ECLI:NL:RBAMS:2025:5834

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
200.331.829
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van vervangende machtiging tot wijziging van de splitsingsakte door het hof

In deze zaak heeft de kantonrechter aan appartementseigenaars een vervangende machtiging verleend voor het wijzigen van de splitsingsakte, specifiek met betrekking tot de stemverhoudingen. Echter, in hoger beroep heeft het Gerechtshof Amsterdam deze beschikking vernietigd. Het hof oordeelde dat het voorgenomen besluit tot wijziging van de splitsingsakte niet eerst aan de andere appartementseigenaar was voorgelegd, wat in strijd is met de vereisten van de wet. De zaak werd aangespannen door Stichting Woningfonds 'DRQ', die in eerste aanleg als belanghebbende was aangemerkt. In hoger beroep voerde DRQ aan dat de kantonrechter de verzoeken tot wijziging op onjuiste gronden had toegewezen. Het hof concludeerde dat de wijziging van de splitsingsakte niet correct was behandeld, omdat de noodzakelijke goedkeuring van de vergadering van eigenaars ontbrak. De uitspraak van het hof houdt in dat de verzoeken van de andere appartementseigenaren worden afgewezen en dat de proceskosten in hoger beroep voor rekening van de geïntimeerden komen. De beslissing van het hof is op 5 augustus 2025 openbaar uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF AMSTERDAM

afdeling civiel recht en belastingrecht
zaaknummer : 200.331.829/01
zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10218308 \\ EA VERZ 22-733
beschikking van de meervoudige burgerlijke kamer van 5 augustus 2025
inzake
STICHTING WONINGFONDS ''DRQ'',
gevestigd te Leidschendam,
advocaat: mr. K. Kroon te Breda,
appellante,
tegen

1.[geïntimeerde 1] ,

wonend te [plaats 1] ,
2.
[geïntimeerde 2],
gevestigd te [plaats 2] ,
advocaat: mr. H.J.G. Braakhuis te Arnhem,
en
3.
[geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4],
beiden wonend te [plaats 2] ,
advocaat: mr. H.J.G. Braakhuis te Arnhem (onttrokken),
geïntimeerden.
Partijen worden hierna DRQ, [geïntimeerde 1] , de [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] genoemd. Geïntimeerden worden gezamenlijk [geïntimeerden] genoemd.

1.De zaak in het kort

De kantonrechter heeft aan appartementseigenaars een vervangende machtiging verleend voor het wijzigen van de splitsingsakte voor zover het betreft de hierin opgenomen stemverhoudingen. In hoger beroep vernietigt het hof deze beschikking van de kantonrechter, omdat het voorgenomen besluit tot wijziging van de splitsingsakte niet eerst aan de andere appartementseigenaar is voorgelegd.

2.Het geding in hoger beroep

DRQ is bij beroepschrift, ontvangen ter griffie van het hof op 5 september 2023, in hoger beroep gekomen van de beschikking die de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter) op 5 juni 2023 onder bovenvermeld zaaknummer heeft gegeven in de zaak tussen [geïntimeerde 1] , [naam 1] en [naam 2] (hierna: [naam 1] en [naam 2] ) enerzijds en de [geïntimeerde 2] anderzijds (hierna: de bestreden beschikking). DRQ is in eerste aanleg aangemerkt als belanghebbende.
Op 5 december 2023 is ter griffie van het hof een verweerschrift in hoger beroep, met producties, van [geïntimeerden] ingekomen. [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] zijn de nieuwe eigenaren van het appartement van voorheen [naam 1] en [naam 2] . Laatstgenoemden hebben zich vervolgens onttrokken aan deze procedure.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 12 november 2024 aan de hand van overgelegde spreekaantekeningen laten toelichten door hun voornoemde advocaten. Partijen hebben vragen van het hof beantwoord en hun standpunten nader toegelicht. DRQ heeft bij die gelegenheid nog producties in het geding gebracht. Mr. Braakhuis heeft op deze zitting ook nog namens [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] gesproken en een verklaring van hun zijde overgelegd, maar dit laatste stuk en deze uitlatingen van mr. Braakhuis zullen buiten beschouwing worden gelaten, omdat dit alles ná de onttrekking naar voren is gebracht.
Na de mondelinge behandeling hebben partijen getracht alsnog tot overeenstemming te komen. Zij zijn daarin niet geslaagd.
Uitspraak is bepaald op heden.
DRQ heeft geconcludeerd dat het hof de bestreden beschikking zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog de verzoeken van [geïntimeerden] zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerden] in de proceskosten van beide instanties.
[geïntimeerden] hebben geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden beschikking, met - uitvoerbaar bij voorraad - veroordeling van DRQ in de proceskosten van beide instanties.
Beide partijen hebben bewijs van hun stellingen aangeboden.

