ECLI:NL:RBAMS:2025:5317

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
1307268725
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) wegens schending van grondrechten

Op 8 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Letse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Letland, die zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland verblijft. De rechtbank heeft eerder, op 3 juni 2025, geoordeeld dat er een individueel gevaar van schending van de grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan. Dit leidde tot een verlenging van de beslistermijn en een heropening van het onderzoek. Tijdens de zitting op 8 juli 2025 werd de zaak voortgezet, waarbij de rechtbank de detentieomstandigheden in Letland opnieuw beoordeelde. De Letse autoriteiten hadden informatie verstrekt over verbeteringen in de detentieomstandigheden, maar de rechtbank oordeelde dat deze informatie onvoldoende was om het eerder vastgestelde gevaar weg te nemen. De rechtbank concludeerde dat de garanties die door de Letse autoriteiten waren gegeven, te algemeen waren en niet voldoende bescherming boden tegen de negatieve gevolgen van het kastenstelsel in de Letse gevangenissen. Daarom heeft de rechtbank besloten geen gevolg te geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk te verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. De overleveringsdetentie is opgeheven, en de rechtbank heeft de overleveringsprocedure beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-072687-25 (EAB 1)
Datum uitspraak: 8 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 14 maart 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 8 oktober 2024 door
the Prosecutor General's Office of the Republic of Latvia(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] (Letland) op [geboortedag] 1997,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [P.I.] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 20 mei 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 20 mei 2025, in
aanwezigheid van mr. M. Al Mansouri, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen
en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.I. Takens, advocaat in Amsterdam, en door een tolk
in de Letse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (hierna: OLW)
uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak
Bij tussenuitspraak van 3 juni 2025 heeft de rechtbank geoordeeld dat er voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan. Gelet op de mogelijkheid dat bij wijziging van de omstandigheden het reële individuele gevaar alsnog kan worden uitgesloten, heeft de rechtbank de beslissing over de overlevering aangehouden op grond van artikel 11, tweede lid, OLW en het onderzoek heropend en geschorst. Ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW, heeft de rechtbank een redelijke termijn van dertig dagen gesteld om op de volgende zitting na te gaan of een wijziging van omstandigheden is opgetreden. De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de beslistermijn verlengd met zestig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de geschorste overleveringsdetentie op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 8 juli 2025
De behandeling van het EAB is, met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de zitting van 8 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W.L.M. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. R.I. Takens, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Letse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Letse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak

