ECLI:NL:RBAMS:2025:5860

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
8 augustus 2025
Zaaknummer
13/368424-24 (zaak A) en 16/234825-24 (zaak B, ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, bedreiging en smaadschrift in een huiselijke context met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

Op 8 augustus 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan mishandeling, bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, zware mishandeling, vernieling en smaadschrift. De zaak betreft twee afzonderlijke tenlasteleggingen, aangeduid als zaak A en zaak B. In zaak A heeft de verdachte zijn levensgezel, [aangeefster], mishandeld en bedreigd in de periode van 11 tot 17 november 2024 in Ouderkerk aan de Amstel. De rechtbank oordeelde dat de aangifte van [aangeefster] betrouwbaar was, ondersteund door getuigenverklaringen en geluidsopnames. De verdachte heeft de televisie van [aangeefster] vernield en haar met de dood bedreigd. In zaak B heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan smaadschrift door naaktfoto's van [aangeefster 1] op Facebook te plaatsen en valse beschuldigingen te verspreiden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 280 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast zijn er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een contactverbod en een locatieverbod. De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding van [aangeefster] toegewezen, maar de vordering van [aangeefster 1] niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13/368424-24 (zaak A) en 16/234825-24 (zaak B, ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 8 augustus 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte] ,
geboren in [geboorteplaats] op [geboortedag 1] 1973,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres
[BRP-adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 21 maart 2025, 11 juni 2025 en 25 juli 2025.
De rechtbank heeft de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder de bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd. Deze zaken worden hierna als zaak A en zaak B aangeduid.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. M.S. Bond, en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.D. Renshof, advocaat te Hoorn, naar voren hebben gebracht.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de vorderingen tot schadevergoeding van
de benadeelde partijen [aangeefster] en [aangeefster 1] en van hetgeen door [naam medewerker 1] en [naam medewerker 2] , medewerkers bij Slachtofferhulp Nederland, namens [aangeefster 1] en door mr. A. Derks (waarnemend voor mr. C.J. Tiemessen), advocaat te Almere, namens [aangeefster] naar voren is gebracht.

2.Tenlastelegging

Zaak A

Aan verdachte is - kort samengevat - tenlastegelegd dat hij zich telkens in de periode van 11 november 2024 tot en met 17 november 2024 in Ouderkerk aan de Amstel schuldig heeft gemaakt aan:
1. mishandeling van zijn levensgezel [aangeefster] ;
2. bedreiging van [aangeefster] en/of [naam 1] met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of zware mishandeling;
3. vernieling van de televisie van [aangeefster] .
Zaak B
Aan verdachte is - kort samengevat - tenlastegelegd dat hij zich in de periode van 2 juli 2023 tot en met 4 juli 2023 in Maarssen ten aanzien van [aangeefster 1] schuldig heeft gemaakt aan smaadschrift.
De volledige tekst van de tenlasteleggingen zijn opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en gelden als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlasteleggingen taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

3.Voorvragen

De dagvaardingen zijn geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de
tenlastegelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor
schorsing van de vervolging.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat alle tenlastegelegde feiten kunnen worden bewezen.
Ten aanzien van de in zaak A onder 1 tenlastegelegde mishandeling heeft zij aangevoerd dat de aangifte wordt ondersteund door het door de verbalisanten waargenomen letsel, de foto’s in het dossier en de letselrapportage en de geluidsopnames van aangeefster. Hoewel van de geluidsopnames geen datum bekend is, komt de ruzie die daarop te horen is overeen met de inhoud van de aangifte. Op de opnames is namelijk te horen dat aangeefster meerdere keren “au” zegt en dit ondersteunt haar verklaring dat er meerdere keren met een scherpe punt van een mes tegen haar lichaam is aangedrukt. Ten aanzien van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde geldt dat de aangifte wordt ondersteund door de verklaring van getuige [naam 1] en de geluidsopnames waarop de bedreigingen zijn te horen. Het in zaak A onder 3 tenlastegelegde kan worden bewezen op basis van de aangifte en de bekennende verklaring van verdachte bij de politie.
Wat betreft het in zaak B tenlastegelegde wordt de aangifte ondersteund door de screenshots van Facebook en de bevestiging van getuige [naam 2] dat hij de berichten heeft ontvangen.
