ECLI:NL:CRVB:2017:2871
Centrale Raad van Beroep
- Hoger beroep
- R.H.M. Roelofs
- Y.J. Klik
- C. van Viegen
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake intrekking en terugvordering bijstandsuitkering op basis van vermogen en inlichtingenverplichting
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg, waarin de intrekking en terugvordering van bijstandsuitkeringen aan appellanten is behandeld. Appellant ontving van 31 januari 2012 tot en met 3 februari 2014 bijstand op basis van de Wet werk en bijstand (WWB) voor alleenstaanden. Van 4 februari 2014 tot en met 5 mei 2014 ontvingen appellanten samen bijstand voor gehuwden. In mei 2014 werd er tijdens een doorzoeking in de woning van appellanten een contant geldbedrag van € 15.645,- aangetroffen, wat leidde tot een onderzoek door de sociale recherche naar de rechtmatigheid van de bijstandsverlening. Het college van burgemeester en wethouders van Maastricht heeft vervolgens de bijstandsverlening ingetrokken en de gemaakte kosten teruggevorderd, omdat het recht op bijstand niet kon worden vastgesteld door schending van de inlichtingenverplichting.
De rechtbank heeft de beroepen van appellanten tegen de besluiten van het college ongegrond verklaard, omdat appellant niet aannemelijk heeft gemaakt dat het aangetroffen geld niet van hem was. De rechtbank oordeelde dat de verklaringen van appellant tijdens de verhoren door de Koninklijke Marechaussee (Kmar) en de sociale recherche als bewijs gelden. In hoger beroep hebben appellanten hun standpunten herhaald, maar de Centrale Raad van Beroep onderschrijft het oordeel van de rechtbank. De Raad concludeert dat het college terecht de bijstand heeft ingetrokken en de kosten heeft teruggevorderd, en dat appellanten geen recht hebben op de gevraagde langdurigheidstoeslag, omdat het inkomen in de referteperiode niet kon worden vastgesteld. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd.