8.3.Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van één en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Aard en ernst van het feit
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan winkeldiefstal. Winkeldiefstal is een hinderlijk en vervelend feit dat schade en overlast veroorzaakt voor de winkel en ongemak oplevert voor het winkelpersoneel. Van andermans eigendommen blijf je af en dat geldt ook voor verdachte.
Persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het uittreksel Justitiële Documentatie van verdachte van 14 mei 2025 (het strafblad). Hieruit volgt dat verdachte eerder meermaals is veroordeeld voor winkeldiefstal.
Rapportage
De rechtbank heeft kennisgenomen van het advies van GGZ Reclassering Inforsa Utrecht van 10 juni 2025, opgemaakt door [reclasseringsmedewerker] (het reclasseringsrapport). De reclassering meent dat verdachte voldoet aan de harde ISD-criteria. Aan de zachte ISD-criteria voldoet zij in principe niet, omdat ze nooit een reclasseringstoezicht opgelegd heeft gekregen of interventies als behandeling zijn opgelegd, maar hier zijn volgens de reclassering ook geen mogelijkheden voor gelet op de (verblijfs)status van verdachte. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met voorwaarden en/of toezicht de risico’s te beperken, terwijl het risico op recidive als hoog wordt ingeschat. Verdachte heeft problemen op vrijwel alle leefgebieden, pleegt veelvuldig strafbare feiten en is daarom ISD-waardig. De reclassering adviseert dan ook om de ISD-maatregel op te leggen en deze te gebruiken om te kijken of repatriëring naar haar thuisland, [geboorteland] , mogelijk is.
Strafoplegging
De rechtbank stelt vast dat verdachte voldoet aan de harde ISD-criteria, nu aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht stelt aan het opleggen van de ISD-maatregel. Zo is in rubriek 5 van dit vonnis bewezen verklaard dat verdachte een misdrijf heeft begaan waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Verder volgt uit het strafblad van verdachte dat zij gedurende de vijf jaren voorafgaand aan 20 maart 2025 ten minste driemaal wegens een misdrijf onherroepelijk is veroordeeld tot een vrijheidsbenemende straf. Het in dit vonnis bewezen verklaarde feit is bovendien gepleegd na tenuitvoerlegging van deze straffen, en er moet ernstig rekening worden gehouden dat verdachte wederom een misdrijf zal begaan. Ook eist de veiligheid van personen of goederen het opleggen van deze maatregel, gezien de ernst en het aantal soortgelijke feiten die door verdachte zijn gepleegd. Tot slot blijkt uit het strafblad van verdachte dat is voldaan aan de eisen van de “Richtlijn voor Strafvordering bij meerderjarige veelplegers” van het Openbaar Ministerie: over een periode van vijf jaren zijn tegen verdachte processen-verbaal opgemaakt voor meer dan tien misdrijven, waarvan ten minste één in de laatste twaalf maanden voorafgaand aan de pleegdatum van het laatst gepleegde feit.
Voor de rechtbank is echter onvoldoende gebleken dat verdachte ook aan de zachte ISD-criteria voldoet. In het reclasseringsrapport staat onder meer dat verdachte ‘in principe niet voldoet’ aan de zachte ISD-criteria, maar dat er voor haar ook geen mogelijkheden zijn, gelet op haar verblijfsstatus. De rechtbank heeft dit niet kunnen verifiëren door de opsteller van het reclasseringsrapport, [reclasseringsmedewerker] , hierover ter terechtzitting te horen. [reclasseringsmedewerker] was als getuige-deskundige opgeroepen voor de zitting van 25 juli 2025, maar is – zonder bericht – niet verschenen. Evenmin is een andere vertegenwoordiger van de reclassering ter terechtzitting verschenen. Overigens is [reclasseringsmedewerker] ook al tevergeefs opgeroepen voor de eerdere zitting van 20 juni 2025. De rechtbank had [reclasseringsmedewerker] graag willen horen, mede omdat de verdediging de handelwijze van de reclassering ter discussie heeft gesteld en er ook onduidelijkheid lijkt te bestaan over de verblijfsstatus van verdachte. Daar komt bij dat de ISD-maatregel een laatste redmiddel is, waarmee behoedzaam dient te worden omgegaan. Een ISD-maatregel met als doel terugkeer naar [geboorteland] is bovendien op dit moment niet aan de orde, aangezien verdachte momenteel rechtmatig in Nederland verblijft.
Nu voor de rechtbank onvoldoende is gebleken dat verdachte aan de zachte ISD-criteria voldoet, zal de rechtbank niet overgaan tot het opleggen van de ISD-maatregel.
De rechtbank zal wel overgaan tot het opleggen van een gevangenisstraf. Bij het bepalen van de strafsoort en hoogte daarvan heeft de rechtbank acht geslagen op de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Voor winkeldiefstal bij veelvuldige recidive geldt volgens de oriëntatiepunten één (1) maand onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Alles afwegende vindt de rechtbank een gevangenisstraf van één (1) maand passend en geboden, met aftrek van voorarrest.
Tot slot merkt de rechtbank op dat zij de verdediging ter terechtzitting goed heeft gehoord. Verdachte wist niet dat zij in aanmerking zou komen voor een ISD-maatregel en wenst dan ook nog een laatste kans. Zij is inmiddels van de drugs af, wil haar methadongebruik gaan afbouwen en wil in Nederland weer aan het werk. De rechtbank wijst verdachte erop dat zij erop vertrouwt dat zij deze kans daadwerkelijk zal benutten.
Voorlopige hechtenis
De rechtbank zal de voorlopige hechtenis van verdachte opheffen.