ECLI:NL:RBAMS:2025:4727

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
7 juli 2025
Zaaknummer
16-154911-23
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van schending van het ambtsgeheim, computervredebreuk, passieve omkoping en onbevoegd gebruik van politieaccounts door een politieambtenaar

In deze zaak heeft de rechtbank Amsterdam op 8 juli 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een politieambtenaar, die zich gedurende een periode van ongeveer anderhalf jaar schuldig heeft gemaakt aan verschillende strafbare feiten, waaronder het medeplegen van schending van het ambtsgeheim, computervredebreuk, passieve omkoping en het onbevoegd gebruikmaken van de accounts van collega-politieambtenaren. De verdachte heeft op verzoek van zijn broer vertrouwelijke informatie over kentekens en personen uit politiesystemen geraadpleegd door de accounts van zijn collega's te misbruiken. Deze informatie werd vervolgens doorgegeven aan derden, waaronder criminelen, die hiervoor geld betaalden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest, en heeft een bedrag van € 5.000,- verbeurd verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en dat er voldoende bewijs is voor de tenlastelegging. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de ernst van de feiten en de impact op de integriteit van de politie.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 16.154911.23
[verdachte]
Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 16-154911-23
Datum uitspraak: 8 juli 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1988,
wonende op het adres [adres] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 juni 2025. Verdachte (hierna: [verdachte] ) was hierbij aanwezig.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H.J. Timmer en van wat verdachte en zijn raadslieden, mrs. J.C. Dekkers en L.R. Klaver, naar voren hebben gebracht.
Op de zitting van 24 juni 2025 zijn ook de zaken van medeverdachten [medeverdachte 1] (16-039939-24) en [medeverdachte 2] (16-198686-24) behandeld. De rechtbank doet op 8 juli 2025 ook uitspraak in die zaken.

2.Tenlastelegging

Aan [verdachte] is – samengevat – ten laste gelegd dat hij in de periode van 15 september 2022 tot en met 19 april 2024 te Amsterdam en/of Alkmaar
1.
als politieambtenaar (hoofdagent bij de eenheid Amsterdam) giften van € 350,- en
€ 1000,- van [medeverdachte 1] en/of anderen heeft aangenomen, terwijl hij wist of redelijkerwijs vermoedde dat die giften hem werden gedaan om opzettelijk in politiesystemen persoonsgegevens, tenaamstellingen, vertrouwelijke informatie over opsporingsonderzoeken, BVH mutaties en/of kentekens te verstrekken;
2.
zich schuldig heeft gemaakt aan computervredebreuk door meermalen opzettelijk en wederrechtelijk geautomatiseerde werken van de Nationale Politie binnen te dringen en onbevoegd systemen te bevragen;
3.meermalen opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens van politieambtenaren heeft gebruikt door onbevoegd gebruik te maken van de accounts van die politieambtenaren ( [politieambtenaar 1] , [politieambtenaar 2] , [politieambtenaar 3] , [politieambtenaar 4] , [politieambtenaar 5] , [politieambtenaar 6] , [politieambtenaar 7] , [politieambtenaar 8] , [politieambtenaar 9] , [politieambtenaar 10] en [politieambtenaar 11] ) en vervolgens de informatiesystemen te raadplegen, met het oogmerk om zijn eigen identiteit te verhullen en de identiteit van die anderen te misbruiken, waardoor nadeel kon ontstaan;

4.

samen met anderen, meermalen een ambtsgeheim opzettelijk heeft geschonden door als politieagent persoonsgegevens, tenaamstellingen, vertrouwelijke informatie over opsporingsonderzoeken, BVH mutaties en/of kentekens aan een derde te verstrekken.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Inleiding
Op 24 februari 2023 werd een melding gedaan van een verdachte situatie aan de Vollenhovelaan in Utrecht waar een persoon een tas in een vuilcontainer zou hebben gestopt en daar een andere tas weer uithaalde. Deze persoon zou zijn ingestapt in een auto waarin drie personen zaten. Deze auto is later gecontroleerd en in de auto zijn onder meer een automatisch machinepistool, twee vuurwapens en een iPhone 7 aangetroffen. In de iPhone 7 zijn diverse chats en afbeeldingen aangetroffen waaruit volgde dat de persoon ‘ [naam persoon 1] ’ informatie opvroeg en dat de persoon ‘ [naam persoon 2] ’ in contact stond met iemand die informatie uit de politiesystemen leverde. Vervolgens is onderzoek Carnaliet gestart. Uit loggings van de politiesystemen is gebleken dat de bevragingen in de politiesystemen zijn uitgevoerd met accounts van politieambtenaren uit de regio Amsterdam, veelal hondengeleiders. [verdachte] (hondengeleider) was van alle Amsterdamse politieambtenaren als enige telkens in dienst tijdens de betrokken bevragingen. Het vermoeden is gerezen dat [verdachte] de informatie via accounts van zijn collega’s opvroeg en doorgaf aan zijn broer [medeverdachte 1] , die de informatie weer doorverkocht aan derden.
De vraag is of bewezen kan worden dat [verdachte] , al dan niet samen met anderen, zich schuldig heeft gemaakt aan de ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft aangevoerd dat alle feiten bewezen kunnen worden. Uit het dossier blijkt dat [verdachte] steeds degene is geweest die de bevragingen in de politie systemen heeft uitgevoerd. Hij heeft bekend dat hij die informatie op verzoek van zijn broer [medeverdachte 1] opzocht en dat hij de informatie telefonisch aan hem doorgaf. [medeverdachte 1] fungeerde hierbij als ‘informatiemakelaar’ en gaf de informatie door aan derden. Voor de politie-informatie moest worden betaald. Uit chatgesprekken blijkt dat het € 1.000,- kostte om iemand na te laten trekken en € 350,- om na te vragen of iemand ‘heet’ is of niet.
3.3
Het standpunt van de verdedigingDe raadslieden hebben geen verweren gevoerd ten aanzien van feit 2 en 4. Ten aanzien van feit 1 is aangevoerd dat alleen de omkoping bij de bevragingen in de politiesystemen op 13 en 19 april 2024 (zaaksdossiers 11 en 12) bewezen kan worden, omdat [verdachte] enkel voor die bevragingen een betaling heeft ontvangen. Ten aanzien van feit 3 is aangevoerd dat vastgesteld kan worden dat [verdachte] via de accounts van collega’s die op de computersystemen ingelogd stonden bevragingen heeft gedaan, maar dat hij geen actieve handelingen heeft verricht, zoals het intoetsen van (inlog)gegevens. Juridisch gezien kan om die reden niet gesproken worden van ‘gebruiken’ in de zin van artikel 231b van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Daarom moet hij van feit 3 worden vrijgesproken.
3.4
Het oordeel van de rechtbank
[verdachte] heeft de feiten 1 (ambtelijke omkoping), 2 (computervredebreuk), 3 (het wederrechtelijk gebruik van identificerende persoonsgegevens) en 4 (schending ambtsgeheim) bekend. De rechtbank acht deze feiten bewezen, met inachtneming van de nadere overwegingen ten aanzien van feit 1 en 3. Aangezien de verdediging ten aanzien van feit 1, 2 en 4 geen (volledige) vrijspraak heeft bepleit en het verweer ten aanzien van feit 3 een juridisch verweer betreft over de uitleg van de term ‘gebruiken’, zal de rechtbank voor deze feiten volstaan met de hierna (onder 3.4.3) genoemde opgave van bewijsmiddelen.