Bij tussenuitspraak van 3 juni 2025 heeft de rechtbank al geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de dubbele strafbaarheid en de toepassing van artikel 11 OLW in verbinding met artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de EU. Deze overwegingen dienen hier als herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Inleiding
Zoals uit de procesgang volgt, heeft de rechtbank in de tussenuitspraak van 3 juni 2025 vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar van schending van zijn grondrechten bestaat als de overlevering zou worden toegestaan. Omdat er een mogelijkheid bestond dat bij wijziging van de omstandigheden het reële individuele gevaar alsnog kan worden uitgesloten, heeft de rechtbank een redelijke termijn van dertig dagen bepaald. De rechtbank zal nu beoordelen of sprake is van een dergelijke wijziging van omstandigheden.
Het Openbaar Ministerie heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit op de hoogte gesteld van de tussenuitspraak en verzocht binnen de redelijke termijn in kennis te worden gesteld van eventuele wijzigingen in de detentieomstandigheden die zouden maken dat de opgeëiste persoon niet langer het gevaar loopt te worden blootgesteld aan de negatieve gevolgen van het kastenstelsel.
The Chief, Colonel of the Department of Imprisonment Institutions, Republic of Latviaheeft op 20 juni 2025 het volgende bericht:
"The Department of Imprisonment Institutions (hereinafter referred to as the Department) received the request dated 19 June 2025 of the International Cooperation Division of the Department for Supervision of Operation and International Cooperation of the Prosecutor General's Office of the Prosecution Office of the Republic of Latvia "On surrender of [opgeëiste persoon] from the Kingdom of the Netherlands (additionally)" (the Department's registration No. S-1-2025-07684) with the request to provide additional information in [opgeëiste persoon] 's, born on [geboortedag] 1997, surrender case.
The Department, having familiarised itself with the information provided in the mentioned request and in conjunction with the information being at its disposal and the requirements of the regulatory enactments, reiterates that the prisoners are provided with uninterrupted 24-hour monitoring system, which includes video surveillance and regular checks by prison staff. If any risks of violence or degrading treatment are detected, a prisoner will be immediately placed in another cell. In case of any existent endangerment, the prisoners can apply to prison official and request their assistance or protection. The use of video surveillance cameras in the prisons reduces the possibility of affecting "lower caste" prisoners and helps to reduce the prevalence of informal hierarchy among the prisoners.
Regarding the improvements in procedures for ensuring the safety of the prisoners, the Department reports that a number of important improvements have been introduced in the regulatory enactments concerning the safety of the prisoners, especially regarding those who have been subjected to or fear of inter-prisoner violence. These improvements include internal procedures alongside technological and operational measures. The Department has improved the procedures for relocation of prisoners to another cell or place of imprisonment in the event of a threat to their safety. Relocation is also possible in cases of any physical threats or psychological pressure from other prisoners.
The Department assures that everything possible is being done at the present time to mitigate the negative consequences of the caste system."
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat er geen gevolg moet worden gegeven aan het EAB en dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk verklaard moet worden. De detentieomstandigheden in Letland zijn niet goed. De brief vanuit Letland is onvoldoende om het individuele gevaar van schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon weg te nemen. In de brief geven de Letse autoriteiten aan het gevaar zoveel als mogelijk in te perken, maar er wordt niet aangegeven dat er geen gevaar meer is. Daarnaast is er nog geen positief luidend rapport van het European Committee for the Prevention of Torture and Inhuman or Degrading Treatment or Punishment (CPT) over Letland gekomen. De situatie is niet dusdanig verbeterd dat het individuele gevaar voor de opgeëiste persoon is weggenomen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft in haar uitspraak van 3 juni 2025 geoordeeld dat uit de door de Letse autoriteiten verstrekte informatie niet duidelijk wordt waar de opgeëiste zal worden gedetineerd na zijn initiële verblijf na overlevering in de Riga Central Prison. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de door de Letse autoriteiten verstrekte detentiegarantie grotendeels algemeen van aard is en onvoldoende adequate bescherming biedt tegen (de negatieve gevolgen van) het kastenstelsel.
De rechtbank is van oordeel dat wederom onduidelijk blijft in welke penitentiaire inrichting de opgeëiste persoon zijn straf hoogstwaarschijnlijk zal uitzitten. De algemene garantie dat de opgeëiste persoon – ongeacht in welke penitentiaire inrichting hij terechtkomt – vierentwintig uur per dag gemonitord wordt, is reeds uitgebreid beschreven in de eerder verstrekte informatie over de detentieomstandigheden, en kan reeds daarom niet gelden als een gewijzigde omstandigheid als bedoeld in artikel 11, derde lid, OLW. De overige genoemde verbeteringen, die zien op aanpassing van interne procedures en technologische en operationele maatregelen, zijn niet geconcretiseerd. Deze leveren daarom naar het oordeel van de rechtbank geen wijziging van de omstandigheden op, waardoor het reeds vastgestelde reële individuele gevaar, zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, OLW voor de opgeëiste persoon alsnog is uitgesloten.
De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB, gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, OLW. De rechtbank zal op grond van artikel 11, vierde lid, in verbinding met artikel 28, derde lid OLW de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Daarmee wordt de overleveringsprocedure beëindigd.

5.Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB.

6.Beslissing

GEEFTgeen gevolg aan het EAB.
VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.
HEFT OPde overleveringsdetentie.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. E. Biçer en D.L.S. Ceulen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. M.J. Gauneau en M. C. Hooibrink, griffiers,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 8 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.