4.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft primair vrijspraak bepleit ten aanzien van het in zaak A tenlastegelegde, wegens het ontbreken van voldoende bewijs. De verklaringen van aangeefster over het geweld en wanneer dit heeft plaatsgevonden zijn inconsistent en onbetrouwbaar. Ten aanzien van het schoppen geldt dat de letselverklaring niet als redengevend kan worden aangemerkt en dat de verklaring van verdachte over de toedracht van het letsel, het van een scooter vallen, op basis van het dossier niet kan worden uitgesloten. De letselverklaring is eveneens niet redengevend voor het steken met een mes. Daarbij komt dat de geluidsopnames niet beschikken over een datum en dat uit de inhoud van de opnames blijkt dat dit op een ander moment ziet. Ook hierbij geldt dat de verklaring van verdachte over de toedracht van het letsel op basis van het dossier niet kan worden uitgesloten. Subsidiair verzoekt de verdachte partieel vrij te spreken van het bestanddeel levensgezel, gelet op de verklaring van verdachte dat zij geen relationele relatie hadden.
Ten aanzien van het in zaak A onder 2 tenlastegelegde heeft de raadsvrouw bepleit dat er geen bewijs is dat de tenlastegelegde bedreigingen aan [naam 1] (hierna: [naam 1] ) hebben plaatsgevonden in de tenlastegelegde periode. Ten aanzien van de bedreiging van [aangeefster] (hierna: [aangeefster] ) heeft de raadsvrouw gesteld dat gelet op de eerdere opmerkingen ten aanzien van de geluidsopnames ook deze bedreiging niet kan worden bewezen. Wat betreft de in zaak A onder 3 tenlastegelegde vernieling geldt dat de televisie per ongeluk kapot is gegaan en dat het scenario van aangeefster betreffende de vernieling niet in het dossier wordt ondersteund.
Ten aanzien van het in zaak B tenlastegelegde is door de raadsvrouw geen (bewijs)verweer gevoerd.
4.3.
Oordeel van de rechtbank
4.3.1.
Ten aanzien van zaak A
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de in zaak A tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en overweegt daartoe als volgt.
[aangeefster] heeft op 17 november 2024 – kort samengevat – verklaard dat zij een week ervoor door verdachte is geschopt op haar bovenbeen. Verdachte wilde haar telefoon, zodat hij de gesprekken tussen aangeefster en haar zonen kon lezen. Toen [aangeefster] dit weigerde, werd verdachte zo boos dat hij de televisie van [aangeefster] heeft vernield. Op 14 november 2024 wilde verdachte nogmaals haar telefoon inzien, zodat hij de gesprekken kon controleren. Verdachte dacht dat [aangeefster] seks had gehad met andere mannen en noemde haar een vieze hoer. Hierop heeft verdachte een vleesmes uit de keukenla gepakt en haar gewaarschuwd dat zij haar telefoon moest afgeven. [aangeefster] heeft wederom geweigerd haar telefoon af te geven. Hierop heeft verdachte het mes op meerdere plekken tegen haar been aangeduwd. [aangeefster] heeft verklaard dat zij niet werd gestoken met het mes, maar dat de scherpe punt tegen haar been werd aangedrukt. Na enig moment zag zij dat er bloed uit haar been kwam. Ook heeft zij verklaard dat verdachte haar afgelopen week meerdere keren met de dood heeft bedreigd. Hij heeft gezegd dat zij vermoord gaat worden en dat de kelen van haar zoons moeten worden opengesneden. Hierbij maakte verdachte een beweging met zijn handen op zijn hals, van waar tot waar de keel zou moeten worden opengesneden. Verdachte heeft hierbij ook verteld dat hij de opdracht hiervoor al heeft uitgegeven bij onbekende mensen.
De betrouwbaarheid van de verklaring van aangeefster
De rechtbank ziet geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de verklaring van [aangeefster] . [aangeefster] heeft uitgebreid, consistent en gedetailleerd verklaard. Het enkele feit dat zij in haar verklaring het mes eerst omschrijft als een kartelmes en vervolgens als een steakmes, doet daaraan niet af. Hierbij weegt de rechtbank mee dat haar verklaring door meerdere bevindingen wordt ondersteund. Deze bevindingen worden hieronder beschreven.
