ECLI:NL:RBAMS:2025:4648

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 juli 2025
Publicatiedatum
3 juli 2025
Zaaknummer
1318089623
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in Polen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 juli 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De opgeëiste persoon, geboren in 1985 in Polen, was gedetineerd in Nederland en werd beschuldigd van deelname aan een criminele organisatie en andere strafbare feiten. Tijdens de zitting op 18 juni 2025 was de opgeëiste persoon aanwezig, bijgestaan door zijn advocaat, en werd de termijn voor de uitspraak verlengd. De rechtbank heeft de detentieomstandigheden in Polen beoordeeld en vastgesteld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van de grondrechten van gedetineerden in Polen, maar dat er in dit specifieke geval geen individueel gevaar voor de opgeëiste persoon is aangetoond. De rechtbank heeft de garanties van de Poolse autoriteiten in overweging genomen, die bevestigden dat de opgeëiste persoon voldoende persoonlijke ruimte en mogelijkheden voor activiteiten zou hebben na overlevering. Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat het EAB voldoet aan de eisen van de Overleveringswet en dat er geen weigeringsgronden zijn, waardoor de overlevering is toegestaan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-180896-23
Datum uitspraak: 2 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 24 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 20 januari 2023 door
the Piotrków Trybunalski Regional Court, Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] (Polen),
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[adres] ,
nu gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 18 juni 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N. Wijkman, advocaat in Almere, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
Order of the District Court for Łódź-Śródmiescievan 4 juni 2019, referentie: IV Kp 289/19.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]
De raadsvrouw heeft zich ten aanzien van de toelaatbaarheid van de verzochte overlevering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, met dien verstande dat zij de rechtbank heeft verzocht om – indien de overlevering wordt toegestaan – nader in te gaan op het specialiteitsbeginsel en uitdrukkelijk in de uitspraak op te nemen dat de overlevering uitsluitend ziet op de feiten die aan dit EAB ten grondslag liggen. De raadsvrouw heeft in dat verband verwezen naar overgelegde stukken waaruit volgt dat er in Polen nog een andere strafzaak tegen de opgeëiste persoon aanhangig is.
De rechtbank ziet – evenals de officier van justitie – geen reden voor aanvullende overwegingen op dit punt. Als de overlevering wordt toegestaan, zal namelijk in de beslissing van deze uitspraak worden beslist dat overlevering alleen wordt toegestaan voor de feiten vermeld in onderdeel e) van het EAB. De rechtbank ziet, gelet op het vertrouwensbeginsel, geen aanleiding om te veronderstellen dat in Polen het specialiteitsbeginsel Polen niet in acht zou worden genomen.

4.Strafbaarheid

4.1
Feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW
De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het in onderdeel e) van het EAB onder I vermelde strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie.
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.
4.2
Feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten II tot en met V niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, wanneer - kort gezegd - voldaan is aan het vereiste dat op deze feiten naar het recht van de uitvaardigende lidstaat een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste twaalf maanden is gesteld en de feiten ook naar Nederlands recht strafbaar zijn.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten II tot en met V leveren naar Nederlands recht op:
telkens: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.