3.4.1
Nadere overweging ten aanzien van feit 1
[verdachte] heeft zowel ter zitting, alsook bij de politie, bekend dat hij een aantal keren giften van [medeverdachte 1] heeft aangenomen voor de bevragingen die hij in de politiesystemen heeft uitgevoerd. Hij zou in totaal een bedrag van ongeveer € 5.000,- voor de verstrekte informatie hebben ontvangen. Uit de OVC’s en chatgesprekken blijkt dat het € 350,- kostte om kentekens (‘kennies’) te controleren en € 1.000,- om te controleren of iemand in onderzoek bij de politie (‘heet’) is. De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat alleen bij de bevragingen waarvoor [verdachte] geld heeft ontvangen omkoping bewezen kan worden verklaard. Uit het onderzoek van de Rijksrecherche blijkt dat [verdachte] voor de bevraging op 3 februari 2023 (zaaksdossier 7), de bevraging op 13 april 2024 (zaaksdossier 11) en de bevraging op 19 april 2024 (zaaksdossier 12) een betaling heeft ontvangen. Het verweer dat onvoldoende blijkt dat [verdachte] voor de bevraging op 3 februari 2023 een betaling heeft ontvangen, wordt verworpen. De rechtbank is van oordeel dat uit het chatgesprek uit de iPhone 7 duidelijk volgt dat er is betaald voor de kentekenbevragingen. Op 4 februari 2023 zegt ‘ [naam persoon 1] ’ namelijk: “
6 kennies van [bijnaam] allemaal betaald”. [1] Het is niet aannemelijk dat iemand anders dan [verdachte] kentekens in de politiesystemen heeft bevraagd en daarvoor betaald heeft gekregen. Daarnaast blijkt uit het dossier dat [verdachte] op 3 februari 2023 kenteken-bevragingen heeft uitgevoerd en dat die kentekens overeenkomen met de kentekens waarover in het chatgesprek van 4 februari 2023 uit de iPhone 7 wordt gesproken. [2]
3.4.2
Nadere overweging ten aanzien van feit 3
Artikel 231b Sr bepaalt, kort gezegd, dat het opzettelijk gebruik van identificerende persoonsgegevens van een ander strafbaar is als uit dat gebruik enig nadeel kan ontstaan. Daarbij moet de verdachte het oogmerk hebben om zijn identiteit te verhelen of de identiteit van een ander te verhelen of misbruiken. Deze strafbaarstelling richt zich op gevallen waarbij men derden daadwerkelijk het idee geeft dat zij te maken hebben met de persoon van wie de identiteit onterecht is aangenomen (zie ook Hoge Raad 11 april 2023, ECLI:NL:HR:2023:531 en de bijbehorende conclusie ECLI:NL:PHR:2023:200). De rechtbank is van oordeel dat in deze zaak hieraan wordt voldaan. [verdachte] heeft namelijk bekend dat hij, zonder toestemming van zijn collega’s, met hun accounts informatie in de politiesystemen heeft bevraagd. Dit deed hij bijvoorbeeld in een politieauto, als de collega die ingelogd stond even niet in de auto zat, of op het politiebureau als die collega even weg was van zijn/haar plek. Hoewel hij niet zelf met dienstnummers of wachtwoorden van zijn collega’s heeft ingelogd, heeft hij met zijn handelingen wel zonder hun toestemming gebruik gemaakt van hun accounts door bevragingen in de politiesystemen te doen die niet aan het werk gerelateerd waren en waarvoor geen autorisatie bestond. Dit heeft hij gedaan met het oogmerk om zijn eigen identiteit te verhullen en de identiteit van zijn collega’s te misbruiken. Voor zijn collega’s kon nadeel ontstaan, bijvoorbeeld doordat de Rijksrecherche zijn collega’s zou verdenken van de onbevoegde bevragingen van de politiesystemen met hun accounts. Feit 3 (het wederrechtelijk gebruik van identificerende persoonsgegevens) kan dan ook worden bewezen.
3.4.3
Bewijsmiddelen:
1. De bekennende verklaring van [verdachte] ter terechtzitting van 24 juni 2025.
2. Een proces-verbaal van verhoor verdachte [verdachte] , met nummer [nummer] van 19 juni 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [naam opsporingsambtenaar 1] en [naam opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde p. 400073 e.v.
3. Een proces-verbaal van bevindingen uitgelezen data iPhone 7 (3126960), met nummer 2305161700.AMB van 2 juni 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde p. 100010 e.v.
4. Een proces-verbaal van bevindingen omstandigheden [verdachte] vs. lekmomenten en verdachte bevragingen, met nummer 2307211500.AMB van 7 december 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde p. 100143 e.v.
5. Een proces-verbaal van bevindingen omstandigheden [verdachte] verdachte bevragingen 02-02-2024 en 01-04-2024, met nummer 2409171545.AMB van 23 september 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde p. 101607 e.v.
6. Een proces-verbaal van bevindingen omstandigheden [verdachte] vs. lekmomenten 13-04-2024 en 19-04-2024, met nummer 2405290930.AMB van 17 juni 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde p. 100473 e.v.
7. Een proces-verbaal van bevindingen verhoren [verdachte] vs. OVC, met nummer 2411011130.AMB van 7 november 2024, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde p. 101657 e.v.
8. Een proces-verbaal van bevindingen lekmoment 03-02-3023 met nummer 2306301100.AMB van 18 juli 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde p. 100097 e.v.

