3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft geen beroep gedaan op de weigeringsgrond van artikel 12 OLW.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat deze weigeringsgrond niet aan de orde is omdat er een verzetgarantie is verstrekt zoals bedoeld in artikel 12, sub d, OLW.
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een arrest terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering niet weigeren, als de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat
( i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
“
betrokkene heeft de kennisgeving van de beslissing niet persoonlijk ontvangen maar
- zal deze direct daarna persoonlijk ontvangen
- zodra betrokkene persoonlijk de kennisgeving van de beslissing heeft ontvangen, wordt hij in kennis gesteld van het recht op een nieuwe rechtszaak of om in appel te gaan, en heeft er recht op hieraan deel te nemen waarbij de zaak opnieuw ten gronde in ogenschouw zal worden genomen en zal worden gekeken naar nieuw bewijs, hetgeen kan leiden tot vernietiging van de oorspronkelijke beslissing, en
- hij zal geïnformeerd worden binnen welk tijdsbestek hij een nieuwe rechtszaak kan aanvragen, dat wil zeggen vijf hele dagen om een beroep in cassatie aan te tekenen: de veroordeelde, die naar behoren was gedagvaard en gehouden was te verschijnen, heeft nagelaten op de terechtzitting te verschijnen; zodra hij in kennis is gesteld van het vonnis dat tegen hem is uitgesproken, beschikt hij over een termijn van 5 kalenderdagen om beroep in te stellen bij het Hof van Cassatie; het vonnis dat tegen hem is uitgesproken wordt pas definitief na het verstrijken van deze termijn; de tegen hem genomen beslissing is niettemin reeds uitvoerbaar; indien hij tegen deze beslissing een cassatieberoep instelt, wordt zijn opsluiting die van voorlopige hechtenis, wat hem het recht geeft om vrijlating te vragen.”
Bij uitspraak van 23 juli 2024 van deze rechtbankin een andere zaak is al geoordeeld dat een dergelijke verklaring niet voldoet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW.
De rechtbank stelt daarom vast dat ook de omstandigheid als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW zich niet voordoet.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
De opgeëiste persoon heeft bij zijn voorgeleiding verklaard dat hij zijn advocaat had gevraagd hoger beroep in te stellen maar dat het hoger beroep niet is doorgezet.
In het EAB is in onderdeel d) onder 4 het volgende opgenomen:
"de belanghebbende is op 20 juli 2020 gedagvaard op een gekozen woonplaats, namelijk het kantoor van zijn advocaat, de heer Lucas SEBBAN , [adres 2 (Frankrijk)] . Tijdens de terechtzitting van 29 oktober 2020 heeft de voorzitter de afwezigheid van de belanghebbende vastgesteld, aangezien zijn raadsman, meester Lucas Lucas SEBBAN gerecht op 22 oktober 2020 schriftelijk had meegedeeld dat [de opgeëiste persoon] niet aanwezig zou zijn op de terechtzitting en hem geen volmacht had gegeven om hem te vertegenwoordigen."
De rechtbank begrijpt daaruit dat de opgeëiste persoon contact had met zijn raadsman en dat deze namens hem heeft medegedeeld dat de opgeëiste persoon niet aanwezig zou zijn op de zitting. Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van die informatie. De enkele ontkenning daarvan door de opgeëiste persoon is onvoldoende om te twijfelen aan de juistheid van de informatie.
De rechtbank stelt dan ook vast dat de opgeëiste persoon van de procedure in hoger beroep op de hoogte was. Het had dan ook op de weg van opgeëiste persoon gelegen om via zijn advocaat (bij wie hij woonplaats had gekozen ten behoeve van het hoger beroep) te informeren naar de datum van de zitting in hoger beroep. Als de opgeëiste persoon al niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces dat tot dit arrest heeft geleid, dan is hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. De rechtbank ziet daarom af van haar bevoegdheid de overlevering te weigeren.