3.Feiten

De kantonrechter heeft in 2.1.1 tot en met 2.1.7 van de bestreden beschikking de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. Met haar
eerste griefbetoogt DRQ dat de feitenvaststelling op onderdelen onvolledig is. Het hof zal met wat in de toelichting op deze grief is gesteld rekening houden, voor zover relevant en voldoende feitelijk onderbouwd.
De in hoger beroep relevante onomstreden feiten komen neer op het volgende.
3.1.
Het pand aan de [straat 1] in [plaats 2] is op 26 januari 2012 gesplitst in vier appartementsrechten.
3.2.
In de splitsingsakte is [bedrijf] hierna: [bedrijf] ) tot bestuurder benoemd. [bedrijf] wordt, aldus de splitsingsakte, vertegenwoordigd door DRQ. Bestuurder van zowel [bedrijf] als DRQ is [naam 3] (hierna: [naam 3] ).
3.3.
Elk appartementsrecht beschikt over één stemrecht.
3.4.
De eigendomssituatie is als volgt:
  • [straat 2] : DRQ;
  • [straat 2] : DRQ;
  • [straat 3] : voorheen [naam 1] en [naam 2] , thans [geïntimeerde 3] en [geïntimeerde 4] ;
  • [straat 4] : [geïntimeerde 1] .
3.5.
Het appartementsrecht [straat 4] omvat het gebruik van zowel de derde, de vierde als de zolderverdieping van het pand en beschikt hierdoor over een grotere oppervlakte dan de andere appartementsrechten. Het aandeel van [straat 4] in de gemeenschap, waaronder de bijdrage in de kosten, is ook groter (3/9e deel tegenover 2/9e deel van de overige leden).
3.6.
Op de ledenvergadering van 5 oktober 2022 is gestemd over het voorstel om [bedrijf] als bestuurder te ontslaan en [naam 1] en [naam 2] als nieuwe bestuurders te benoemen. De voorstellen zijn met twee stemmen voor ( [geïntimeerde 1] , [naam 1] en [naam 2] ) en twee stemmen tegen ( [naam 3] namens DRQ) niet aangenomen.

4.Eerste aanleg

4.1.
[geïntimeerde 1] , [naam 1] en [naam 2] hebben in eerste aanleg verzocht om:
  • een vervangende machtiging voor het ontslag van [bedrijf] als bestuurder van de [geïntimeerde 2] ;
  • een vervangende machtiging voor de benoeming van [naam 1] en [naam 2] als bestuurder van de [geïntimeerde 2] ;
  • een vervangende machtiging om de splitsingsakte te wijzigen, in dier voege dat het totaal aantal in de vergadering uit te brengen stemmen vijf bedraagt en voorts dat het aantal stemmen van de eigenaar van het appartementsrecht [straat 4] twee bedraagt;
  • de [geïntimeerde 2] te veroordelen in de proceskosten.
4.2.
De kantonrechter heeft deze verzoeken integraal toegewezen. Hij heeft hieraan het volgende ten grondslag gelegd.
4.2.1.
De kantonrechter stelt voorop dat de verzoeken zich uitsluitend richten tot de [geïntimeerde 2] . DRQ is geen verweerster, maar een belanghebbende.
4.2.2.
Voldoende is komen vast te staan dat de [geïntimeerde 2] niet of nauwelijks functioneert, zoals [geïntimeerde 1] , [naam 1] en [naam 2] stellen. Uit de stukken blijkt dat [naam 3] als feitelijk bestuurder van de [geïntimeerde 2] vooral zijn eigen visie wil doorvoeren, met als gevolg dat hij niet altijd de belangen van alle eigenaren gezamenlijk behartigt. Daarnaast tracht [naam 3] besluiten te nemen die hij als bestuurder niet kan nemen en handelt hij soms discutabel. Daarbij komt dat de andere leden van de [geïntimeerde 2] zich door [naam 3] geïntimideerd voelen en geen vertrouwen in hem hebben. Een en ander getuigt niet van een werkbare en toekomstbestendige situatie. De [geïntimeerde 2] heeft er dan ook belang bij dat er een andere bestuurder komt.
4.2.3.
Op grond van die omstandigheden en gelet op de in 3.5 hierboven opgenomen feiten, is het volgens de kantonrechter redelijk om het aantal stemmen evenredig(er) te verdelen naar het aantal vierkante meters en daarmee dus naar het feitelijke aandeel van de leden in de gemeenschap. Aan het vereiste van artikel 5:140 lid 1 BW dat de voorgestelde wijziging van de splitsingsakte moet zijn voorgelegd aan de vergadering alvorens om een vervangende machtiging wordt verzocht, is voldaan.
4.2.4.
Het bezwaar van de [geïntimeerde 2] dat [geïntimeerde 1] , [naam 1] en [naam 2] na wijziging van de splitsingsakte met meerderheid van stemmen besluiten kunnen nemen waardoor [naam 3] in feite buitenspel wordt gezet is op zichzelf juist, maar in de gegeven situatie geen redelijke grond voor weigering, aldus steeds de kantonrechter.