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3.4.3 opgenomen bewijsmiddelen bewezen dat [verdachte]
1.in de periode van 15 september 2022 tot en met 19 april 2024, in Nederland, (telkens) als politieambtenaar - hoofdagent - bij de eenheid Amsterdam van de Nationale Politie, giften, gedaan door [medeverdachte 1] heeft aangenomen, terwijl hij, verdachte, (telkens) wist dat die giften hem werden gedaan teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen, immers heeft hij, verdachte, (telkens) opzettelijk in politiesystemen persoonsgegevens en tenaamstellingen en vertrouwelijke informatie over opsporingsonderzoeken en BVH mutaties en kentekens bevraagd en (vervolgens) die verkregen (vertrouwelijke) informatie aan voornoemde personen verstrekt en geopenbaard;
2.
in de periode van 15 september 2022 tot en met 19 april 2024, te Amsterdam, meermalen, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk in één of meer (delen van) geautomatiseerde werken, namelijk in servers van de Nationale Politie is binnengedrongen met behulp van valse sleutels, door zich (telkens) onbevoegd met een gebruikersnaam en/of wachtwoord (voor het systeem Basis Voorziening Informatie-Integrale Bevragingen (BVI-IB) en/of de daaraan gekoppelde systemen en/of Basis Voorziening Handhaving (BVH) en/of BlueView, de toegang te verschaffen tot (delen van) servers van de Nationale Politie (waarop de systemen Basis Voorziening Informatie-Integrale Bevragingen (BVI-IB) en/of de daaraan gekoppelde systemen en/of Basis Voorziening handhaving (BVH) en/of BlueView waren geplaatst), en/of daarmee zich de toegang heeft verworven tot (een deel van) een geautomatiseerd werk van een derde, te weten onder andere de Basisregistratie Voertuigen (BRV) van de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) en/of de Basisregistratie Personen (BRP) van de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens, (telkens) met een ander doel dan waarvoor hem die gebruikersnaam en/of dat wachtwoord ter beschikking stond(en) en/of waarvoor hem die toegang was toegestaan;
3.
in de periode van 15 september 2022 tot en met 19 april 2024, te Amsterdam, opzettelijk en wederrechtelijk identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van anderen, te weten: de namen en/of dienstnummers van de politieambtenaren
- [politieambtenaar 1] en
- [politieambtenaar 2] en
- [politieambtenaar 3] en
- [politieambtenaar 4] en
- [politieambtenaar 5] en
- [politieambtenaar 6] en
- [politieambtenaar 7] en
- [politieambtenaar 8] en
- [politieambtenaar 9] en
- [politieambtenaar 10] en
- [politieambtenaar 11] ,
heeft gebruikt, door (telkens) onbevoegd gebruik te maken van de accounts van voornoemde personen en daarbij vervolgens het systeem Basis Voorziening Informatie-Integrale Bevragingen (BVI-IB) en/of de daaraan gekoppelde systemen en/of Basis Voorziening Handhaving (BVH) en/of BlueView, te raadplegen, (telkens) met het oogmerk om zijn, verdachtes identiteit te verhelen en de identiteit van die anderen te misbruiken, waardoor enig nadeel kon ontstaan;
4.in de periode van 15 september 2022 tot en met 19 april 2024, in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander, meermalen een geheim waarvan hij en zijn mededader (telkens) wisten of dat hij uit hoofde van het ambt van politieagent en/of wettelijk voorschrift, te weten artikel 7 van de Wet Politiegegevens, verplicht was het te bewaren, opzettelijk hebben geschonden, immers hebben verdachte en zijn mededader (telkens) uit politiesystemen persoonsgegevens en/of tenaamstellingen en/of vertrouwelijke informatie over opsporingsonderzoeken en/of BVH mutaties en/of kentekens aan een derde verstrekt, te weten:
- op 7 oktober 2022 informatie gerelateerd aan het kenteken ‘ [kenteken] ’ en informatie gerelateerd aan de namen en/of geboortedata ‘ [naam 1] [geboortedatum] ’ en ‘ [naam 2] [geboortedatum] ’ en
