ECLI:NL:RBAMS:2025:5859

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
13/087344-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal van goederen uit een winkel met een gevangenisstraf als gevolg

Op 8 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal. De verdachte, geboren in 1971 en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, werd beschuldigd van het stelen van goederen uit een Albert Heijn-winkel op 20 maart 2025. Tijdens de zitting op 25 juli 2025 heeft de verdachte het tenlastegelegde feit bekend. De officier van justitie, mr. B. Grünfeld, vorderde een ISD-maatregel, maar de rechtbank oordeelde dat niet aan de zachte ISD-criteria was voldaan, omdat de reclassering onvoldoende duidelijkheid had gegeven over de situatie van de verdachte. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte voldoet aan de harde ISD-criteria, maar besloot geen ISD-maatregel op te leggen. In plaats daarvan werd een gevangenisstraf van één maand opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank benadrukte dat de verdachte een laatste kans moet krijgen om haar leven weer op de rails te krijgen, vooral nu zij aangeeft van de drugs af te willen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummers: 13/087344-25
Datum uitspraak: 8 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1971,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in de P.I. [locatie P.I.] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 25 juli 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. B. Grünfeld, en van wat verdachte en haar raadsman, mr. P.M. Rombouts, naar voren hebben gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort gezegd – ten laste gelegd dat:
zij op of omstreeks 20 maart 2025 in Amsterdam goederen uit een winkel van Albert Heijn heeft gestolen.
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage I, aan dit vonnis gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie is van oordeel dat wettig en overtuigend bewezen kan worden dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte goederen uit een winkel van Albert Heijn heeft gestolen.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
Nu verdachte het tenlastegelegde feit heeft bekend en door de raadsman geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank baseert zich bij de bewezenverklaring op de redengevende feiten en omstandigheden vervat in de inhoud van:
De bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 25 juli 2025;
een proces-verbaal van aangifte met proces-verbaalnummer 250320-990-150 van 20 maart 2025, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde buitengewoon opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] , doorgenummerde pagina’s 2-4.

5.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
op 20 maart 2025 te Amsterdam winkelgoederen, die aan Albert Heijn toebehoorden, heeft weggenomen met het oogmerk om die zich wederrechtelijk toe te eigenen.

