ECLI:NL:RBAMS:2025:4903

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
13/087515-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot illegale handel in verdovende middelen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 10 juli 2025 uitspraak gedaan over een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Amtsgericht Regensburg in Duitsland. Het EAB, dat dateert van 16 december 2024, verzoekt om de aanhouding en overlevering van de opgeëiste persoon, die wordt verdacht van illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Nederlandse nationaliteit heeft en dat er geen formele beletselen zijn om de overlevering te weigeren. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen, met schorsing tot aan de uitspraak.

De rechtbank heeft de garantie van de Duitse autoriteiten beoordeeld en geconcludeerd dat deze voldoende is. De rechtbank heeft ook de weigeringsgrond van artikel 13 van de Overleveringswet (OLW) overwogen, maar is van oordeel dat de overlevering kan plaatsvinden, aangezien het onderzoek in Duitsland plaatsvindt en het Nederlandse openbaar ministerie niet voornemens is om de opgeëiste persoon in Nederland te vervolgen. De rechtbank heeft uiteindelijk besloten de overlevering toe te staan, omdat er geen weigeringsgronden zijn en het EAB voldoet aan de eisen van de OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/087515-25
Datum uitspraak: 10 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 2 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op 16 december 2024 door het
Amtsgericht Regensburg(Duitsland) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1989 te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
feitelijk verblijfadres: [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 juni 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.C. Jonge Vos, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Standpunt raadsman

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat er geen formele beletselen zijn om de overlevering te weigeren.

4.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een arrestatiebevel van het
Amtsgericht Regensburgvan 16 december 2024 met referentie
III Gs 5107/24.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan een naar Duits recht strafbaar feit. Dit feit is omschreven in het EAB. [3]

5.Strafbaarheid: feit vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst het strafbare feit aan als een zogenoemd lijstfeit, dat in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staat vermeld onder nummer 5, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen
Uit het EAB volgt dat op dit feit naar het recht van Duitsland een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van het feit waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

6.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. De opgeëiste persoon heeft immers het centrum van zijn gezinsleven en zijn belangen in Nederland gevestigd. [4] Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
Der Leitende Oberstaatsanwalt in Regensburgheeft op 5 juni 2025 de volgende garantie gegeven:
Uitlevering van de staatsburger [opgeëiste persoon] , GEBOREN OP [geboortedag] .1989 in ZEIST (NEDERLAND)
vanuit het Koninkrijk der Nederlanden aan de Bondsrepubliek Duitsland met het oog op de strafrechtelijke vervolging wegens medeplichtigheid aan het handeldrijven in verdovende middelen
(…)
Het Openbaar Ministerie Regensburg verzekert dat de vervolgde in geval van een onherroepelijke veroordeling door een Duitse rechtbank tot een gevangenisstraf, die ten uitvoer gelegd dient te worden, deze straf in het Koninkrijk der Nederlanden kan uitzitten.”
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

7.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW

Het EAB ziet op een feit dat geacht wordt geheel of gedeeltelijk op Nederlands grondgebied te zijn gepleegd. In zo’n situatie kan de rechtbank de overlevering weigeren. [5]
De officier van justitie verzoekt de rechtbank af te zien van deze weigeringsgrond en heeft daartoe aangevoerd dat het onderzoek in Duitsland plaatsvindt, dat het dossier en het bewijs zich daar bevinden, dat de verdovende middelen voor invoer en verkoop in Duitsland bestemd waren en dat het Nederlandse openbaar ministerie niet voornemens is om de opgeëiste persoon in Nederland te vervolgen.
De rechtbank stelt voorop dat:
- aan de regeling van het EAB ten grondslag ligt dat overlevering de hoofdregel is en weigering de uitzondering moet zijn;
- de gedachte achter deze facultatieve weigeringsgrond is, te voorkomen dat Nederland zou moeten meewerken aan overlevering voor een zogenoemd lijstfeit dat geheel of ten dele in Nederland is gepleegd en dat hier niet strafbaar is of hier niet pleegt te worden vervolgd.
De rechtbank is, gelet op hetgeen de officier van justitie heeft aangevoerd, van oordeel dat het gegeven dat het feit wordt geacht wordt geheel of gedeeltelijk in Nederland te zijn gepleegd onvoldoende aanleiding vormt om de weigeringsgrond toe te passen.

8.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

9.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

10.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan het
Amtsgericht Regensburg(Duitsland) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 6 juni 2023, C-700/21, O. G. (
5.Artikel 13, eerste lid, aanhef en onder a, OLW.