- op 6 november 2022 tenaamstellingen en/of adressen van de tenaamgestelden gerelateerd aan de kentekens ‘ [kenteken] ’ en ’ [kenteken] ’ en ‘ [kenteken] ’ en
- op 13 november 2022 de tenaamstellingen en/of adressen van de tenaamgestelden gerelateerd aan de kentekens ‘ [kenteken] ’ en ‘ [kenteken] ’ en ‘ [kenteken] 4’ en
- op 19 januari 2023 de tenaamstellingen en/of adressen van de tenaamgestelden, gerelateerd aan de kentekens [kenteken] ’ en [kenteken] ’ en
in de periode tussen 3 februari 2023 en 4 februari 2023 het verstrekken/delen van de tenaamstellingen en/of adressen van de tenaamgestelden, gerelateerd aan de kentekens ‘ [kenteken] ’ en ‘ [kenteken] ’ en ‘ [kenteken] ’ en ‘ [kenteken] ’ en ‘ [kenteken] ’ en ‘ [kenteken] ’ en
- in de periode tussen 12 februari 2023 en 13 februari 2023 het verstrekken/delen van persoonsgegevens en/of (tactische) opsporingsinformatie over bepaalde personen en/of tenaamstellingen en/of adressen van de tenaamgestelden, gerelateerd aan de kentekens ‘ [kenteken] ’ en ‘ [kenteken] ’ en ‘ [kenteken] ’ en [kenteken] ’ en ‘ [kenteken] ’ en
- omstreeks 13 april 2024 het verstrekken/delen van informatie gerelateerd aan ‘BSN [BSN nummer] ’ en de naam ‘ [naam 3] ’ en de naam ‘ [naam 4] ’ en de naam ‘ [naam 5] ’ en het kenteken ‘ [kenteken] ’ en de naam ‘ [naam 6] ’ en
- omstreeks 19 april 2024 het verstrekken/delen van informatie gerelateerd aan BSN ‘ [BSN nummer] ’ en de naam ‘ [naam 7] ’ en een op dat moment nog onbekend BSN welke uiteindelijk bleek te zijn ‘ [BSN nummer] ’, toebehorend aan ‘ [naam 8] ’.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straf

7.1
De eis van de officier van justitieDe officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem onder 1, 2, 3 en 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 42 maanden, met aftrek van het voorarrest, en een beroepsverbod voor de periode van 8 jaar om in de functie van politieambtenaar werkzaam te zijn. Daarnaast wordt als bijkomende straf de verbeurdverklaring van € 27.050,- gevorderd, omdat aannemelijk is dat dit het bedrag is dat [verdachte] heeft ontvangen voor het verstrekken van politiegegevens.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben verzocht om aan [verdachte] een deels voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, in combinatie met een taakstraf. Verder is verzocht om in de strafmaat rekening te houden met zijn persoonlijke omstandigheden (waaronder de medische gevolgen van zijn detentie in voorarrest), het gegeven dat hij een 'first offender' is, en de media-aandacht die voor deze zaak bestaat. Ook wordt verzocht om rekening te houden met de dreiging en druk waaronder hij de feiten heeft begaan.
Ten aanzien van de verbeurdverklaring is verzocht om het bedrag aan te passen naar
€ 5.000,-, omdat aannemelijk is dat [verdachte] niet voor alle bevragingen een geldbedrag heeft ontvangen.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van de feiten
[verdachte] heeft zich gedurende een lange periode (zo’n 1,5 jaar) schuldig gemaakt aan het medeplegen van schending van het ambtsgeheim, computervredebreuk, passieve omkoping en het onbevoegd gebruikmaken van accounts van zijn collega-politieambtenaren. Op verzoek van zijn broer, medeverdachte [medeverdachte 1] , heeft hij (vertrouwelijke) informatie over kentekens en personen in de politiesystemen geraadpleegd, waarvoor hij de accounts van zijn collega’s heeft misbruikt. Daarna deelde hij die vertrouwelijke en gevoelige informatie (ook met betrekking tot lopende onderzoeken) met zijn broer, die deze informatie doorgaf aan anderen, waaronder criminelen, die daarvoor geld betaalden. Dat [verdachte] mogelijk onder dreiging en druk heeft gehandeld volgt niet uit het dossier, anders dan wat hij daar zelf over heeft gezegd. Verdachte is niet uit zichzelf gestopt met het plegen van de feiten, tussenkomst van de politie was nodig om nieuwe bevragingen en delicten te voorkomen.
