Op 23 juli 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam een 26-jarige man vrijgesproken van mensensmokkel. De zaak kwam voort uit het feit dat de man betrokken was bij het vervoer van prostituees die onrechtmatig in Nederland verbleven. Tijdens de zittingen op 15 januari 2025 en 9 juli 2025 was de verdachte aanwezig. De officier van justitie, mr. M.M. van den Berg, stelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het helpen van deze vrouwen bij het verkrijgen van wederrechtelijk verblijf. Er waren echter geen overtuigende bewijzen dat de verdachte op de hoogte was van de onrechtmatigheid van hun verblijf.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel de verdachte betrokken was bij het vervoer van enkele vrouwen, er onvoldoende bewijs was dat hij wist of ernstige reden had om te vermoeden dat hun verblijf in Nederland wederrechtelijk was. Het enkele feit dat hij parkeertickets voor Schiphol in zijn auto had, was niet voldoende om aan te nemen dat hij op de hoogte was van hun verblijfstatus. De rechtbank concludeerde dat de verdachte integraal van het ten laste gelegde diende te worden vrijgesproken, omdat er geen andere feiten of omstandigheden waren die zijn wetenschap over de verblijfsstatus konden onderbouwen.
De uitspraak benadrukt het belang van bewijs in strafzaken, vooral in gevallen van mensensmokkel, waar de intentie en kennis van de verdachte cruciaal zijn voor de beoordeling van schuld. De rechtbank sprak de verdachte vrij van alle tenlasteleggingen, wat een belangrijke uitspraak is in het kader van de strafrechtelijke vervolging van mensensmokkel.