and provide resocialization services. The Prison Service, having assessed the CPT's observations made during the visit in 2023, has implemented and continues to continue staff restructuring, redistributing staff functions and authorizing more employees to provide resocialization services to prisoners. Dynamic security is also being introduced, and the staff competencies necessary for the application of this method are being developed. In this way, more and more qualified staff are being included in prison management, who are able to identify the needs of prisoners and the risks they face in a timely manner and act as a team to ensure security in the prison.

3. In all Lithuanian prisons, detainees (convicts) are assessed according to the risk of violence they may face or the potential risk of violence they pose and, taking into account the identified risk, detainees (convicts) are differentiated and accommodated in cells (living areas) in a way that ensures their safety. Detainees (convicts) may be accommodated in groups of 1-2 or up to 4 persons per cell, and if necessary, if necessary to ensure safety, they may be isolated. If [opgeëiste persoon] were surrendered to Lithuania under the EAW, before placing him in a cell, his potential risk of violence would be assessed and he would be placed in a cell where there would be no risk of violent conflicts between him and other detainees in that cell. Prison staff constantly monitor the microclimate among detainees (convicts) and, having identified or received information about a possible risk of violent conflict among detainees (convicts), apply preventive measures to avoid violent conflict, including

the separation of detainees (convicts) between whom violent conflict may arise, the redistribution of detainees (convicts) in cells or isolation.

4. We want to ensure that staff of penal institutions do not tolerate any inappropriate behavior between prisoners. Staff of prison institutions, having noticed any signs of violence, including verbal and psychological violence between detainees or prisoners, must investigate the situation and take action to prevent violent acts. The safety of [opgeëiste persoon] in prison outside the cell, i.e. in common areas, in the yard, will be ensured by:

4.1.
officers working at assigned posts monitoring the microclimate among prisoners, and thus identifying possible preconditions for violent conflicts in a timely manner and taking measures to prevent the conflict before it occurs;
4.2.
monitoring the situation through video cameras installed in most common areas of the
prison;
4.3.
the contact officer directly communicating with [opgeëiste persoon] and providing him with the
necessary assistance. We would like to emphasize that the Lithuanian authorities are responding to the observations made by the European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment and are taking urgent measures to improve the situation. In addition to the above, we provide a link to the report of the Government of the Republic of Lithuania, which outlines our measures: https://www.coe.int/en/web/cpt/-/council-of-europe-anti-torture-committee-
cpt-publishes-the- r esponse-of-the-lithuanian-authorities-to-the-report-on-the-2024-visit .
5. We note that Lithuania is a law-abiding European Union country. The conditions of
imprisonment comply with the requirements of Article 3 of the European Convention for the
Protection of Human Rights and Fundamental Freedoms of 4 November 1950 (hereinafter referred to as the Convention) and with minimum international standards. We assure you that if [opgeëiste persoon] were surrendered to Lithuania under the European Arrest Warrant, he would be imprisoned in accordance with the requirements of Article 3 of the Convention.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman vindt dat de overlevering ontoelaatbaar moet worden verklaard. De informatie in de brief van 2 juni 2025 bevat onvoldoende concrete garanties voor de opgeëiste persoon. Het algemene gevaar van schending van grondrechten in detentie in Litouwen is voor hem dus niet weggenomen. Daarbij komt dat de opgeëiste persoon bekend is in Litouwen als een gedetineerde die zich heeft gekeerd tegen het systeem. De opgeëiste persoon vreest dat hij fysiek letsel zal oplopen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat de brief van 2 juni 2025 geen gewijzigde omstandigheden bevat en heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de brief van 2 juni 2025 geen gewijzigde omstandigheden bevat. Er is nog steeds geen sprake van concrete garanties voor de opgeëiste persoon die het gevaar op schending van grondrechten in detentie in Litouwen voor hem wegnemen.
In de hiervoor geciteerde aanvullende informatie wordt onder punt 3 nadere duiding gegeven aan het verschil tussen de in de brief van 24 februari 2025 genoemde gemiddelde verhouding personeel/gedetineerden (1:6) en de in de brief van 8 april 2025 genoemde verhouding van 1:30 als het gaat om de detentie-instellingen in Vilnius en Kaunas. De rechtbank leidt uit deze nadere duiding af dat de verhouding van 1:6 ziet op al het gespecialiseerde personeel dat zich met gedetineerden bezighoudt, terwijl de verhouding van 1:30 ziet op het personeel dat direct op dagelijkse basis in contact zijn met de gedetineerden. Dit werpt mogelijk nieuw licht op het risico dat gedetineerden lopen te worden blootgesteld aan geweld in de gemeenschappelijke ruimtes, bezien in samenhang met informatie die overigens wordt gegeven over maatregelen die zijn genomen om geweld binnen de instelling te voorkomen. De rechtbank stelt echter vast dat ook de laatste aanvullende informatie geen concrete maatregelen worden genoemd om het risico van een vernederende behandeling in de gemeenschappelijke ruimtes (zie paragraaf 69 CPT-rapport) weg te nemen. In dat verband wordt door de Litouwse autoriteiten verwezen, zo begrijpt de rechtbank, naar de reactie van de regering van Litouwen van 7 oktober 2024 op het CPT-rapport. De rechtbank is bekend met deze reactie, en stelt vast dat ook daarin geen concrete en reeds genomen maatregelen zijn genoemd die het gevaar van de vernederende gevolgen van de informele hiërarchie in detentie-instellingen, in het bijzonder in gemeenschappelijke ruimtes en bij gezamenlijke activiteiten, afdoende wegnemen.
De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

5.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 11 en 28 OLW.

6.Beslissing

GEEFTgeen gevolg aan het EAB;
VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB;
HEFT OPhet bevel tot gevangenhouding.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. M.C. Danel en L. Sanders, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R.R. Eijsten, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 24 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.