De bevindingen van de verbalisant en de letselverklaring
Een verbalisant ter plaatste zag dat [aangeefster] zichtbaar emotioneel was en begon te huilen. Wanneer de verbalisant vroeg waarom zij moest huilen, trok [aangeefster] haar spijkerbroek uit en liet zij haar benen aan de verbalisant zien. De verbalisant zag dat op het linkerdijbeen ter hoogte van de knie een zeer grote bloeduitstorting zat, op het linkerbeen ter hoogte van de scheen zat aan de buitenzijde een gaatje van ongeveer een halve centimeter met opgedroogd bloed. In de knieholte van het rechterbeen zat eveneens een horizontale verwonding van ongeveer een kleine centimeter met opgedroogd bloed en een blauwkleurige bloeduitstorting ernaast en op het rechteronderbeen ter hoogte van de kuit en het scheenbeen zaten diverse blauwkleurige plekken. Er zaten tevens opgedroogde bloedresten nabij deze blauwkleurige plekken. De verbalisant heeft foto’s gemaakt van het letsel en deze bevinden zich in het dossier. Daarnaast is er nog het bij [aangeefster] geconstateerde letsel, zoals weergegeven in de letstelverklaring. Naar het oordeel van de rechtbank past het omschreven letsel goed bij hetgeen zij heeft verklaard en vindt haar verklaring daarom in grote mate steun in de letselverklaring.
Geluidsopname
Op 18 november 2024 heeft [aangeefster] op het politiebureau een geluidsopname overgelegd en deze is ter plekke door een verbalisant beluisterd. Hierop is volgens de verbalisant te horen dat verdachte het volgende tegen [aangeefster] zegt: “Als ik zeg dat ik je neersteek, dan steek ik je neer (…) Naar binnen, want ik vermoord je hier ter plekke. Je haalt de voordeur niet eens. (…) Ik snijd je hele kop eraf. (…) Ik steek je dwars door je borstkas heen.”
Op de geluidsopname is ook meerdere keren te horen dat [aangeefster] “au” zegt.
Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat ondanks dat de geluidsopname niet over een datum beschikt wel degelijk kan worden vastgesteld dat de opname over de tenlastegelegde gedragingen gaat. Uit de aangifte blijkt dat de ruzie tussen [aangeefster] en verdachte ontstond doordat verdachte in haar telefoon wilde kijken. In het proces-verbaal van bevindingen van de later opnieuw beluisterde en uitgewerkte geluidsopnames wordt meerdere keren vermeld dat de ruzie over een telefoon gaat en dat verdachte wil dat [aangeefster] de telefoon aan hem geeft. Zo zegt verdachte meermaals “telefoon hier”. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de geluidsopname past bij de inhoud van de verklaring en daarmee ondersteuning biedt
.
Levensgezel
De rechtbank acht, anders dan de verdediging, bewezen dat sprake is van geweld begaan tegen een levensgezel, nu is gebleken dat verdachte ten tijde van het incident nog met [aangeefster] samenwoonde en een gezamenlijke huishouding voerde. Daarnaast is de ruzie ontstaan, omdat [aangeefster] volgens verdachte seks had met andere mannen. Dat de relatie tussen verdachte en [aangeefster] – zoals verdachte aangeeft – geen seksuele relatie was, maakt dat niet anders.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte [aangeefster] heeft mishandeld op basis van de aangifte en het steunbewijs. Het alternatieve scenario dat zij van de scooter is gevallen, wordt daardoor weerlegd. Op basis van de geluidsopname acht de rechtbank ook bewezen dat verdachte [aangeefster] heeft bedreigd. De rechtbank is eveneens van oordeel dat er ten aanzien van [aangeefster] onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de bedreigingen die onder de eerste drie gedachtestreepjes ten laste zijn gelegd. Die tenlastegelegde bedreigingen zijn niet gehoord op de spraakmemo en er is ook geen andere ondersteunend bewijs in het dossier.
4.3.1.1 Partiële vrijspraak bedreiging [naam 1] (zaak A onder 2)
De rechtbank is van oordeel dat de in zaak A onder 2 tenlastegelegde bedreiging van [naam 1] niet kan worden bewezen. Hij heeft geen aangifte willen doen en het is onvoldoende duidelijk geworden in welke periode verdachte bedreigingen richting hem zou hebben gericht. Daarnaast zijn de tenlastegelegde gedragingen in grote mate richting zijn moeder ( [aangeefster] ) gericht. De rechtbank zal verdachte daarom hiervan vrijspreken.
4.3.2.