5.Artikel 11 OLW

5.1
Artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU
De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
5.2
Detentieomstandigheden in Poolseremand prisons
Inleiding
De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen
terechtkomen. Het kernpunt is dat in het
remand regimeslechts drie vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal drieëntwintig uren per dag op zijn cel doorbrengt. Verder is de onduidelijkheid over de termijn waarop de opgeëiste persoon contact met de buitenwereld kan bewerkstelligen een (extra) bijkomende verzwarende omstandigheid. De rechtbank verwijst in dit kader naar haar tussenuitspraken in soortgelijke zaken van 5 juni 2024 [6] en 6 juni 2024. [7]
De vaststelling van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten voor gedetineerden die terechtkomen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Ten aanzien van de vraag of het vastgestelde algemeen reëel gevaar ook betekent dat voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar bestaat dat zijn grondrechten bij overlevering worden geschonden, heeft de rechtbank kennisgenomen van de aanvullende informatie die op verzoek van het Openbaar Ministerie door de Poolse autoriteiten is verstrekt.
Op 29 mei 2025 heeft de Poolse officier van justitie de volgende informatie verstrekt ten behoeve van de opgeëiste persoon:
“ (…) please be advised that the initial place of temporary place of detention of the arrested person after he is surrendered to Poland will depend on the mode of transport by which he will be travelling from the Kingdom of the Netherlands. If he is transported by air and will be surrendered to the Polish authorities at the Warsaw Okęcie Airport then initially he will be detained in the territory of the capital city of Warsaw, and subsequently transferred according to the prison catchment areas. The detainee remains at the disposal of the Piotrków Trybunalski Regional Public Prosecution Service hence it will be the Remand Centre in Piotrków Trybunalski.
(…)
C. (…) please note that the area of residential cells at the Piotrków Trybunalski Remand Centre per one detainee is no less than 3 square metres. The residential space does not include a window recess and a radiator recess, or the space located outside of the internal bars and the sanitary facilities area. The cells are provided with relevant equipment which guarantees separate sleeping place, suitable hygienic conditions, sufficient supply of air, and the temperature adequate for the time of the year, as well as lighting meeting the standards for dwellings.
D. (…) please be advised that the persons detained in the Piotrków Trybunalski Remand Centre may participate in cultural/educational activities, as well as physical culture and sports activities held in the common television room at least twice a week, in the sports room - at least twice a week, and in the sports hall - once a week. The cultural/educational activities and physical culture and sports activities are carried out based on a weekly schedule of cultural/educational and sports activities approved by the director of the institution. On each occasion, the duration of those activities is at least about two hours. Also, please note that the detainee has the right to rest as necessary for health, in particular to at least one-hour walk a day.
(...)
Taking into consideration the diversity of the activities available, it is not possible to unambiguously specify the number of hours the detainee will have a chance to spend each day outside of his residential cell, even assuming that he declares he wants and is ready to participate in all the above activities. Nevertheless, in an attempt to do so, an estimated time over which the detainee could make the maximum use of the full offer of ways to spend time outside of the cell would be even a few hours a day.
Vervolgens heeft het Openbaar Ministerie op 4 juni 2025 de volgende aanvullende vraag gesteld aan de uitvaardigde justitiële autoriteit:
“Your letter of 29.05.2025 states that “an estimated time over which the detainee could make the maximum use of the full offer of ways to spend time outside of the cell would be even a few hours a day.” Can you please confirm that this means Mr. [opgeëiste persoon] will be able to spend at least two hours outside of his cell daily if he decides to participate in all activities offered to him?”
Hierop heeft de Poolse officier van justitie bij brief van 9 juni 2025 het volgende meegedeeld:

the Piotrków Trybunalski Regional Public Prosecution Service informs that based on the letter received on 06.06.2025 from the Remand Centre in Piotrków Trybunalski, we may assure that in case [opgeëiste persoon] , suspect, chooses to take advantage of all the options offered, as detailed in our previous correspondence of 29.05.2025, he would spend at least 2 hours daily outside his cell.”
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte aanvullende informatie afdoende is om het algemeen gevaar weg te nemen.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garanties. [8] De rechtbank is, gelet op deze toezeggingen van de Poolse autoriteiten, van oordeel dat voor de opgeëiste persoon in het
remand regimewaar hij na overlevering zal worden geplaatst geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Uit de aanvullende informatie van 29 mei 2025 in samenhang gelezen met de aanvullende informatie van 9 juni 2025 volgt dat de opgeëiste persoon in zijn cel minimaal 3 m2 persoonlijke ruimte heeft (exclusief sanitair), waarbij is gegarandeerd dat hij tenminste twee uur per dag buiten zijn cel zal kunnen doorbrengen. Het algemene gevaar dat de rechtbank ten aanzien van de detentieomstandigheden in het
remand regimein Poolse penitentiaire inrichtingen heeft aangenomen, wordt door deze garanties ten aanzien van de opgeëiste persoon weggenomen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 311 Wetboek van Strafrecht en 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Piotrków Trybunalski Regional Court, Polen, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. M.E.M. James - Pater en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D.F.A. Reuvekamp en M.C. Hooibrink, griffiers, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 2 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (
6.Rb. Amsterdam 5 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3257.
7.Rb. Amsterdam 6 juni 2024, ECLI:NL:RBAMS:2024:3365.
8.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.