ECLI:NL:RBAMS:2025:5074

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 juli 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
AMS 24/7457
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Terugvordering van te veel verstrekte AIO-aanvulling door de Sociale verzekeringsbank

In deze zaak heeft de Sociale verzekeringsbank (Svb) in 2024 een bedrag van €2.000,19 aan te veel betaalde AIO-aanvulling teruggevorderd van eiseres, die in beroep ging tegen deze terugvordering. Eiseres betoogde dat zij de inlichtingenplicht niet had geschonden en dat de terugvordering onevenredig was, met dringende redenen om van terugvordering af te zien. De rechtbank heeft op 14 juli 2025 geoordeeld dat de terugvordering in strijd was met het evenredigheidsbeginsel, gezien de persoonlijke omstandigheden van eiseres, waaronder huiselijk geweld en haar beperkte zelfredzaamheid. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat eiseres de AIO-aanvulling niet hoeft terug te betalen. Tevens heeft de rechtbank de Svb veroordeeld tot vergoeding van het griffierecht en de proceskosten van eiseres, die in totaal €2.461,- bedragen. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de Svb om bij terugvorderingen rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden van de betrokkenen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/7457

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 juli 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.R.L.V.M. Kruik),
en

de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank

(gemachtigde: mr. P. Stahl).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de intrekking en terugvordering van te veel verstrekte AIO [1] -aanvulling. Eiseres vindt dat de Svb de AIO-aanvulling niet van haar mag terugvorderen. Volgens eiseres heeft zij de inlichtingenplicht niet geschonden, is de terugvordering onevenredig en zijn er dringende redenen om van terugvordering af te zien. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de terugvordering, gelet op de persoonlijke omstandigheden van eiseres, in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. De rechtbank neemt zelf een beslissing en maakt de terugvordering ongedaan. Eiseres krijgt dus gelijk en het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met een besluit van 28 mei 2024 heeft de Svb de AIO-aanvulling van eiseres vanaf 1 februari 2024 ingetrokken en een bedrag van € 2.000,19 te veel ontvangen AIO-aanvulling teruggevorderd.
2.1.
Met het bestreden besluit van 23 oktober 2024 op het bezwaar van eiseres is de Svb bij dat besluit gebleven.
2.2.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. De Svb heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 26 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van de Svb.

