ECLI:NL:RBAMS:2025:5319

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juli 2025
Publicatiedatum
22 juli 2025
Zaaknummer
1309273025
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van overlevering op basis van artikel 12 OLW in het kader van een Europees aanhoudingsbevel

Op 17 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de weigering van overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de District Court in Gdansk, Polen. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 25 februari 2020 is uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in 1975, is in Nederland aangehouden en heeft een advocaat en een tolk in de Poolse taal bijgestaan tijdens de zittingen. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak over de overlevering verlengd en het onderzoek heropend om aanvullende vragen aan de Poolse autoriteiten te stellen.

Tijdens de zittingen op 28 mei en 8 juli 2025 is de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en zijn de omstandigheden rondom zijn afwezigheid bij de zitting die leidde tot het verzamelvonnis van 19 oktober 2019 onderzocht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon niet adequaat was geïnformeerd over de lopende procedure en dat hij niet aanwezig was bij de zitting die tot het verzamelvonnis heeft geleid. De rechtbank concludeert dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is, omdat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure en geen afstand heeft gedaan van zijn recht om aanwezig te zijn.

Uiteindelijk heeft de rechtbank besloten de overlevering van de opgeëiste persoon te weigeren, omdat niet kan worden vastgesteld dat hij op de hoogte was van de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer, waarbij de voorzitter en twee rechters aanwezig waren, en is openbaar uitgesproken op de zitting van 17 juli 2025.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/092730-25 (EAB 1)
Datum uitspraak: 17 juli 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 2 april 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 25 februari 2020 door
the District Court in Gdansk(Polen) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon]
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag] 1975,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 28 mei 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 28 mei 2025, in
aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is ter zitting verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. N.M.H.M. den Dekker, advocaat in ‘s-Gravenhage en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW)
uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding
bevolen met gelijktijdige schorsing van dat bevel tot aan de uitspraak.
Tussenuitspraak 11 juni 2025
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 11 juni 2025 [3] het onderzoek heropend en geschorst teneinde de officier van justitie de door de rechtbank geformuleerde vraag te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen over de verzochte overlevering op grond van artikel 22, vijfde lid, OLW met dertig dagen - ingaande op het moment waarop de termijn van 90 dagen verstrijkt - verlengd onder gelijktijdige verlenging van de geschorste gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 8 juli 2025
De behandeling van het EAB is voortgezet op de zitting van 8 juli 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet ter zitting verschenen en is vertegenwoordigd door zijn daartoe gemachtigde raadsvrouw, mr. N.M.H.M. den Dekker, advocaat te Den Haag.
De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek ter zitting de opheffing van de schorsing van het bevel gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 11 juni 2025

De rechtbank stelt vast dat bij de tussenuitspraak van deze rechtbank van 11 juni 2025 reeds is geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de strafbaarheid van de feiten en over het door de raadsvrouw gedane beroep op de weigeringsgrond van artikel 6a OLW. Hetgeen de rechtbank in deze tussenuitspraak heeft overwogen kan als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
Het onderzoek is in deze tussenuitspraak heropend om te kunnen vaststellen of de opgeëiste persoon op de hoogte was van de samenvoegingsprocedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis van 19 oktober 2019 met kenmerk XIV K 135/19 (hierna: het verzamelvonnis). Daarnaast is de zaak heropend om vast te kunnen stellen of hij al dan niet uit eigen beweging stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces, of dat hij op zijn minst kennelijk onzorgvuldig is geweest met betrekking tot zijn bereikbaarheid voor officiële correspondentie. Hiertoe is de volgende vraag voorgelegd aan de Poolse autoriteiten:
- Ziet de adresinstructie die aan de opgeëiste persoon is gegeven en door hem is
ondertekend (tijdens het voorarrest in de zaak met referentie IV K 88/15) ook op een
(eventuele) procedure tot samenvoeging van de opgelegde straf met een andere eerder
opgelegde straf? Was dit kenbaar voor de opgeëiste persoon?

