Op 9 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Stedelijke Rechtbank in Praag. De rechtbank heeft de overlevering geweigerd, omdat er vragen waren gerezen over het verblijfsrecht van de opgeëiste persoon in Nederland. De opgeëiste persoon, geboren in 1965 in voormalig Joegoslavië, is momenteel gedetineerd in Nederland en heeft een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd. Tijdens de zitting op 26 juni 2025 heeft de rechtbank de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. De officier van justitie en de raadsvrouw hebben hun standpunten gepresenteerd over de gelijkstelling van de opgeëiste persoon met een Nederlander, wat van invloed kan zijn op zijn verblijfsrecht na een eventuele veroordeling in Tsjechië.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon voldoet aan de voorwaarden voor gelijkstelling, maar er zijn twijfels over de gevolgen van een veroordeling in Tsjechië voor zijn verblijfsrecht. De Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) heeft aangegeven dat de opgeëiste persoon mogelijk zijn verblijfsrecht verliest bij een veroordeling, maar ook dat verblijfsbeëindiging niet mogelijk lijkt indien hij duurzaam verblijfsrecht heeft. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de opgeëiste persoon een duurzaam verblijfsrecht heeft en dat de IND meer duidelijkheid moet geven over de situatie. Gezien de verstrijkende beslistermijn en het belang van de opgeëiste persoon heeft de rechtbank besloten de overlevering te weigeren.
De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee rechters, en is openbaar uitgesproken. Tegen deze uitspraak staat geen gewoon rechtsmiddel open, conform de Overleveringswet.