ECLI:NL:RBAMS:2025:6054

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
31 juli 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
10687752 \ CV EXPL 23-12164
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing consumentenrecht bij een overeenkomst op afstand met betrekking tot een reparatieverzoek

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 31 juli 2025 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen SERVICE KUNSTSTOF KOZIJNEN B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van een openstaande factuur van € 167,43 voor een reparatieverzoek dat door de gedaagde partij was ingediend. Na een tussentijdse betaling resteerde er een hoofdsom van € 114,18, waarop rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten werden gevorderd. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten in het consumentenrecht getoetst, aangezien de overeenkomst tussen een handelaar en een consument was gesloten. Hierbij werd vastgesteld dat de eisende partij niet volledig had voldaan aan de informatieplichten, met name met betrekking tot het ontbindingsrecht en de formulering van de bestelknop. Dit leidde tot een sanctie van 40% op de betalingsverplichting van de gedaagde partij, waardoor de maximaal toewijsbare hoofdsom op € 100,45 kwam te liggen. De kantonrechter heeft ook de toepasselijkheid van de algemene voorwaarden onderzocht, waarbij de eisende partij werd verzocht om nadere toelichting te geven over de bedingen die aan de vordering ten grondslag lagen. De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating en overlegging van stukken door de eisende partij, met de verplichting om de gedaagde partij tijdig te informeren over de rolzitting.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10687752 \ CV EXPL 23-12164
Vonnis van 31 juli 2025
in de zaak van
SERVICE KUNSTSTOF KOZIJNEN B.V.,
gevestigd te Assen,
eisende partij,
gemachtigde: Pranger Agin,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 augustus 2023, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij stelt dat gedaagde partij via de website van eisende partij een reparatieverzoek heeft ingediend met betrekking tot het repareren van een (kiep)raam. Naar aanleiding van het verzoek is een monteur van eisende partij naar gedaagde partij gegaan om de reparatie uit te voeren. Gedaagde partij heeft de factuur van € 167,43 niet volledig voldaan. Rekening houdend met een tussentijdse betaling door gedaagde partij resteert een hoofdsom van € 114,18. Daarnaast worden rente, buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten gevorderd.
2.2.
De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen een handelaar en een consument. De kantonrechter moet in dat geval ambtshalve toetsen aan het consumentenrecht. Onderzocht moet worden of de informatieplichten zijn nageleefd. Daarnaast moet de overeenkomst worden getoetst aan de Richtlijn 93/13 EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
Informatieplichten
2.3.
Gelet op de gestelde wijze van totstandkoming van de overeenkomst, is sprake van een overeenkomst op afstand, zodat gemotiveerd moet worden gesteld dat is voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). Eisende partij stelt aan deze informatieplichten te hebben voldaan en verwijst naar schermafdrukken van het bestelproces ter onderbouwing daarvan.
2.4.
Geconstateerd wordt dat tijdens het bestelproces niet wordt geïnformeerd over het ontbindingsrecht (artikel 6:230m lid 1 onder h BW). Daarnaast voldoet de knop waarmee het bestelproces wordt afgerond niet aan de eisen van artikel 6:230v lid 3 BW, nu uit de tekst ‘verstuur’ geen betalingsverplichting blijkt.
2.5.
Eisende partij heeft de op haar rustende essentiële informatieplichten dan ook niet volledig nageleefd. De Hoge Raad heeft bepaald dat in dat geval een sanctie moet worden opgelegd (ECLI:NL:HR:2021:1677). Voor de sanctie sluit de kantonrechter aan bij de meest recente versie van de landelijke Richtlijn Sanctiemodel essentiële informatieplichten. De sanctie komt in dit geval neer op een vermindering van de betalingsverplichting van gedaagde partij van 40% van de (oorspronkelijke) hoofdsom.
2.6.
De maximaal toewijsbare hoofdsom komt daarmee neer op € 100,45. Op dit bedrag strekt in mindering de betaling van gedaagde partij van € 53,25 zodat resteert € 47,20.
Toetsing van bedingen
2.7.
Op de overeenkomst zijn algemene voorwaarden van toepassing verklaard. Dat blijkt ook uit het bestelproces, waarin gedaagde partij akkoord moet gaan met de algemene voorwaarden. Gedaagde partij heeft een reparatieverzoek ingediend op 20 december 2022. De overgelegde algemene voorwaarden dateren echter van 2023. Zonder nadere toelichting, die niet is gegeven, is dan ook onvoldoende aannemelijk dat de overgelegde – toekomstige – algemene voorwaarden op het moment van het indienen van het reparatieverzoek van toepassing zijn verklaard op de overeenkomst tussen partijen. Eisende partij dient dit nader toe te lichten. Mocht blijken dat een eerdere versie van de algemene voorwaarden van eisende partij van toepassing zijn, dan dient eisende partij deze in het geding te brengen.
2.8.
Eisende partij stelt dat de vordering niet is gebaseerd op de bepalingen uit de algemene voorwaarden. Die stelling is onjuist, omdat eisende partij aanspraak maakt op contractuele rente. Afgezien daarvan, is niet alleen relevant of de vordering is gebaseerd op de algemene voorwaarden, maar ook of de vordering daarop had kunnen worden gebaseerd.
2.9.
Op grond van de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, C-625/21, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger) moet de kantonrechter ook als eisende partij zich in de procedure niet beroept op het toepasselijke beding, maar op de wet, ambtshalve onderzoeken of het beding in de voorwaarden waarop zij zich had kunnen beroepen niet oneerlijk is in de zin van de richtlijn. Indien een beding als oneerlijk wordt aangemerkt, kan ingevolge deze arresten geen aanspraak meer worden gemaakt op de wettelijke regeling die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest en moet haar vordering op dit punt worden afgewezen.
2.10.
Eisende partij dient in de door haar te geven nadere toelichting (zie overweging 2.7) niet alleen de bedingen te noemen die aan de vordering ten grondslag zijn gelegd, maar ook die aan de vordering ten grondslag kunnen worden gelegd en een standpunt in te nemen over de (on)eerlijkheid van die bedingen.
2.11.
De zaak wordt voor akte uitlating en overlegging stukken door eisende partij verwezen naar de rol.
2.12.
Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.13.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
donderdag 28 augustus 2025 om 10.00 uurvoor het nemen van een akte door eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.7 en 2.10,
3.2.
bepaalt dat eisende partij de akte ten minste twee weken voor deze rolzitting aan gedaagde partij moet sturen, overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.12,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 31 juli 2025.
991