ECLI:NL:RBAMS:2025:4936

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 juni 2025
Publicatiedatum
14 juli 2025
Zaaknummer
10487378 \ CV EXPL 23-6336
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over de transparantie van prijsbedingen in consumentenovereenkomsten

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 juni 2025 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen DE RIOOLMEESTER B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde een bedrag van € 1.037,55 op basis van overeenkomsten voor rioolwerkzaamheden die telefonisch waren gesloten. De kantonrechter heeft ambtshalve de transparantie van het prijsbeding in de overeenkomsten getoetst aan de Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De eisende partij heeft niet voldaan aan de wettelijke verplichtingen met betrekking tot de transparantie van de kosten, waardoor de kantonrechter de gelegenheid heeft gegeven om zich hierover uit te laten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de bedingen in de algemene voorwaarden van de eisende partij als oneerlijk kunnen worden aangemerkt, omdat ze het evenwicht tussen de rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk verstoren. Dit betreft onder andere bedingen over rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten. De kantonrechter is voornemens deze bedingen ambtshalve te vernietigen, zodat ze de consument niet binden. De eisende partij moet zich hierover uitlaten voordat de vernietiging plaatsvindt. De zaak is verwezen naar de rol voor het nemen van een akte door de eisende partij, waarbij ook de gedaagde partij op de hoogte moet worden gesteld van de ontwikkelingen in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10487378 \ CV EXPL 23-6336
Vonnis van 24 juni 2025
in de zaak van
DE RIOOLMEESTER B.V.,
gevestigd te Warmenhuizen,
eisende partij,
gemachtigde: mr. G.E. Hamer,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 april 2023, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij stelt in de dagvaarding dat zij krachtens op 4 februari 2022 en 11 februari 2022 gesloten overeenkomsten rioolwerkzaamheden heeft verricht, waardoor zij van gedaagde partij te vorderen heeft gekregen een bedrag van € 1.037,55 zoals omschreven in de facturen. De overeenkomsten zijn telefonisch gesloten. Door eisende partij is niet voldaan aan de wettelijke verplichtingen voortvloeiend uit artikel 6:230m lid 1, 6:230t en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Vanwege de spoedeisendheid is het niet redelijk om van eisende partij te verlangen dat eerst aan deze formaliteiten werd voldaan, aldus steeds eisende partij.
2.2.
De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter moet onder meer de overeenkomst toetsen aan de Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
2.3.
De gevorderde hoofdsom is gebaseerd op een beding over de prijs. Zo’n prijsbeding is een kernbeding. Kernbedingen moeten op oneerlijkheid worden getoetst als deze niet transparant zijn. De kantonrechter moet het prijsbeding daarom toetsen op transparantie.
2.4.
Eisende partij heeft zich in de dagvaarding niet uitgelaten over de transparantie van het prijsbeding. Voorafgaand aan de uitvoering van de opdracht(en) heeft gedaagde partij kennis moeten kunnen nemen van de (bij benadering) te verwachten kosten daarvan, in lijn van het arrest van het Europese Hof van 12 januari 2023 (ECLI:EU:C:2023:14), zodat de kantonrechter kan beoordelen of de prijzen transparant zijn in de zin van de richtlijn. Uit dit arrest volgt dat de handelaar de consument, vóórdat de overeenkomst wordt gesloten, informatie moet verstrekken die hem in staat stelt bij benadering de totale kosten van de diensten te ramen. Als dat niet of onvoldoende is gebeurd, zal het prijsbeding op oneerlijkheid in de zin van de richtlijn moeten worden getoetst. Nu eisende partij zich hierover nog niet heeft uitgelaten, krijgt zij de gelegenheid dat alsnog bij akte te doen.
2.5.
Op de overeenkomsten zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard, zodat de bedingen die aan de vordering ten grondslag zijn of kunnen worden gelegd moeten worden getoetst op oneerlijkheid in de zin van de richtlijn. Op grond van de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, C-625/21, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger) moet de kantonrechter immers ook als eisende partij zich in de procedure niet beroept op het toepasselijke beding in de algemene voorwaarden, maar op de wet, ambtshalve onderzoeken of het beding in de voorwaarden waarop zij zich had kunnen beroepen niet oneerlijk is in de zin van de richtlijn. Indien een beding als oneerlijk wordt aangemerkt, kan ingevolge deze arresten geen aanspraak meer worden gemaakt op de wettelijke regeling die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest en moet haar vordering op dit punt worden afgewezen.