Ten aanzien van de vernieling (zaak A onder 3)
De rechtbank acht bewezen dat verdachte de televisie van [aangeefster] heeft vernield. Verdachte heeft bij de politie in eerste instantie bekend dat hij een klap tegen de televisie heeft gegeven. Dat hij later heeft verklaard dat de televisie per ongeluk kapot is gegaan, doet wat de rechtbank betreft niet af aan de betrouwbaarheid van zijn eerdere bekennende verklaring. Daar komt bij dat de foto van de televisie die bij de vordering van de benadeelde partij is gevoegd niet overeenkomt met de latere verklaring van verdachte dat hij per ongeluk slechts het hoekje van de televisie af heeft geslagen, aangezien de beschadiging zich in het midden van de televisie bevindt.
4.3.3.
Ten aanzien van zaak B
Nu verdachte het in zaak B tenlastegelegde feit heeft bekend en door de raadsvrouw geen vrijspraak is bepleit, volstaat de rechtbank met toepassing van het bepaalde in artikel 359, derde lid, laatste volzin van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) met een opsomming van de bewijsmiddelen.
De rechtbank baseert zich bij de bewezenverklaring op de redengevende feiten en omstandigheden vervat in de inhoud van:
de bekennende verklaring van verdachte, zoals afgelegd ter terechtzitting van 21 maart 2025;
een proces-verbaal aangifte inclusief fotobijlagen met nummer PL0900-2023199840-5 van 6 juli 2023, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 3] , doorgenummerde pag. 5 t/m 33 (dig);
een proces-verbaal ontvangst klacht met nummer PL0900-2023199840-6, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [naam 4] , doorgenummerde pag. 34-35 (dig).
4.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de in rubriek 4.3.3. en in bijlage
IIvervatte bewijsmiddelen
bewezen dat verdachte:
ten aanzien van zaak A onder 1
in of omstreeks de periode van 11 november 2024 tot en met 17 november 2024 te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Ouder-Amstel, zijn levensgezel, [aangeefster] , heeft mishandeld door voornoemde [aangeefster] , een of meerdere malen
- tegen het been te schoppen, en
- met de punt van een mes tegen het lichaam van voornoemde [aangeefster] te drukken;
ten aanzien van zaak A onder 2
in of omstreeks de periode van 11 november 2024 tot en met 17 november 2024
te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Ouder-Amstel, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [aangeefster] dreigend de woorden toe te voegen
- ' Als ik zeg dat ik je neersteek, dan steek ik je neer' en
- ' Telefoon hier, anders sla ik je helemaal de kanker in', en
- ' Naar binnen, want ik vermoord je hier ter plekke. Je haalt de voordeur niet eens',
en
- ' Ik snijd je hele kop eraf', en
- ' Ik steek je dwars door je borstkas heen';
ten aanzien van zaak A onder 3
in of omstreeks de periode van 11 november 2024 tot en met 17 november 2024 te Ouderkerk aan de Amstel, gemeente Ouder-Amstel, opzettelijk en wederrechtelijk een televisie, die aan [aangeefster] toebehoorde, heeft vernield;
ten aanzien van zaak B
op tijdstippen in de periode van 2 juli 2023 tot en met 4 juli 2023 te Maarssen, gemeente Stichtse Vecht, opzettelijk, de eer en de goede naam van [aangeefster 1] heeft aangerand, door telastlegging van een bepaald feit, met het kennelijke doel om daaraan ruchtbaarheid te geven, door middel van geschriften en afbeeldingen verspreid, openlijk, door in voorgenoemde periode naaktfoto's en berichten op Facebook te plaatsen en berichten naar de man van benadeelde te versturen, waarin wordt beweerd dat hij seks heeft gehad met [aangeefster 1] .

5.De strafbaarheid van de feiten en van verdachte

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar en verdachte is hiervoor strafbaar.
6. Motivering van de straf en maatregel
6.1.
Strafeis van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft gevorderd dat aan verdachte een gevangenisstraf voor de duur
van 279 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 60 dagen voorwaardelijk met een
proeftijd van twee jaren, zal worden opgelegd. Daarbij heeft de officier van justitie
gevorderd dat de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden worden
opgelegd.
Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd de maatregel zoals bedoeld in artikel 38v
van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) op te leggen inhoudende een contactverbod met [aangeefster] en [aangeefster 1] (hierna: [aangeefster 1] ) en een locatieverbod voor Ouderkerk aan de Amstel en Maarssen, voor de duur van drie jaren en toepassing van vervangende hechtenis voor de duur van één week (zeven dagen) voor iedere keer dat de verdachte zich niet aan de maatregel houdt (met een maximum van zes maanden).