6.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

7.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

8.Motivering van de straf

8.1.
De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte de maatregel van plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren, zonder aftrek van voorarrest, zal worden opgelegd. Immers is voldaan aan de harde en zachte ISD-criteria voor oplegging van die maatregel.
8.2.
Het strafmaatverweer van de verdediging
Hoewel wordt voldaan aan de harde ISD-criteria, vindt de verdediging dat de kwalificatie van verdachte als ‘zeer actieve veelpleger’ onjuist is. Aan de zachte ISD-criteria wordt niet voldaan. Zo heeft verdachte nog nooit enige vorm van begeleiding gehad. De verdediging vindt het daarnaast wonderlijk dat de reclassering slechts één bezoek heeft gebracht aan verdachte en dat in het aanvullende reclasseringsrapport niet wordt ingezoomd op haar situatie. Het feit dat de reclassering zowel op deze zitting als op de zitting van 20 juni 2025 niet aanwezig is, geeft een beeld van hoe de reclassering kijkt naar verdachte: met een gebrek aan medemenselijkheid. De verdediging voert eveneens aan dat verdachte nog nooit een waarschuwing heeft gehad dat zij het risico loopt op het krijgen van een ISD-maatregel. Zij is pas nu op de hoogte van de mogelijkheid van oplegging van die maatregel. De verdediging doet dan ook een dringend beroep op de rechtbank om verdachte nog een laatste kans te geven.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een hinderlijk en vervelend feit dat schade en overlast veroorzaakt voor de winkel en ongemak oplevert voor het winkelpersoneel. Van andermans eigendommen blijf je af en dat geldt ook voor verdachte.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 14 mei 2025 (het strafblad). Hieruit volgt dat verdachte eerder meermaals is veroordeeld voor winkeldiefstal.
Rapportage
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van GGZ Reclassering Inforsa Utrecht van 10 juni 2025, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] (het reclasseringsrapport). De reclassering meent dat verdachte voldoet aan de harde ISD-criteria. Aan de zachte ISD-criteria voldoet zij in principe niet, omdat ze nooit een reclasseringstoezicht opgelegd heeft gekregen of interventies als behandeling zijn opgelegd, maar hier zijn volgens de reclassering ook geen mogelijkheden voor gelet op de (verblijfs)status van verdachte. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden en/of toezicht de risico’s te beperken, terwijl het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. Verdachte heeft problemen op vrijwel alle leefgebieden, pleegt veelvuldig strafbare feiten en is daarom ISD-waardig. De reclassering adviseert dan ook om de ISD-maatregel op te leggen en deze te gebruiken om te kijken of repatriëring naar haar thuisland, [geboorteland] , mogelijk is.
Strafoplegging
De rechtbank stelt vast dat verdachte voldoet aan de harde ISD-criteria, nu aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht stelt aan het opleggen van de ISD-maatregel. Zo is in rubriek 5 van dit vonnis bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verder volgt uit het strafblad van verdachte dat zij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 20 maart 2025 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is bovendien gepleegd na tenuitvoerlegging van deze straffen, en er moet ernstig rekening worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Ook eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal soortgelijke feiten die door verdachte zijn gepleegd. Tot slot blijkt uit het strafblad van verdachte dat is voldaan aan de eisen van de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie: over een periode van vijf jaren zijn tegen verdachte processen-verbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden voorafgaand aan de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Voor de rechtbank is echter onvoldoende gebleken dat verdachte ook aan de zachte ISD-criteria voldoet. In het reclasseringsrapport staat onder meer dat verdachte ‘in principe niet voldoet’ aan de zachte ISD-criteria, maar dat er voor haar ook geen mogelijkheden zijn, gelet op haar verblijfsstatus. De rechtbank heeft dit niet kunnen verifiëren door de opsteller van het reclasseringsrapport, [reclasseringsmedewerker] , hierover ter terechtzitting te horen. [reclasseringsmedewerker] was als getuige-deskundige opgeroepen voor de zitting van 25 juli 2025, maar is – zonder bericht – niet verschenen. Evenmin is een andere vertegenwoordiger van de reclassering ter terechtzitting verschenen. Overigens is [reclasseringsmedewerker] ook al tevergeefs opgeroepen voor de eerdere zitting van 20 juni 2025. De rechtbank had [reclasseringsmedewerker] graag willen horen, mede omdat de verdediging de handelwijze van de reclassering ter discussie heeft gesteld en er ook onduidelijkheid lijkt te bestaan over de verblijfsstatus van verdachte. Daar komt bij dat de ISD-maatregel een laatste redmiddel is, waarmee behoedzaam dient te worden omgegaan. Een ISD-maatregel met als doel terugkeer naar [geboorteland] is bovendien op dit moment niet aan de orde, aangezien verdachte momenteel rechtmatig in Nederland verblijft.
Nu voor de rechtbank onvoldoende is gebleken dat verdachte aan de zachte ISD-criteria voldoet, zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de ISD-maatregel.
De rechtbank zal wel overgaan tot het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de strafsoort en hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor winkeldiefstal bij veelvuldige recidive geldt volgens de oriëntatiepunten één (1) maand onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van één (1) maand passend en geboden, met aftrek van voorarrest.
Tot slot merkt de rechtbank op dat zij de verdediging ter terechtzitting goed heeft gehoord. Verdachte wist niet dat zij in aanmerking zou komen voor een ISD-maatregel en wenst dan ook nog een laatste kans. Zij is inmiddels van de drugs af, wil haar methadongebruik gaan afbouwen en wil in Nederland weer aan het werk. De rechtbank wijst verdachte erop dat zij erop vertrouwt dat zij deze kans daadwerkelijk zal benutten.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
1 (één) maand.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Heft ophet bevel tot voorlopige hechtenis, met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. van den Brink, voorzitter,
mrs. E. Biçer en D.G. Bertsch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.D. Hartman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2025.
[…]