2.6.
Eisende partij heeft in de algemene voorwaarden een beding staan over rente, buitengerechtelijke incassokosten en gerechtelijke kosten. De bedingen staan in artikel 3.4 van de algemene voorwaarden, dat luidt:
“Indien de afnemer/opdrachtgever niet binnen de overeengekomen termijnen betaalt, wordt hij/zij geacht van rechtswege in verzuim te zijn en heeft Leverancier zonder enige schriftelijke ingebrekestelling het recht de afnemer/opdrachtgever voor het gehele verschuldigde bedrag de wettelijke handelsrente vermeerderd met 2% op jaarbasis van de vervaldag af in rekening te brengen, onverminderd de aan Leverancier verder toekomende rechten. Ingeval van betalingsverzuim van de afnemer/opdrachtgever heeft Leverancier het recht om op de afnemer/opdrachtgever alle op de invordering vallende kosten, daaronder zowel de gerechtelijke als de buitengerechtelijke incassokosten, integraal te verhalen.”
2.7.
Alle drie de bedingen die in het hiervoor aangehaalde artikel uit de algemene voorwaarden staan worden als oneerlijk aangemerkt, omdat ze het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen aanzienlijk ten nadele van de consument verstoren.
2.7.1.
De bedongen rente is hoger dan de wettelijke rente en zelfs dan de wettelijke handelsrente, zodat het wordt vermoed een onevenredig hoge schadevergoeding te zijn.
2.7.2.
Het beding over de buitengerechtelijke incassokosten geeft eisende partij de mogelijkheid om zonder enige limiet incassokosten bij de consument in rekening te brengen. Door de formulering heeft het beding een aanzienlijk bredere strekking dan de incassokosten die op grond van de wet zijn te vorderen. De bedongen kosten zijn niet gespecifieerd, zodat niet duidelijk is hoe hoog de kosten zijn die in rekening zullen of kunnen worden gebracht, noch wordt er een maximum aan verbonden. Bovendien wordt een vruchteloze aanmaning in de zin van artikel 6:96 lid 6 BW in het beding niet verlangd.
2.7.3.
Het beding over de gerechtelijke kosten (proceskosten) geeft eisende partij de mogelijkheid om alle door haar daadwerkelijk gemaakte proceskosten op de consument te verhalen. Dat is normaal gesproken, zonder zo’n beding, uitsluitend mogelijk in zeer bijzondere omstandigheden, zoals bij misbruik van recht. Een beding op grond waarvan alle gerechtelijke kosten bij de consument in rekening kunnen worden gebracht is als oneerlijk is aan te merken (ECLI:NL:HR:2025:820).
2.8.
Nu de hiervoor besproken bedingen als oneerlijk zijn aan te merken, is de kantonrechter voornemens ze ambtshalve te vernietigen, zodat ze de consument niet binden. Gevolg hiervan is dat eisende partij zich niet op de bedingen kan beroepen. Evenmin komt eisende partij dan een beroep toe op de wettelijke regelingen die van toepassing zouden zijn als de bedingen niet in de algemene voorwaarden zouden staan. Concreet betekent dat dus dat eisende partij geen recht heeft op rente, buitengerechtelijke kosten en een proceskostenveroordeling ten laste van gedaagde partij.
2.9.
Voordat tot vernietiging van de bedingen wordt overgegaan, mag eisende partij zich hierover uitlaten.
2.10.
De zaak wordt voor akte uitlating aan de zijde van eisende partij verwezen naar de rol.
2.11.
Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.12.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 22 juli 2025 om 10.00 uurvoor het nemen van een akte door eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.4 en 2.9,
3.2.
bepaalt dat eisende partij de akte aan gedaagde partij moet toesturen, overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.11,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum en in het openbaar uitgesproken op 24 juni 2025.
991