3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman en de officier van justitie
De raadsman en de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd omdat de weigeringsgrond ex artikel 12 OLW aan de orde is. Uit het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 10 juni 2025 is niet gebleken dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen.
De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een verzamelvonnis, waaraan negen onderliggende vonnissen ten grondslag liggen. Dit brengt mee dat in beginsel zowel de negen onderliggende vonnissen, waarbij over de schuld van de opgeëiste persoon is beslist en hem op grond daarvan vrijheidsstraffen zijn opgelegd, als het verzamelvonnis moeten worden getoetst aan artikel 12 OLW. Bij het verzamelvonnis is immers de duur van de eerder opgelegde straffen gewijzigd en heeft de bevoegde autoriteit over een beoordelingsmarge beschikt.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verzamelvonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
(i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):
“
The Criminal Procedure Code of the Republic of Bulgaria regulates the procedure for the reopening of a criminal case at the request of a person convicted in absentia because of his non-participation in the criminal proceedings. Art. 423 of the Criminal Procedure Code provides that within 6 months of knowing the enforced sentence, the person convicted in absentia may make a request to reopen the criminal case due to his non-participation in it. The request shall be respected unless the convicted person has absconded after the indictment has been submitted in the pre-trial proceedings, which is why the procedure under
art. 254, para.4 of the Criminal Procedure Code cannot be performed or after being enforced, he did he not appear at a court hearing without a justifiable reason.”
Daarmee wordt de opgeëiste persoon geen onvoorwaardelijke garantie gegeven tot een nieuwe behandeling van zijn zaak.Hiermee is dus niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW voldaan.
De rechtbank ziet geen reden om op dit punt nadere vragen te (laten) stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Allereerst heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brief van 10 juni 2025 naar aanleiding van meerdere vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum onder meer het volgende heeft meegedeeld:
“All necessary information is contained in the EAW issued for the individual, and the process related to it should not be subjected to excessive formalism. Therefore, I respectfully urge you not to involve me further with procedural formalities, for which I thank you in advance!”
Daarnaast ontbreekt, zoals uit de hierna volgende overwegingen blijkt, voldoende informatie over de uitoefening van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon met betrekking tot de aan het samenvoegingsvonnis onderliggende vonnissen.
Gelet op het bovenstaande kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren om de navolgende reden.
Op grond van het EAB en de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte aanvullende informatie kan, ondanks de door het Internationaal Rechtshulp Centrum gestelde vragen, niet worden beoordeeld of de opgeëiste persoon, al dan niet stilzwijgend, afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht bij de processen die tot het verzamelvonnis en de daaraan ten grondslag liggende vonnissen hebben geleid. Evenmin kan worden vastgesteld of hij al dan niet kennelijk onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor de Bulgaarse justitiële autoriteiten. De rechtbank kan zich er daarom niet van vergewissen dat overlevering geen schending van de rechten van de verdediging inhoudt en zal de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.
Nu de rechtbank reeds op grond van artikel 12 OLW de overlevering weigert, komt zij niet toe aan bespreking van de overige weigeringsgronden en de overige verweren van de raadsman.