ECLI:NL:RBAMS:2025:5129

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
18 juni 2025
Publicatiedatum
17 juli 2025
Zaaknummer
13/163837-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op grond van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 18 juni 2025 uitspraak gedaan over een vordering tot overlevering op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Sofia Regional Prosecutor’s Office in Bulgarije. De opgeëiste persoon, geboren in 1973 in Bulgarije, werd beschuldigd van verschillende strafbare feiten en er was een verzamelvonnis tegen hem uitgesproken. Tijdens de zittingen op 3 en 18 juni 2025 werd de opgeëiste persoon bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, en een tolk in de Bulgaarse taal. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en het onderzoek aangehouden om aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit te verkrijgen.

De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat de overlevering op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW) moet worden geweigerd. Dit besluit is genomen omdat niet is aangetoond dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen tijdens de procedures die hebben geleid tot het verzamelvonnis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet in persoon aanwezig was bij de processen die tot het verzamelvonnis hebben geleid, en dat er geen garantie was voor een nieuwe behandeling van zijn zaak na overlevering. Hierdoor is de rechtbank van mening dat de overlevering een schending van de rechten van de verdediging zou betekenen.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is en heeft de overlevering geweigerd. De beslissing is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze uitspraak, conform artikel 29, tweede lid, OLW.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-163837-24
Datum uitspraak: 18 juni 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 17 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 13 december 2022 door
the Sofia Regional Prosecutor’s Office,Bulgarije (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Bulgarije) op [geboortedag] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 3 juni 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 3 juni 2025, in aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. M.P.M. Balemans, advocaat in Amsterdam, en door een tolk in de Bulgaarse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
De rechtbank heeft het onderzoek aangehouden tot de zitting van 18 juni 2025 om de beantwoording af te wachten van de op 30 mei 2025 door het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) aan de uitvaardigende justitiële autoriteit gestelde vragen.
Zitting 18 juni 2025
De behandeling van het EAB is, met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de zitting van 18 juni 2025 in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Bulgaarse taal.
De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan, waarvan deze uitspraak de schriftelijke uitwerking betreft.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Bulgaarse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
enforceable judgement pursuant to Private Criminal Case No.23463/2014 of the Sofia Regional Court, Criminal Division, 111th Chamber in force since 10.04.2015,met referentie II-1726/2014 (hierna: het verzamelvonnis).
Uit het EAB blijkt dat de volgende vonnissen ten grondslag liggen aan dit verzamelvonnis:
  • General Criminal Case No. 1039/2000 of the Blagoevgrad Regional Court;
  • General Criminal Case No. 290/2001 of the Blagoevgrad Regional Court;
  • Criminal Case No. 474/2001 of the Blagoevgrad Regional Court;
  • Criminal Case No. 677/2000 of the Razlog Regional Court;
  • General Criminal Case No. 343/2004 of the Blagoevgrad Regional Court;
  • General Criminal Case No. 1048/2003 of the Razlog Regional Court;
  • General Criminal Case No. 1572007 of the Slivnitsa Regional Court;
  • General Criminal Case No. 11577/2007 of the Sofia Regional Court;
  • General Criminal Case No. 5091/2010 of the Sofia Regional Court.
De overlevering wordt voor wat betreft voormelde vonnissen verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van twee vrijheidsstraffen, van respectievelijk vijf jaar en drie maanden én vier maanden en vijftien dagen, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Hiervan resteren volgens het EAB nog vijf jaar en drie maanden. De vrijheidsstraffen zijn aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde verzamelvonnis.
Dit verzamelvonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsman en de officier van justitie
De raadsman en de officier van justitie hebben zich op het standpunt gesteld dat de overlevering dient te worden geweigerd omdat de weigeringsgrond ex artikel 12 OLW aan de orde is. Uit het EAB en de aanvullende informatie van de uitvaardigende justitiële autoriteit van 10 juni 2025 is niet gebleken dat de opgeëiste persoon zijn verdedigingsrechten heeft kunnen uitoefenen.
Oordeel van de rechtbank
De overlevering wordt verzocht voor de tenuitvoerlegging van een verzamelvonnis, waaraan negen onderliggende vonnissen ten grondslag liggen. Dit brengt mee dat in beginsel zowel de negen onderliggende vonnissen, waarbij over de schuld van de opgeëiste persoon is beslist en hem op grond daarvan vrijheidsstraffen zijn opgelegd, als het verzamelvonnis moeten worden getoetst aan artikel 12 OLW. Bij het verzamelvonnis is immers de duur van de eerder opgelegde straffen gewijzigd en heeft de bevoegde autoriteit over een beoordelingsmarge beschikt.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een verzamelvonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12 sub a tot en met c OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan.
Op grond van artikel 12, sub d, OLW mag de rechtbank in dit geval de overlevering alleen toestaan indien de uitvaardigende justitiële autoriteit heeft vermeld dat:
(i) het betreffende vonnis na overlevering onverwijld aan de opgeëiste persoon zal worden betekend en hij uitdrukkelijk zal worden geïnformeerd over zijn recht op een verzetprocedure of een procedure in hoger beroep, waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn, waarop de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, die kan leiden tot herziening van het oorspronkelijke vonnis en
(ii) de opgeëiste persoon wordt geïnformeerd over de termijn waarbinnen hij verzet of hoger beroep dient aan te tekenen, als vermeld in het desbetreffende Europees aanhoudingsbevel.
Het EAB vermeldt in het EAB in onderdeel d):