De integriteit van de politie en van de ambtenaren die in dienst staan van de politie is van fundamenteel belang voor de democratische rechtsstaat. [verdachte] had als politieambtenaar, gelet op zijn taak en functie, een bijzondere plaats in de samenleving en van hem mocht om die reden ook volledige integriteit en onkreukbaarheid worden verwacht. Politiegegevens zijn naar hun aard zeer vertrouwelijk en gevoelig. Burgers moeten erop kunnen vertrouwen dat politiefunctionarissen op een integere, zorgvuldige en respectvolle wijze omgaan met hun vertrouwelijke en persoonlijke gegevens. [verdachte] heeft met zijn handelen dit vertrouwen ernstig geschaad. Ook heeft hij het vertrouwen van zijn collega’s ernstig beschaamd. Dit blijkt ook wel uit de slachtofferverklaringen van twee collega-agenten. Zijn handelen heeft een negatieve weerslag op de uitstraling van de (voorbeeld)functie die hij als politieambtenaar had en op de politie in zijn geheel. Bovendien heeft hij met het verstrekken van de vertrouwelijke (opsporings)informatie de opsporing ondermijnd en dat had tot ernstige gevolgen en risico’s voor derden kunnen leiden.
Gelet op de ernst van de feiten ligt een (forse) onvoorwaardelijke gevangenisstraf in de rede.
Andere relevante omstandigheden
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het rapport van het Leger des Heils van 16 september 2024. Het rapport houdt – samengevat – het volgende in. De reclassering signaleert enige risicofactoren in het (delict)gedrag. Zo zou in de pleegperiode sprake zijn geweest van gokgedrag, (negatieve) invloed van zijn broer en mogelijk ook vanuit zijn sociaal netwerk. De reclassering signaleert ook factoren die mogelijk beschermend kunnen werken. Zo toont [verdachte] berouw en heeft hij een gezin. De reclassering ziet geen noodzaak voor interventies ter voorkoming van recidive onder meer vanwege de al ingeschakelde psychologische hulp Het recidiverisico wordt als laag ingeschat. Daarom adviseert zij bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden op te leggen.
Ook is acht geslagen op het Uittreksel Justitiële Documentatie (het strafblad) van [verdachte] van 15 april 2025. Hieruit blijkt dat hij een 'first offender' is.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank ook rekening gehouden met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en ook met zijn medische situatie. Daarnaast houdt de rechtbank er rekening mee dat de strafzaak veel gevolgen voor zijn privéleven heeft gehad en dat het voorstelbaar is dat de consequenties van de feiten zwaar op hem drukken.
De strafGelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden en rekening houdend met de straffen die in soortgelijke zaken zijn opgelegd, ziet de rechtbank aanleiding om af te wijken van de eis van de officier van justitie. Alles afwegende acht de rechtbank een gevangenisstraf van 18 maanden, met aftrek van het voorarrest (inclusief de dag die hij te veel in voorarrest heeft doorgebracht), passend en geboden
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan de verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
Geen beroepsverbod
De officier van justitie heeft ook nog geëist dat aan [verdachte] een beroepsverbod wordt opgelegd. Nu hij inmiddels niet meer werkzaam is bij de politie en de rechtbank het zeer onaannemelijk acht dat hij in de toekomst nog bij de politie werkzaam zal kunnen zijn, ziet de rechtbank geen aanleiding om hem ook nog een beroepsverbod op te leggen.
Verbeurdverklaring
De rechtbank is met de verdediging van oordeel dat het aannemelijk is dat [verdachte] € 5.000,- heeft ontvangen voor de onbevoegde bevragingen in de politiesystemen. Nu dit geld geheel uit de baten van het onder feit 1 bewezen geachte is verkregen, wordt dit geldbedrag (€ 5.000,-) verbeurdverklaard.

8.Ten aanzien van de benadeelde partijen

De benadeelde partij [politieambtenaar 1] vordert € 1.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De benadeelde partij [politieambtenaar 5] vordert € 1.500,00 aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.1
Het standpunt van de officier van justitieDe officier van justitie heeft verzocht om beide vorderingen geheel toe te wijzen met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2
Het standpunt van de verdediging
De raadslieden hebben verzocht om beide vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren. Zij hebben aangevoerd dat de schade niet direct het gevolg is van de feiten zelf, maar een indirect gevolg van het bekend worden van een onderzoek daarnaar binnen de politie. Daarnaast zijn de vorderingen onvoldoende onderbouwd, omdat er geen brief van een huisarts, psycholoog of een andere medisch professional is overgelegd waaruit de psychische schade volgt.