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht om aansluiting te zoeken bij de oriëntatiepunten die de rechtbanken onderling hebben vastgesteld en rekening te houden met zowel artikel 63 Sr en de persoonlijke omstandigheden van verdachte. Zij heeft verzocht om een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden op te leggen waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren en hieraan dezelfde voorwaarden te verbinden als aan de schorsing.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen
geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals
daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de
vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
6.3.1.
Ernst van de feiten
Verdachte heeft zijn (inmiddels) ex-partner mishandeld, bedreigd en haar televisie kapotgemaakt. Door zijn gedrag heeft verdachte pijn, angst en schade bij haar veroorzaakt. Bovendien heeft het geweld in de huiselijke omgeving plaatsgevonden, een omgeving waar zij zich bij uitstek veilig zou moeten kunnen voelen. Door aldus te handelen heeft verdachte haar vrees aangejaagd. Zij voelde zich hierdoor niet meer veilig. Daarnaast heeft verdachte zich schuldig gemaakt aan smaadschrift. Verdachte heeft intieme foto’s van [aangeefster 1] en seksueel getinte berichten op Facebook geplaatst en naar de partner van [aangeefster 1] gestuurd. Verdachte heeft daarmee haar persoonlijke levenssfeer en waardigheid diep geschonden. Dit soort gedragingen zijn zeer ingrijpend voor slachtoffers.
6.3.2.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 14 april 2025, waaruit blijkt dat hij zich eerder schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten, waaronder huiselijk geweld. Daarnaast blijkt dat verdachte op 10 juni 2025 is veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van elf maanden en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie weken. Verdachte is nog veroordeeld na de pleegdatum van de bewezen verklaarde feiten, waardoor artikel 63 Sr van toepassing is.
De rechtbank heeft daarnaast kennis genomen van het reclasseringsrapport van 20 maart 2025, opgemaakt door [naam 5] , reclasseringswerker bij Reclassering Inforsa. Hieruit blijkt - zakelijk weergegeven - dat er veel problemen zijn op het gebied van wonen, werk en financiën en dat er daarnaast sprake is van psychische problematiek, middelenproblematiek en een wantrouwende, wisselvallige houding ten opzichte van reclassering en hulpverlening. Ondanks de houding van verdachte heeft Reclassering Inforsa in samenwerking met verdachte een plan van aanpak opgesteld. Verdachte is aangemeld bij meerdere woonvoorzieningen. Naast ondersteuning op het gebied van wonen en praktische zaken zoals financiën, is behandeling gericht op zijn middelengebruik en emotieregulatie, impulsiviteit en traumaproblematiek noodzakelijk. De reclassering acht, ondanks de wisselende motivatie van verdachte en mogelijke lage responsiviteit voor interventies, hulpverlening in een drangkader geïndiceerd. De reclassering adviseert, bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij de volgende bijzondere voorwaarden te stellen: meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, contactverbod, locatieverbod (zonder elektronische monitoring), dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole.
De voorlopige hechtenis van verdachte is per 25 juni 2025 geschorst en daaraan zijn bijzondere voorwaarden opgelegd.
6.3.3.
Straf en maatregel
De rechtbank heeft bij het bepalen van de op te leggen straf gekeken naar de straffen die in
vergelijkbare zaken worden opgelegd. De rechtbank weegt als strafverzwarende omstandigheid mee dat sprake is van recidive en dat verdachte door zijn houding ter terechtzitting geen inzicht heeft getoond in zijn handelen. De rechtbank neemt ook strafverzwarend mee dat verdachte deze feiten telkens heeft gepleegd onder invloed van alcohol en drugs.
De rechtbank merkt op dat zij tot een andere berekening is gekomen van het aantal dagen voorlopige hechtenis dan de officier van justitie. De verdachte is namelijk op 18 november 2024 in verzekering gesteld en met ingang van 25 juni 2025 is de voorlopige hechtenis geschorst. Dit zijn 220 dagen.
Alles afwegende en met inachtneming van artikel 63 Sr zal de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 280 dagen, waarvan 60 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren opleggen. Aan het voorwaardelijk strafdeel worden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden verbonden.