4.Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW

Inleiding
Naar aanleiding van de tussenuitspraak van 11 juni 2025 is bovenstaande vraag voorgelegd aan de Poolse autoriteiten. Op 26 juni 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit het volgende geantwoord:
“In joint sentencing proceedings, the convicted person is not separately instructed to inform of a change of address.”
Op 27 juni 2025 heeft het Internationaal Rechtshulpcentrum (IRC) een vervolgvraag gesteld:

Could you inform me who initiated the aggregate sentencing proceedings?”
Op 30 juni 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit het volgende geantwoord:
“In response to the next question, I would like to inform you that the proceedings for the issuance of a joint sentence against [opgeëiste persoon] were initiated ex officio by the Regional Court in Gdańsk.”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de overlevering geweigerd moet worden wegens een schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon. De opgeëiste persoon is niet adequaat geïnformeerd over de lopende procedure.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat ten aanzien van het verzamelvonnis kan worden afgezien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW, omdat de opgeëiste persoon stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de samenvoegingsprocedure aanwezig te zijn. Hij was namelijk onbereikbaar voor zijn advocaat. Daarnaast geldt de afgegeven adresinstructie in het Poolse rechtssysteem totdat er een onherroepelijke vrijspraak heeft plaatsgevonden. Dat is hier niet het geval en daarom is de afgegeven adresinstructie ook geldig voor het samenvoegingsvonnis.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt allereerst vast dat uit onderdeel d van het EAB blijkt dat de opgeëiste persoon niet aanwezig is geweest bij de zitting die tot het verzamelvonnis heeft geleid en in deze procedure ook niet is bijgestaan door een door hem gemachtigd raadsman. Verder doen de in artikel 12, aanhef en onder a, c en d, OLW beschreven omstandigheden zich evenmin voor ten aanzien van het verzamelvonnis. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is daarmee op het verzamelvonnis van toepassing.
Ten aanzien van de vraag of aan de weigeringsgrond toepassing moet worden gegeven of dat daarvan kan worden afgezien, stelt de rechtbank vast dat uit de aanvullende informatie blijkt dat de procedure die tot het verzamelvonnis heeft geleid niet op verzoek van de opgeëiste persoon is aangevangen. Het vonnis is immers
“ex officio”, dat wil zeggen op initiatief van de
District Court in Gdansk, gewezen. Evenmin kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon na het instigeren van die procedure door
the District Court in Gdanskop enigerlei wijze op de hoogte is geraakt van die procedure. Uit de aanvullende informatie kan niet worden afgeleid dat de opgeëiste persoon voor de zitting die tot het verzamelvonnis heeft geleid is opgeroepen. Er zijn ook geen omstandigheden bekend waaruit zou kunnen worden afgeleid dat de opgeëiste persoon kon of moest rekening houden met de mogelijkheid dat er een procedure zou plaatsvinden waarin de eerder opgelegde straffen zouden worden samengevoegd.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden vastgesteld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was of had kunnen zijn van de procedure die heeft geleid tot het verzamelvonnis. Om die reden is geen sprake van een situatie waarin hij stilzwijgend afstand heeft gedaan van zijn recht om bij de zitting die tot het verzamelvonnis heeft geleid aanwezig te zijn, dan wel zijn afwezigheid ter zitting aan onzorgvuldigheid van zijn kant was te wijten.
De rechtbank komt dan ook tot de conclusie dat de overlevering van de opgeëiste persoon moet worden geweigerd ten aanzien van het aan het EAB ten grondslag liggende verzamelvonnis van
the District Court in Gdansk van 17 oktober 2019 met kenmerk XIV K 135/19(zoals is vastgesteld in rubriek 3 van de tussenuitspraak van 11 juni 2025).

5.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW van toepassing is. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te zien van toepassing van die weigeringsgrond. Om die reden wordt de overlevering geweigerd.

6.Toepasselijke wetsbepalingen

Artikel 12 OLW.

7.Beslissing

WEIGERTde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
de District Court in Gdansk(Polen) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. E. Biçer en D.L.S. Ceulen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 17 juli 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Niet gepubliceerd.