5.Beoordeling

5.1.
DRQ heeft in hoger beroep zes grieven aangevoerd tegen de bestreden beschikking.
[geïntimeerden] hebben zich op hun beurt op het standpunt gesteld dat DRQ niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep en ook overigens verweer gevoerd.
DRQ heeft voldoende belang
5.2.
[geïntimeerden] betogen dat DRQ niet-ontvankelijk is in haar vordering in hoger beroep wegens het ontbreken van voldoende belang in de zin van artikel 3:303 BW. Omdat de splitsingsakte inmiddels is gewijzigd en die wijziging niet meer teruggedraaid kan worden, kan de rechtspositie van DRQ immers niet veranderen door deze procedure, aldus [geïntimeerden]
5.3.
Het hof gaat niet mee in dit betoog. Het hof stelt hierbij voorop dat het ontbreken van voldoende belang bij een verzoek of vordering niet tot niet-ontvankelijkheid van het beroep leidt, maar tot verwerping daarvan (HR 9 juli 2010, ECLI:NL:HR:2010:BM2337). Het hiervoor weergegeven betoog van [geïntimeerden] is dan ook een verweer ten principale en kan er niet toe leiden dat DRQ niet-ontvankelijk wordt verklaard in haar vordering in hoger beroep.
5.4.
Op grond van artikel 3:303 BW komt zonder voldoende belang niemand een rechtsvordering toe. Terughoudendheid dient te worden betracht met het afwijzen van een vordering wegens onvoldoende belang.
5.5.
De enkele omstandigheid dat de wijziging van de splitsingsakte inmiddels een feit is, is onvoldoende om aan te nemen dat DRQ geen (voldoende) procesbelang heeft bij haar hoger beroep. Immers, indien het hof tot het oordeel zou komen dat de kantonrechter de vervangende machtiging tot wijziging van de splitsingsakte ten onrechte heeft verleend, is niet ondenkbeeldig dat DRQ, indien gedurende de beroepstermijn van deze machtiging gebruik is gemaakt, voor vergoeding vatbare schade heeft geleden. Daarbij komt dat de [geïntimeerde 2] in eerste aanleg in de proceskosten is veroordeeld, wat ook de vermogenspositie van DRQ raakt. Op grond van vaste rechtspraak van de Hoge Raad levert een proceskostenveroordeling in de procedure bij de rechtbank voldoende belang op voor het aanwenden van het rechtsmiddel hoger beroep. Dit verweer van [geïntimeerden] slaagt dus niet.
Geen vervangende machtiging
5.6.
Met haar
derde tot en met zesde griefbetoogt DRQ in de kern dat de kantonrechter het verzoek van [geïntimeerde 1] , [naam 1] en [naam 2] tot het verlenen van een vervangende machtiging tot wijziging van de splitsingsakte op onjuiste gronden heeft toegewezen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
5.7.
Artikel 5:139 lid 1 BW bepaalt:
De akte van splitsing kan worden gewijzigd met medewerking van alleappartementseigenaars.
Artikel 5:140 lid 1 BW luidt:
Indien een of meer der in de leden 1 en 3 van het vorige artikel genoemden zich niet verklaren of zonder redelijke grond weigeren hun medewerking of toestemming te verlenen, kan deze worden vervangen door een machtiging van de kantonrechter van de rechtbank van het arrondissement waarin het gebouw of het grootste gedeelte daarvan is gelegen.
Om een vervangende machtiging van de kantonrechter te kunnen verkrijgen, is dus vereist dat een voorstel tot wijziging van de splitsingsakte aan de vergadering van eigenaars is voorgelegd en dat een [geïntimeerde 2] -lid (in dit geval DRQ) zich vervolgens niet heeft verklaard of zonder redelijke grond zijn medewerking of toestemming heeft onthouden.
5.8.
De kantonrechter heeft overwogen:
“Onweersproken is dat in 2021 en 2022 ter oplossing voor de niet functionerende [geïntimeerde 2] op vergaderingen is voorgesteld om de splitsingsakte te wijzigen op de wijze als in het verzoek ten grondslag gelegd, maar dat dit door [naam 3] is geweigerd.”.
In hoger beroep heeft DRQ gemotiveerd betwist dat een dergelijk voorstel is gedaan. Dat dit voorstel is voorgelegd aan de vergadering blijkt ook niet uit de in eerste aanleg overgelegde notulen. [geïntimeerden] hebben dit op hun beurt, ook desgevraagd ter zitting, onvoldoende gemotiveerd weersproken. Zij hebben enkel gesteld dat wijziging van de splitsingsakte ‘wel eens is besproken’, maar dat zij zouden moeten nakijken of dat ook tijdens een vergadering is gebeurd. Onduidelijk is daarmee op grond waarvan de advocaat van [geïntimeerde 1] , [naam 1] en [naam 2] in eerste aanleg heeft gesteld dat het in 2021 en 2022 is voorgelegd aan de vergadering, welke stelling ter zitting door de huidige advocaat is overgenomen. Het hof zal het bewijsaanbod dat [geïntimeerden] in dit verband ter zitting hebben gedaan, bij gebrek aan voldoende toelichting van deze stelling dan ook passeren.
5.9.
Het hof houdt het er dus voor dat geen voorstel tot wijziging van de splitsingsakte aan de vergadering is voorgelegd, terwijl [geïntimeerde 1] , [naam 1] en [naam 2] dit op grond van artikel 5:140 lid 1 BW wel hadden moeten doen. Alleen al om die reden was hun verzoek om een vervangende machtiging niet toewijsbaar. Grieven 3 tot en met 6 slagen.
5.10.
Het voorgaande maakt dat
grief 2over de status van DRQ in eerste aanleg geen behandeling meer behoeft.
5.11.
Het hoger beroep heeft succes. De bestreden beschikking zal worden vernietigd voor zover daarbij aan [geïntimeerde 1] , [naam 1] en [naam 2] een vervangende machtiging is verleend voor het wijzigen van de splitsingsakte. Dit verzoek van [geïntimeerde 1] , [naam 1] en [naam 2] zal alsnog worden afgewezen. Het hof ziet aanleiding om de proceskosten in eerste aanleg te compenseren, omdat partijen in eerste aanleg over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld. Ook in zoverre komt de bestreden beschikking voor vernietiging in aanmerking.
[geïntimeerden] zijn in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zullen daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep.

6.Beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover de kantonrechter daarbij:
- ( in 3.3) een vervangende machtiging heeft verleend voor het wijzigen van de splitsingsakte in dier voege dat het totaal aantal in de vergadering uit te brengen stemmen vijf in plaats van vier zal bedragen, waarbij het aantal stemmen dat de eigenaar van het appartementsrecht plaatselijk bekend als [straat 4] te [postcode] [plaats 2] , kadastraal bekend gemeente [plaats 3] , sectie M, complexaanduiding 2039-A, appartementsindex 4, twee in plaats van één zal worden;
- ( in 3.4) de [geïntimeerde 2] in de proceskosten heeft veroordeeld,
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
wijst het verzoek om een vervangende machtiging voor het wijzigen van de splitsingsakte af;
bepaalt dat partijen ieder hun eigen kosten dragen van het geding in eerste aanleg;
veroordeelt [geïntimeerden] in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van DRQ vastgesteld op € 783,00 aan verschotten en € 2.428,00 aan advocatensalaris;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I. de Greef, E.K. Veldhuijzen van Zanten en M.E. van Neck en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 5 augustus 2025.