ECLI:NL:RBAMS:2025:6068

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 augustus 2025
Publicatiedatum
19 augustus 2025
Zaaknummer
11312794 \ CV EXPL 24-12037
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake consumentenrecht en oneerlijke bedingen in een overeenkomst tussen een gastouderbureau en een consument

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, heeft de kantonrechter op 12 augustus 2025 een tussenuitspraak gedaan in een civiele procedure tussen GASTOUDERBUREAU BOELIE en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 2.280,00 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten, voor de opvang van het kind van de gedaagde partij. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieverplichtingen van de eisende partij onder de loep genomen, aangezien de overeenkomst tussen de partijen als consumentenovereenkomst moet worden gekwalificeerd. Dit houdt in dat de eisende partij moet aantonen dat zij heeft voldaan aan de informatieverplichtingen zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft onderbouwd dat de overeenkomst in een verkoopruimte is gesloten, en dat er mogelijk sprake is van een overeenkomst op afstand. Dit heeft gevolgen voor de informatieverplichtingen die de eisende partij moet naleven. Daarnaast heeft de kantonrechter de bedingen in de algemene voorwaarden van de eisende partij beoordeeld op oneerlijkheid, met name de bedingen met betrekking tot buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten. De kantonrechter heeft geconcludeerd dat deze bedingen als oneerlijk moeten worden aangemerkt, omdat ze in strijd zijn met de wettelijke bepalingen en de rechten van de consument aanzienlijk verstoren.

De kantonrechter heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de oneerlijke bedingen voordat tot vernietiging wordt overgegaan. De zaak is verwezen naar de rol voor akte uitlating door de eisende partij, waarbij de eisende partij ook verplicht is om de gedaagde partij op de hoogte te stellen van deze akte. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 11312794 \ CV EXPL 24-12037
Vonnis van 12 augustus 2025
in de zaak van
GASTOUDERBUREAU BOELIE,
gevestigd te Katwijk,
eisende partij,
gemachtigde: Van Es Gerechtsdeurwaarders & Inc.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 3 september 2024, met producties,
- het tegen gedaagde partij verleende verstek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De beoordeling