Dadelijke uitvoerbaarheid bijzondere voorwaarden
De rechtbank zal verder bepalen dat de bijzondere voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn, nu ernstig rekening moet worden gehouden met de mogelijkheid dat verdachte – zonder de juiste behandeling en begeleiding – opnieuw een strafbaar feit zal plegen dat is gericht tegen, of gevaar oplevert voor, de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38v Sr)
Daarnaast ziet de rechtbank ter beveiliging van [aangeefster] aanleiding om op
grond van artikel 38v Sr een vrijheidsbeperkende maatregel aan verdachte op te leggen
voor de duur van drie jaren, inhoudende een contact- en locatieverbod. Het locatieverbod zal gelden voor Ouderkerk aan de Amstel. Voor iedere keer dat verdachte deze (één van) deze verboden overtreedt, zal vervangende hechtenis worden opgelegd voor de duur van één week (zeven dagen), met een maximum van zes maanden. De rechtbank beveelt dat deze maatregel dadelijk uitvoerbaar is, aangezien er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat verdachte zich belastend jegens [aangeefster] zal gedragen.
De rechtbank ziet ten aanzien van [aangeefster 1] geen aanleiding om aan verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr op te leggen nu het strafbare feit is gepleegd in juli 2023 en er sindsdien geen meldingen zijn gekomen van pogingen van verdachte om contact te leggen met [aangeefster 1] Een contactverbod als bijzondere voorwaarde acht de rechtbank in dit geval voldoende.

7.Vordering tot schadevergoeding

7.1.
Vordering tot schadevergoeding van [aangeefster]
vordert een bedrag van € 649,- aan vergoeding van materiële schade en € 2.000.- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden
toegewezen. De verdediging heeft ten aanzien van het materiële deel verzocht om de gevorderde kosten van het Ziggo-abonnement af te wijzen en om het immateriële deel te matigen.
Materiële schade
Vaststaat dat aan [aangeefster] door het in zaak A onder 3 bewezenverklaarde rechtstreeks materiële schade is toegebracht. De door de raadsvrouw betwiste post, het Ziggo-abonnement, is niet gevorderd. Nu het materiële deel van de vordering, de televisie, niet is betwist, zal de gevorderde schade worden toegewezen.
Immateriële schade
De rechtbank is van oordeel dat aan [aangeefster] partij door het in zaak A onder 1 en 2 bewezenverklaarde rechtsreeks immateriële schade is toegebracht. [aangeefster] heeft, op grond van artikel 6:106, eerste lid en onder b van het Burgerlijk Wetboek, recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van deze schade. Namens [aangeefster] is onder andere toegelicht dat zij is aangemeld voor een EMDR-behandeling om het door haar opgelopen trauma te verwerken. De hoogte van de vordering is ter terechtzitting betwist. De rechtbank acht het gevorderde bedrag, gelet op de aard en ernst van de feiten, de impact die deze op [aangeefster] heeft gehad en op dit moment nog steeds heeft, in combinatie met de bedragen die in vergelijkbare zaken worden toegewezen, billijk. De vordering wordt daarom in zijn geheel toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente.
Schadevergoedingsmaatregel
In het belang van [aangeefster] wordt als extra waarborg voor betaling aan haar de maatregel van artikel 36f Sr aan verdachte opgelegd.
7.2.
Vordering tot schadevergoeding van [aangeefster 1]
vordert een bedrag van € 2.750,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden
toegewezen. De verdediging heeft primair verzocht om [aangeefster 1] niet-ontvankelijk in haar vordering te verklaren vanwege het ontbreken van onderbouwing. Subsidiair heeft de verdediging verzocht het bedrag aanzienlijk te matigen.
In het geval geen sprake is van lichamelijk letsel, zoals hier aan de orde, kan op grond van artikel 6:106 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek slechts een vergoeding voor immateriële schade worden toegekend indien de benadeelde partij in zijn eer of goede naam is geschaad of op andere wijze in zijn persoon is aangetast. [aangeefster 1] heeft een dergelijke schending of aantasting niet (voldoende) onderbouwd. Bij een smaadschrift is het ook niet zo dat de aard en ernst van de normschending steeds meebrengt dat sprake is van een aantasting in de persoon. De vordering van [aangeefster 1] is op de zitting van 21 maart 2025 besproken en het had op de weg van [aangeefster 1] gelegen nadere stukken in te dienen, maar dat is niet gebeurd. De rechtbank zal [aangeefster 1] daarom niet-ontvankelijk verklaren, nu nadere bewijslevering van eventuele immateriële schade als gevolg van het smaadschrift een onevenredige belasting van het strafgeding zou opleveren. De benadeelde partij en de verdachte zullen ieder de eigen kosten dragen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 38v, 38w, 57, 63, 261, 285, 300, 304 en 350 Sr.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4. is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezenverklaarde levert op:
ten aanzien van zaak A onder 1
mishandeling, begaan tegen zijn levensgezel;
ten aanzien van zaak A onder 2
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en zware mishandeling;
ten aanzien van zaak A onder 3
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
ten aanzien van zaak B
smaadschrift.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
280 (tweehonderdtachtig)
dagen.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in
verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die
straf in mindering gebracht zal worden.