The Criminal Procedure Code of the Republic of Bulgaria regulates the procedure for the reopening of a criminal case at the request of a person convicted in absentia because of his non-participation in the criminal proceedings. Art. 423 of the Criminal Procedure Code provides that within 6 months of knowing the enforced sentence, the person convicted in absentia may make a request to reopen the criminal case due to his non-participation in it. The request shall be respected unless the convicted person has absconded after the indictment has been submitted in the pre-trial proceedings, which is why the procedure under
art. 254, para.4 of the Criminal Procedure Code cannot be performed or after being enforced, he did he not appear at a court hearing without a justifiable reason.”
Daarmee wordt de opgeëiste persoon geen onvoorwaardelijke garantie gegeven tot een nieuwe behandeling van zijn zaak. [4] Hiermee is dus niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW voldaan.
De rechtbank ziet geen reden om op dit punt nadere vragen te (laten) stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. Allereerst heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit bij brief van 10 juni 2025 naar aanleiding van meerdere vragen van het Internationaal Rechtshulp Centrum onder meer het volgende heeft meegedeeld:
“All necessary information is contained in the EAW issued for the individual, and the process related to it should not be subjected to excessive formalism. Therefore, I respectfully urge you not to involve me further with procedural formalities, for which I thank you in advance!”
Daarnaast ontbreekt, zoals uit de hierna volgende overwegingen blijkt, voldoende informatie over de uitoefening van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon met betrekking tot de aan het samenvoegingsvonnis onderliggende vonnissen.
Gelet op het bovenstaande kan de overlevering op grond van artikel 12 OLW worden geweigerd. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren om de navolgende reden.
Op grond van het EAB en de door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte aanvullende informatie kan, ondanks de door het Internationaal Rechtshulp Centrum gestelde vragen, niet worden beoordeeld of de opgeëiste persoon, al dan niet stilzwijgend, afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht bij de processen die tot het verzamelvonnis en de daaraan ten grondslag liggende vonnissen hebben geleid. Evenmin kan worden vastgesteld of hij al dan niet kennelijk onzorgvuldig heeft gehandeld met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor de Bulgaarse justitiële autoriteiten. De rechtbank kan zich er daarom niet van vergewissen dat overlevering geen schending van de rechten van de verdediging inhoudt en zal de overlevering weigeren op grond van artikel 12 OLW.
Nu de rechtbank reeds op grond van artikel 12 OLW de overlevering weigert, komt zij niet toe aan bespreking van de overige weigeringsgronden en de overige verweren van de raadsman.

4.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

5.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 2, 5 en 12 OLW.

6.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Sofia Regional Prosecutor’s Office,Bulgarije.
HEFT OPde (geschorste) overleveringsdetentie van
[opgeëiste persoon].
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. M.E.M. James - Pater en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D.F.A. Reuvekamp en M.C. Hooibrink, griffiers, en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 18 juni 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Vgl. rechtbank Amsterdam 2 april 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:2927.