2.1.
Eisende partij vordert veroordeling van gedaagde partij tot betaling van € 2.280,00 aan hoofdsom, vermeerderd met rente en kosten. Eisende partij stelt de opvang van het kind van gedaagde partij te hebben verzorgd. Gedaagde partij heeft de facturen daarvoor onbetaald gelaten.
2.2.
De overeenkomst die aan de vordering ten grondslag is gelegd is gesloten tussen eisende partij als handelaar en gedaagde partij als consument. In dat geval moet ambtshalve worden getoetst aan het consumentenrecht. De kantonrechter moet onderzoeken of eisende partij haar informatieverplichtingen heeft nageleefd. Ook moet de overeenkomst en de daarop van toepassing verklaarde algemene voorwaarden worden getoetst aan Richtlijn 93/13/EG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn).
Informatieplichten
2.3.
Eisende partij stelt in de dagvaarding dat de overeenkomst is aangegaan in een verkoopruimte. Deze stelling dient eisende partij nader te concretiseren en onderbouwen (zoals met wie wanneer is gesproken, op welke locatie, enzovoort), omdat uit de overgelegde overeenkomst lijkt te volgen dat op digitale wijze – dus op afstand – een handtekening is gezet, terwijl ook geen ‘natte’ handtekening onder de voorwaarden staat, wat wel voor de hand zou hebben gelegen als daarvoor een ruimte is gecreëerd en de overeenkomst op locatie is gesloten.
2.4.
Mocht eisende partij de hiervoor bedoelde nadere toelichting en/of onderbouwing niet of in onvoldoende mate geven, of als toch blijkt dat het een overeenkomst op afstand betreft, dient eisende partij gemotiveerd te stellen op welke wijze zij heeft voldaan aan de informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek.
Toetsing van bedingen
2.5.
Eisende partij maakt, naast de onbetaald gelaten facturen, aanspraak op rente, buitengerechtelijke kosten en gerechtelijke kosten (proceskosten). Zij heeft bedingen in de algemene voorwaarden staan die daarop betrekking hebben. Deze bedingen moeten worden getoetst op oneerlijkheid, ongeacht of daar in rechte een beroep op wordt gedaan. Op grond van de arresten van het Europese Hof van Justitie van 27 januari 2021, C-229/19, ECLI:EU:C:2021:68 (Dexia) en 8 december 2022, C-625/21, ECLI:EU:C:2022:971 (Gupfinger) moet de kantonrechter immers ook als eisende partij zich in de procedure niet beroept op het toepasselijke beding, maar op de wet, ambtshalve onderzoeken of het beding in de voorwaarden waarop zij zich had kunnen beroepen oneerlijk is in de zin van de richtlijn. Indien een beding als oneerlijk wordt aangemerkt, kan ingevolge deze arresten geen aanspraak meer worden gemaakt op de wettelijke regeling die zonder dat beding van toepassing zou zijn geweest en moet haar vordering op dit punt worden afgewezen.
2.6.
Bij de beoordeling van het oneerlijke karakter van een beding gaat het erom of dat beding, in strijd met de goede trouw, het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort (artikel 3 lid 1 van de richtlijn). Hierbij moeten alle omstandigheden rond de sluiting van de overeenkomst worden meegewogen en alle andere bedingen van de overeenkomst, rekening houdend met de aard van de goederen of diensten waarop de overeenkomst betrekking heeft, in aanmerking worden genomen. Daarbij moet worden uitgegaan van de datum waarop de overeenkomst is gesloten. Irrelevant voor deze toets is dus de feitelijke toepassing en uitvoering van de bedingen.
2.7.
Het rentebeding staat in artikel 6 lid 4 van de algemene voorwaarden. Dat artikel is getoetst en niet oneerlijk bevonden, omdat wordt verwezen naar en aangesloten bij de wettelijke rente.
2.8.
De bedingen met betrekking tot de buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten staan in artikel 8, leden 1, 2 en 3 van de algemene voorwaarden.
Deze luiden als volgt:
Artikel 8. Niet-tijdige betaling
Als ouder, na aanmaning, in verzuim blijft te voldoen aan de betalingsverplichting dan zal GOB een incassobureau of deurwaarder inschakelen.
De kosten van het incassobureau alsmede alle buitengerechtelijke kosten komen voor rekening van de ouder.
Tevens komen de gerechtelijke kosten voor rekening van de ouder.
(…)
2.9.
Zowel het beding met betrekking tot de buitengerechtelijke als de gerechtelijke kosten wordt als oneerlijk aangemerkt, omdat ze ten nadele van de consument afwijken van de wettelijke regelingen.
2.10.
Voor wat betreft de buitengerechtelijke kosten zijn alle buitengerechtelijke kosten voor rekening van de consument, terwijl op grond van de wet, die van dwingend recht is, uitsluitend een gemaximeerd percentage aan buitengerechtelijke kosten verschuldigd kan zijn, mits is voldaan aan de daarvoor geldende vereisten. Met een beroep op het beding kan eisende partij direct, zonder limiet, kosten in rekening brengen. De bedongen kosten zijn ook niet gespecifieerd, zodat niet duidelijk is hoe hoog de kosten zijn die in rekening zullen of kunnen worden gebracht, noch wordt er een maximum aan verbonden. Nu ten nadele van de consument wordt afgeweken van dwingend recht, levert dat oneerlijkheid op (zie ECLI:NL:HR:2023:198).
2.11.
Voor wat betreft de gerechtelijke kosten kan eisende partij met een beroep op dit beding alle door haar gemaakte gerechtelijke kosten bij de consument in rekening brengen, terwijl dat zonder zo’n beding uitsluitend mogelijk is in zeer bijzondere omstandigheden, zoals misbruik van recht. De Hoge Raad heeft onlangs bevestigd (ECLI:NL:HR:2025:820) dat een beding op grond waarvan alle gerechtelijke kosten bij de consument in rekening kunnen worden gebracht als oneerlijk is aan te merken.
2.12.
De kantonrechter is voornemens de bedingen met betrekking tot de buitengerechtelijke en gerechtelijke kosten ambtshalve te vernietigen vanwege hun oneerlijke karakter. Gevolg daarvan zal zijn dat eisende partij zich daarop niet meer kan beroepen en haar ook geen beroep meer toekomt op de wettelijke regelingen die van toepassing zouden zijn als de bedingen niet in de algemene voorwaarden waren opgenomen. Concreet zou dat neerkomen op afwijzing van de buitengerechtelijke kosten en de proceskosten.
2.13.
Voordat tot vernietiging van de bedingen wordt overgegaan, mag eisende partij zich daarover bij akte uitlaten.
2.14.
De zaak wordt voor akte uitlating eisende partij naar de rol verwezen.
2.15.
Eisende partij dient de akte tenminste twee weken voor de hierna te bepalen rolzitting ook aan gedaagde partij te sturen, met de mededeling dat gedaagde partij op die rolzitting daarop mag reageren dan wel uitstel kan vragen en hoe en wanneer gedaagde partij uiterlijk moet reageren. Eisende partij wordt in dat kader verzocht om naast de akte ook de mededeling/brief aan gedaagde partij in het geding te brengen. Wanneer niet kan worden vastgesteld dat de akte tijdig en/of met de juiste mededeling aan gedaagde partij is toegestuurd, wordt deze in beginsel buiten beschouwing gelaten.
2.16.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
dinsdag 9 september 2025 om 10.00 uurvoor akte uitlating door eisende partij over het bepaalde in overwegingen 2.3 en 2.13,
3.2.
bepaalt dat eisende partij de akte aan gedaagde partij moet toesturen overeenkomstig het bepaalde in overweging 2.15,
3.3.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.W. Inden en in het openbaar uitgesproken op 12 augustus 2025.
991