Bepaalt dat een gedeelte, groot
60 (zestig) dagen, van deze gevangenisstraf
niet
tenuitvoergelegd zal worden, tenzij later anders wordt bevolen.
Stelt daarbij een proeftijd van
2 (twee) jarenvast.
De tenuitvoerlegging kan worden bevolen als de veroordeelde zich voor het einde van de
proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen als de veroordeelde gedurende de proeftijd
niet aan de hierna vermelde bijzondere voorwaarden voldoet.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- Meldplicht bij reclassering
Veroordeelde meldt zich binnen vijf werkdagen na onherroepelijk worden van het vonnis tussen 09:00 en 12:00 uur bij Reclassering Inforsa op het adres [adres] . Hij blijft zich hierna melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt.
-
Ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname)
Veroordeelde laat zich behandelen door FAZ Inforsa of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt.
Bij een terugval in middelengebruik of verslechtering van het psychiatrische ziektebeeld kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen voor een kortdurende opname voor crisisbehandeling, detoxificatie, stabilisatie, observatie of diagnostiek. Als de voor indicatie verantwoordelijke instantie een kortdurende opname indiceert, zal veroordeelde zich, na goedkeuring door de rechter, laten opnemen in een zorginstelling voor zeven weken of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing in forensische zorg, bepaalt in welke zorginstelling de opname plaatsvindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt.
- Begeleid wonen of maatschappelijke opvang
Veroordeelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering. Het verblijf start wanneer veroordeelde wordt geaccepteerd en er een plek voor hem beschikbaar is. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld.
- Contactverbod
Veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [aangeefster] (geboren [geboortedag 2] 1974) en [aangeefster 1] (geboren [geboortedag 3] 1988) zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- Locatieverbod (zonder elektronische monitoring)
Veroordeelde bevindt zich niet in Ouderkerk aan de Amstel, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt.
- Dagbesteding
Veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur. De dagbesteding draagt bij aan het voorkomen van delictgedrag.
- Meewerken aan schuldhulpverlening
Veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden.
- Meewerken aan middelencontrole
Veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol/drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak veroordeelde wordt gecontroleerd.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking verleent aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft aan genoemde instelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de gestelde voorwaarden en het uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Maatregel
Legt aan de veroordeelde op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid
inhoudende een contactverbod en een locatieverbod door de duur van drie jaren.
Het contactverbod houdt in dat de veroordeelde op geen enkele wijze - direct of indirect
- contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster] , geboren op [geboortedag 2] 1974.
Het locatieverbod houdt in dat de veroordeelde:
- zich niet zal bevinden/ophouden in Ouderkerk aan de Amstel.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 (één) weekvoor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van
6 (zes) maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde
maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Vorderingen tot schadevergoeding
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[aangeefster]toe, te weten een bedrag van € 2.649,- (tweeduizendzeshonderdennegenenveertig euro), bestaande uit € 649,- vergoeding van materiële schade en € 2.000,- aan vergoeding van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 november 2024) tot aan de dag van voldoening.
Veroordeelt veroordeelde verder in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten
behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op
nihil.
Legt veroordeelde de verplichting op ten behoeve van
[aangeefster]aan de staat te betalen een bedrag € 2.649,- (tweeduizendzeshonderdennegenenveertig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade (11 november 2024) tot aan de dag van voldoening. Bij gebreke van betaling en verhaal kan gijzeling worden toegepast voor de duur van maximaal 36 dagen. De toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart de benadeelde partij
[aangeefster 1]niet-ontvankelijk in haar vordering.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de veroordeelde ieder de eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E. van den Brink, voorzitter,
mrs. H.E. Hoogendijk en D.G. Bertsch, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J.D. Hartman, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 8 augustus 2025.
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]
[…]