Beoordeling door de rechtbank

3. Vanaf maart 2020 ontvingen eiseres en haar ex-partner de heer [naam ex-partner] ( [naam ex-partner] ) een AIO-aanvulling naar het normbedrag voor gehuwden.
3.1.
Op 16 februari 2024 heeft de Svb bericht via de Basisregistratie personen (Brp) ontvangen dat eiseres op 19 januari 2024 is verhuisd. Vervolgens heeft de Svb op
3 april 2024 een vragenformulier verzonden naar eiseres en [naam ex-partner] . Dit vragenformulier is ingevuld en retour gestuurd door [naam ex-partner] . Op het formulier heeft hij ingevuld dat hij en eiseres gaan scheiden. Ook heeft hij een verzoek tot echtscheiding meegezonden.
3.2.
Vervolgens heeft de Svb de onder ‘procesverloop’ genoemde besluiten genomen. Volgens de Svb heeft eiseres de inlichtingenplicht geschonden door niet door te geven dat zij sinds 1 februari 2024 duurzaam gescheiden leeft van [naam ex-partner] . Verder is volgens de Svb niet van belang of eiseres op de hoogte was van de aanvraag, of haar handtekening op het aanvraagformulier is vervalst en dat zij geen inzage had in de financiën. Volgens de Svb zijn er geen dringende redenen om de vordering te beperken. Ook ziet de Svb geen reden om af te zien van de intrekking wegens evenredigheid.
3.3.
Eiseres bestrijdt dat zij de inlichtingenplicht heeft geschonden. Zij heeft zich immers laten uitschrijven bij de Brp, op basis waarvan de Svb in kennis is gesteld. Er was dan ook geen reden om de uitkering als gehuwden-uitkering te laten doorlopen. Volgens eiseres spelen er belangrijke individuele omstandigheden die de Svb had moeten meewegen. Gedurende haar samenzijn met [naam ex-partner] , was sprake van huiselijk geweld. [naam ex-partner] beheerde de administratie en heeft eiseres nooit inzage gegeven in hetgeen door hem aan uitkering was aangevraagd. Eiseres is dan ook nooit op de hoogte geweest van de uitbetaling van de AIO-aanvulling. Zij kon dus niet weten van deze situatie en heeft naar beste kunnen gehandeld. Daarnaast geldt dat eiseres medische klachten heeft, op leeftijd is en afhankelijk van haar familie is voor haar levensonderhoud. Zij is niet goed in staat om haar belangen te overzien en zelfstandig enige verbetering aan te brengen in haar situatie. Eiseres is niet zelfredzaam. Zij spreekt de Nederlandse taal niet en kan haar administratie of eigen juridische situatie niet doorzien. Volgens eiseres had de Svb vanwege dringende redenen van de terugvordering moeten afzien. De terugvordering heeft onaanvaardbare sociale en/of financiële gevolgen voor eiseres. Ten slotte acht eiseres de besluitvorming in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Nu komt de situatie voor rekening en risico van eiseres. Volgens eiseres zou het evenrediger zijn als [naam ex-partner] zelf de te veel ontvangen gelden retour stort, nu hij deze ook op zijn rekening heeft verkregen.
Overwegingen
4. Intrekking en terugvordering van bijstand, zoals een AIO-uitkering, is een voor de betrokkene belastend besluit. Daarom rust de bewijslast om aannemelijk te maken dat aan de voorwaarden voor intrekking en terugvordering is voldaan in beginsel op de bijstandverlenende instantie. Dit betekent dat de Svb de nodige kennis en relevante feiten moet verzamelen.
4.1.
Partijen zijn het erover eens dat eiseres en [naam ex-partner] vanaf 1 februari 2024 duurzaam gescheiden leven. Het geschil beperkt zich tot de terugvordering van de AIO-aanvulling.
4.2.
Het wettelijk uitgangspunt is dat de belanghebbende aan de Svb op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededelingen van alle feiten en omstandigheden doet, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed zijn op het recht op bijstand. Dit volgt uit artikel 17, eerste lid, van de Participatiewet (Pw) en wordt de inlichtingenplicht genoemd. Op grond van artikel 58, eerste lid, van de Pw, vordert de Svb de kosten van de bijstand terug voor zover de bijstand ten onrechte of tot een te hoog bedrag is ontvangen als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenplicht. Op grond van het achtste lid kan de Svb, indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, besluiten geheel of gedeeltelijk van terugvordering af te zien. [2]
Inlichtingenplicht
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de Svb zich op het standpunt mocht stellen dat eiseres de inlichtingenplicht heeft geschonden. Hiertoe overweegt de rechtbank als volgt.
4.4.
Wijzigingen in de woon- en leefsituatie kunnen van invloed zijn op de hoogte van de AIO-aanvulling en moeten worden doorgegeven. Achtergrond daarvan is dat het niet aan de bijstandsgerechtigde zelf is om te bepalen of zo’n wijziging relevant is of niet. Zou dat wel het geval zijn, dan zouden veel wijzigingen in woonsituaties niet aan de uitkeringsinstantie worden gemeld, al dan niet omdat de betrokkenen ten onrechte menen dat het om een wijziging gaat die geen gevolg heeft voor hun uitkering of die van een ander. Dat bemoeilijkt de controle op een goede uitvoering van de uitkeringsregels.
4.5.
Daarbij geldt dat niet relevant of eiseres bekend was met de uitbetaling van de AIO-aanvulling. Op grond van artikel 59, eerste lid, van de Pw, kunnen kosten van de gezinsbijstand van alle gezinsleden worden teruggevorderd. De gezinsleden zijn hierbij hoofdelijk aansprakelijk voor de gehele vordering. [3] Zij kunnen zich niet beroepen op onbekendheid met de handelingen van een ander gezinslid die tot de terugvordering hebben geleid, omdat beide in de gezinsbijstand begrepen partners als een eenheid worden gezien wat hun aanspraken en verplichtingen betreft. [4] In het geval van eiseres heeft dat tot gevolg dat aangenomen moet worden dat de schending van de inlichtingenplicht door [naam ex-partner] ook aan eiseres kan worden tegengeworpen. Of eiseres ter zake enig verwijt treft, is daarvoor niet van belang.
