ECLI:NL:RBAMS:2025:4909

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
10 juli 2025
Publicatiedatum
11 juli 2025
Zaaknummer
13/134174-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering van een Poolse onderdaan voor het niet betalen van alimentatie

Op 10 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een Poolse onderdaan op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB). De zaak betreft de niet-nakoming van een alimentatieverplichting die door een Poolse rechter is opgelegd. De rechtbank heeft vastgesteld dat artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) niet aan de overlevering in de weg staat, ondanks dat de opgeëiste persoon niet persoonlijk aanwezig was bij het proces in Polen. De rechtbank oordeelt dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de aanklacht en dat hij stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn bij het proces. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen sprake is van dubbele strafbaarheid, maar dat de overlevering toch niet geweigerd kan worden omdat het feit onvoldoende aanknopingspunten heeft met de Nederlandse rechtsorde. De rechtbank concludeert dat de overlevering moet worden toegestaan om straffeloosheid te voorkomen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de rechtbank de overlevering heeft goedgekeurd en geen gewoon rechtsmiddel openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/134174-25
Datum uitspraak: 10 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 6 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1] Dit EAB is uitgevaardigd op
3 oktober 2024 door
the Regional Court of Kielce(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1988 te [geboorteplaats] (Polen),
feitelijk verblijfadres: [adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 26 juni 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat in Alkmaar, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een vonnis van
the District Court of Włoszczowavan 30 oktober 2023 met referentie
II K 264/23.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van acht maanden, door de opgeëiste persoon nog volledig te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft het feit zoals dat is omschreven in het EAB. [3]

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van het proces dat tot het vonnis heeft geleid. Ook heeft hij geen adresinstructie gekregen. Het lijkt erop dat er gedurende het vooronderzoek geen fysiek contact is geweest tussen de opgeëiste persoon en de Poolse autoriteiten, maar dat het een en ander schriftelijk is afgedaan. De overlevering moet op grond van het voorgaande geweigerd worden.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat kan worden afgezien van weigering op grond van artikel 12 OLW, gelet op de aan de opgeëiste persoon gegeven adresinstructie.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt. Gelet daarop kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd. De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit aanvullende informatie namens de uitvaardigende justitiële autoriteit van 12 juni 2025 blijkt dat twee keer (op 4 en 12 oktober 2023) een bericht is achtergelaten op het door de opgeëiste persoon opgegeven adres met daarin instructies om de oproep voor het proces in ontvangst te nemen. Dat het adres waar de correspondentie naartoe is gestuurd door de opgeëiste persoon is opgegeven, blijkt uit een transcript van een verhoor (een
‘interview’) van de opgeëiste persoon gedurende het vooronderzoek. Aan de opgeëiste persoon is ook de schriftelijke instructie gegeven dat hij adreswijzigingen aan de Poolse autoriteiten door moest geven en dat het daar niet aan voldoen kon leiden tot een berechting in zijn afwezigheid. De opgeëiste persoon heeft ter zitting bevestigd dat hij het in de aanvullende informatie genoemde adres heeft opgegeven. Desgevraagd heeft de opgeëiste persoon ook verklaard dat hij ten tijde van de oproeping en het proces in Nederland verbleef en dat hij zijn adres in Nederland niet aan de relevante [4] Poolse autoriteiten heeft doorgegeven.
De rechtbank is, gelet op het bovenstaande, van oordeel dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de verdenking van het feit en dat hij er rekening mee moest houden dat er een proces zou volgen. Hij heeft ofwel stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om bij zijn proces aanwezig te zijn, ofwel is hij in dat kader kennelijk onzorgvuldig geweest door, ondanks de aan hem gegeven adresinstructie, niet bereikbaar te zijn voor de Poolse justitiële autoriteiten.
Dat de opgeëiste persoon niet fysiek zou zijn gehoord, zoals de raadsman heeft betoogd, volgt de rechtbank niet. Uit de aanvullende informatie van 12 juni 2025 volgt duidelijk dat er een
‘interview’heeft plaatsgevonden met de opgeëiste persoon, waar een transcript van is. Hieruit leidt de rechtbank af dat er een fysiek verhoor heeft plaatsgevonden. De enkele ontkenning van de opgeëiste persoon dat hij de adresinstructie zou hebben ontvangen is voorts, in het licht van het vertrouwensbeginsel, onvoldoende.
Concluderend staat artikel 12 OLW niet aan overlevering in de weg.

5.Strafbaarheid: feit waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

Inleiding
De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft het feit waarvoor de overlevering wordt gevraagd (het niet betalen van alimentatie) niet aangeduid als een feit waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering geweigerd dient te worden op grond van artikel 7 OLW vanwege het ontbreken van de dubbele strafbaarheid.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat, volgens de vaste lijn van de rechtbank, afgezien kan worden van weigering op grond van artikel 7 OLW. Het feit is immers gepleegd door een Poolse onderdaan tegen andere Poolse onderdanen en is door een Poolse rechter bestraft. Er zijn daarnaast geen aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde en in lijn met de gedachte van het kaderbesluit moet straffeloosheid voorkomen worden.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beoordeling of sprake is van dubbele strafbaarheid, dient de rechtbank te onderzoeken of de feitelijke elementen die de oorsprong vormen van het strafbare feit, zoals die zijn weergegeven in het EAB, indien zij zouden hebben plaatsgevonden op Nederlands grondgebied, als zodanig ook in Nederland hadden kunnen worden bestraft. [5]
Wil er sprake zijn het in artikel 255 van het Wetboek van Strafrecht bedoelde misdrijf (de strafbaarstelling die het meest lijkt op het in het EAB omschreven feit), dan moet uit de omschrijving van het feit kunnen worden afgeleid dat de kinderen in een hulpeloze toestand zijn gebracht of gelaten. Van een dergelijke hulpeloze toestand is sprake wanneer een hulpbehoevende in gevaar wordt gebracht. Dit is het geval wanneer er gevaar bestaat voor leven of gezondheid, terwijl de hulpbehoevende zichzelf niet redden kan. [6] Uit de in het EAB opgenomen feitomschrijving kan niet worden afgeleid dat er concreet gevaar heeft gedreigd voor het leven of de gezondheid van de kinderen van de opgeëiste persoon (laat staan dat de opgeëiste persoon hier (voorwaardelijk) opzet op heeft gehad).
Van strafbaarheid naar Nederlands recht is, gelet op het bovenstaande, geen sprake. Dit brengt met zich mee dat de overlevering geweigerd kan worden op grond van artikel 7 OLW. De rechtbank ziet echter aanleiding om van weigering af te zien, omdat het feit onvoldoende aanknopingspunten met de Nederlandse rechtsorde heeft. Het feit is begaan door een Poolse onderdaan tegen andere Poolse onderdanen. Het gaat daarnaast om een naar Pools recht en door een Poolse rechter opgelegde alimentatieverplichting die de opgeëiste persoon niet is nagekomen. Het weigeren van de overlevering zou straffeloosheid met zich meebrengen.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
the Regional Court of Kielce(Polen) voor het feit zoals dat is omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. M.C.M. Hamer en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.J.F. Ceelie, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 10 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.De opgeëiste persoon heeft verklaard zijn adres enkel aan de reclassering doorgegeven te hebben.
5.HvJ EU 11 januari 2017, C-289/15, ECLI:EU:C:2017:4 (Grundza); HvJ EU 14 juli 2022, C-168/21, ECLI:EU:C:2022:558 (Procureur général près la cour d'appel d'Angers), punt 36
6.Zie Tekst & Commentaar Strafrecht bij artikel 255 Wetboek van Strafrecht, aantekening 10 onder d.