8.3
Het oordeel van de rechtbank
Beide benadeelde partijen hebben een vergoeding voor immateriële schade gevorderd omdat zij zich in hun persoonlijke integriteit voelen aangetast doordat [verdachte] misbruik heeft gemaakt van hun inloggegevens en zij hiervan psychische schade hebben ondervonden. Op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek heeft een benadeelde partij recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade indien (sub b) de benadeelde 'op andere wijze in zijn persoon' is aangetast. In een dergelijk geval zal degene die zich hierop beroept de aantasting in zijn persoon met concrete gegevens moeten onderbouwen. Dat is slechts anders indien de aard en de ernst van de normschending meebrengen dat de in dit verband relevante nadelige gevolgen daarvan voor de benadeelde zo voor de hand liggen, dat een aantasting in de persoon kan worden aangenomen.
Hoewel beide benadeelde partijen geen geneeskundige verklaring (bijvoorbeeld een verklaring van een psycholoog of de huisarts) hebben overgelegd, blijkt uit hun bijgevoegde slachtofferverklaringen en de verklaringen van hun werkgever welke impact het misbruik van hun inloggegevens op hen heeft gehad. De rechtbank acht het ook voorstelbaar dat beide benadeelde partijen door het onder feit 3 bewezen verklaarde in hun persoon zijn aangetast doordat hun persoonlijke levenssfeer is aangetast. De nadelige (psychische) gevolgen liggen voor de hand. Op grond van de door de benadeelde partijen gestelde omstandigheden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade – voor zowel [politieambtenaar 1] als [politieambtenaar 5] – naar billijkheid op € 500,- (te vermeerderen met de wettelijke rente). De vorderingen worden voor het overige afgewezen.
Ten aanzien van de schadevergoedingsmaatregelDe rechtbank zal de hierna te noemen schadevergoedingsmaatregel opleggen, aangezien [verdachte] jegens de slachtoffers [politieambtenaar 1] en [politieambtenaar 5] , naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 3 bewezen geachte feit is toegebracht. De rechtbank waardeert deze voor beide slachtoffers op een bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straffen en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 36f, 47, 57, 138ab, 231b, 272 en 363 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1:
als ambtenaar een gift aannemen, wetende dat deze hem aangeboden wordt teneinde hem te bewegen om in zijn bediening iets te doen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 2:
computervredebreuk, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 3:
identificerende persoonsgegevens, niet zijnde biometrische persoonsgegevens, van een ander gebruiken met het oogmerk om zijn identiteit te verhelen, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van feit 4:
medeplegen van opzettelijke schending van een ambtsgeheim, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvan
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Verklaart verbeurd: € 5.000,00(vijfduizend euro).
Vordering benadeelde partij [politieambtenaar 1]Wijst de vordering van de benadeelde partij [politieambtenaar 1] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 september 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [politieambtenaar 1] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [politieambtenaar 1] aan de Staat € 500,00 (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (15 september 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Vordering benadeelde partij [politieambtenaar 5]
Wijst de vordering van de benadeelde partij [politieambtenaar 5] gedeeltelijk toe tot een bedrag van € 500,00 (vijfhonderd euro) aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 november 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [politieambtenaar 5] voornoemd.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Wijst de vordering voor het overige af.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [politieambtenaar 5] aan de Staat € 500,00 (vijfhonderd euro) te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (6 november 2022) tot aan de dag van de algehele voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van 10 (tien) dagen. De toepassing van die gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M. Wiewel, voorzitter,
mrs. M.C.H. Broesterhuizen en C. Bruil, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. van der Mark, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 juli 2025.

Voetnoten

1.Zie: proces-verbaal van bevindingen uitgelezen data iPhone 7 (3126960), met nummer 2305161700.AMB van 2 juni 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde p. 100010 e.v.
2.Zie: proces-verbaal van bevindingen lekmoment 03-02-3023 met nummer 2306301100.AMB van 18 juli 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam opsporingsambtenaar 2] , doorgenummerde p. 100097 e.v.