Evenredigheidsbeginsel
4.6.
Naar het oordeel van de rechtbank kan de beslissing om € 2.000,19 te veel ontvangen AIO-aanvulling van eiseres terug te vorderen, de toetsing van het evenredigheidsbeginsel als bedoeld in artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) echter niet doorstaan.
4.7.
Hiervoor acht de rechtbank redengevend dat, zoals de rechtbank hiervoor heeft overwogen, binnen het stelsel van de gezinsbijstand (in dit geval in de vorm van een AIO-aanvulling) geen ruimte bestaat om de gedragingen van de echtgenoten en de daaraan verbonden gevolgen voor het recht op AIO-aanvulling afzonderlijk te bezien. Daarom ziet de rechtbank ruimte voor een evenredigheidstoets in situaties zoals deze. [5]
4.8.
De wetgever heeft de keuze bij wie tot terugvordering wordt overgegaan namelijk bij de Svb neergelegd. De Svb heeft ervoor gekozen de AIO-aanvulling van zowel eiseres als [naam ex-partner] terug te vorderen. Omdat sprake is van een belastend besluit ligt het op de weg van de Svb om te motiveren waarom zij de AIO-aanvulling (ook) van eiseres terugvordert en hoe deze keuze zich verhoudt tot het evenredigheidsbeginsel. Op dit punt schiet de besluitvorming tekort. In het bestreden besluit ontbreekt een (adequate) bespreking van de in bezwaar gestelde persoonlijke feiten en omstandigheden die een rol spelen in het kader van de evenredigheidstoets.
4.9.
In het geval van eiseres vindt de rechtbank relevante omstandigheden dat de AIO-aanvulling is aangevraagd door [naam ex-partner] en ook op zijn bankrekening is uitbetaald. Eiseres had geen weet van de aanvraag, geen inzage in de financiën, is de Nederlandse taal niet machtig en heeft gezondheidsproblemen. De rechtbank vindt het aannemelijk dat zij niet zelfredzaam is. Dat eiseres nog geen AOW-pensioen heeft aangevraagd, ondanks het feit dat zij hierover wel een brief van de Svb heeft gekregen en in financiële problemen verkeert, vindt de rechtbank hiervoor illustratief. De rechtbank plaatst een en ander bovendien tegen de achtergrond van een situatie van huiselijk geweld. Voorstelbaar is dan ook dat eiseres thuis geen tot weinig inzicht had waar het ging om financiële zaken.
4.10.
Voor zover de Svb zich op het standpunt stelt dat de aanvraag wel is ondertekend door eiseres merkt de rechtbank op dat er twee versies van de aanvraag in omloop zijn. In een interne notitie van de Svb heeft een medewerker van de Svb opgemerkt dat op de door [naam ex-partner] ingediende aanvraag om AIO-aanvulling wél, maar in een later door hem opgestuurde kopie van die aanvraag géén handtekening van eiseres staat bij ‘partner’. Uit de interne notitie blijkt ook dat een medewerker van de Svb twijfelt of de handtekening die in de eerste versie bij “partner” staat wel van eiseres is. De stelling van eiseres dat haar handtekening vervalst is bij de aanvraag om AIO-aanvulling, acht de rechtbank dan ook aannemelijk.
4.11.
Bovendien heeft eiseres zich uit eigen beweging laten uitschrijven bij de Brp. Daarmee heeft zij indirect meer inlichtingen verstrekt aan de Svb dan van haar verwacht kon worden.
4.12.
De Svb stelt zich op het standpunt eiseres onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake is van verminderd doenvermogen. Zo heeft eiseres niet gereageerd op een door de Svb gedaan informatieverzoek. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Gelet op voornoemde omstandigheden rijst de vraag hoeveel van eiseres verwacht mag worden om haar persoonlijke situatie kenbaar te maken. De rechtbank is van oordeel dat eiseres heeft gedaan wat binnen haar mogelijkheden lag.
4.13.
Op de zitting heeft de gemachtigde van de Svb betoogd dat de terugvordering niet onevenredig is omdat eiseres onderhouden is door [naam ex-partner] en in die zin het genot heeft gehad van de AIO-aanvulling. Dit is echter een aanname die niet verder is onderbouwd. Feit is dat [naam ex-partner] de AIO-aanvulling op zijn bankrekening gestort heeft gekregen. In hoeverre en in welke vorm dit geld bij eiseres terecht is gekomen is niet inzichtelijk. Daarbij komt dat niet ter discussie staat dat eiseres en [naam ex-partner] sinds 1 februari 2024 duurzaam gescheiden leven. Dat [naam ex-partner] eiseres in die periode heeft onderhouden is dan ook niet aannemelijk.
4.14.
De hoofdelijke aansprakelijkheid waar de Svb zich op beroept doet niets af aan de mogelijkheid om te kiezen bij wie van de gezinsleden wordt teruggevorderd en voor welk deel. De keuze van de Svb om te veel verstrekte AIO-aanvulling ook van eiseres terug te vorderen acht de rechtbank, gelet op de voornoemde omstandigheden tezamen, onvoldoende gemotiveerd en onevenredig. De rechtbank vindt aannemelijk dat eiseres in deze situatie geen verwijt kan worden gemaakt en zij niet heeft kunnen voorkomen dat de Svb ten onrechte een AIO-aanvulling heeft verstrekt.
Dringende redenen
4.15.
Gezien het hiervoor gegeven oordeel over de evenredigheid van het bestreden besluit behoeft de vraag of sprake is van dringende redenen om van terugvordering af te zien geen bespreking meer.

Conclusie en gevolgen

5. De slotsom is dat het beroep gegrond is. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit voor zover deze betrekking heeft op de terugvordering. De rechtbank voorziet zelf in de zaak, in die zin dat het besluit van 28 mei 2024 zal worden herroepen voor zover dat betrekking heeft op de terugvordering. Dit betekent dat eiseres de AIO-aanvulling niet hoeft terug te betalen.
5.1.
Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet de Svb aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Daarnaast heeft eiseres recht op een vergoeding van de proceskosten die zij in bezwaar en beroep heeft gemaakt. De Svb moet die vergoeding betalen. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht (Bpb) als volgt berekend. De rechtsbijstand door een gemachtigde levert in beroep 2 punten op, voor het indienen van een beroepschrift en het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1. De rechtsbijstand door een gemachtigde in bezwaar levert 1 punt op, voor het indienen van een bezwaarschrift, met een waarde per punt van € 647,- en een wegingsfactor 1. De toe te kennen proceskostenvergoeding komt daarmee op € 2.461,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit voor zover dat betrekking heeft op de terugvordering;
  • herroept het besluit van 28 mei 2024 voor zover dat betrekking heeft op de terugvordering en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
  • draagt de Svb op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt de Svb in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 2.461,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Delstra, rechter, in aanwezigheid van
mr.C.J. van ‘t Hoff, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 14 juli 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Aanvullende inkomensvoorziening ouderen.
2.Voornoemde artikelen zijn van toepassing op grond van artikel 47a van de Pw.
3.Dit volgt uit het vierde lid van artikel 59 van de Pw.
4.Dit is vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad). Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Raad van 27 oktober 2015 (ECLI:NL:CRVB:2015:3719), 22 augustus 2017 (ECLI:NL:CRVB:2017:2871) en 26 november 2019 (ECLI:NL:CRVB:2019:3923).
5.De rechtbank vindt hiervoor steun in de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 17 juni 2022 (ECLI:NL:RBGEL:2022:3058).