3.1Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Op 15 juli 2025 hebben de Poolse autoriteiten de volgende aanvullende informatie verstrekt met betrekking tot de beslissing tot omzetting van de vrijheidsbeperkende straf:
“The District Court in Poznan, III Criminal Division, in reply to questions, informs that when ruling on the substitute penalty of deprivation of liberty for the unexecuted part of the sentence of restriction of liberty, i.e. when issuing the decision of 12 July 2022. ref. no. II Ko 970/22, the District Court in Gniezno could, but did not have to, impose a substitute penalty of deprivation of liberty. On the other hand, the circumstances of the case clearly indicated that it was advisable to impose a substitute sentence, as the convicted person had performed only 4 hours of work out of the total 540 hours of work imposed on him (18 months of 30 hours of work per month). The provisions of the Polish Executive Penal Code stipulate how to convert a sentence of restriction of liberty into a substitute sentence of imprisonment. In this respect, the provisions are rigidly defined and it is not possible to determine the number of these days in a different way. The reason for ordering a substitute sentence of deprivation of liberty was the convict’s failure to perform unpaid, controlled work for social purposes as part of the sentence of restriction of liberty. Such work should have been performed by the convict for a period of 1 year and 6 months - each month he should have worked 30 hours. In the meantime, he has worked only 4 hours.”
Standpunt van de raadsman
De raadsman stelt zich op het standpunt dat de overlevering moet worden geweigerd, omdat op basis van het dossier en de aanvullende informatie niet kan worden vastgesteld of de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon zijn geschonden. Uit de aanvullende informatie van 15 juli 2025 blijkt dat er een beoordelingsmarge was bij het omzetten van de straf. De omzettingsbeslissing van 12 juli 2022 dient daarom getoetst te worden aan artikel 12 OLW. Uit het EAB en de aanvullende informatie blijkt niet dat de opgeëiste persoon op de hoogte is geweest van de zitting die heeft geleid tot de omzettingsbeslissing. Daarnaast is onduidelijk of de gegeven adresinstructie ook ziet op de procedure van de omzettingsbeslissing en of de opgeëiste persoon gewezen is op de gevolgen van het niet naleven van de adresinstructie.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de overlevering kan worden toegestaan. Uit de aanvullende informatie van 15 juli 2025 blijkt niet dat er bij de omzettingsbeslissing van 12 juli 2022 sprake was van een beoordelingsmarge waarin de aard en omvang van de straf konden worden aangepast. Het oorspronkelijke vonnis van 9 september 2019 valt daarom onder de reikwijdte van artikel 12 OLW en dit vonnis is in persoon betekend.
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van het EAB stelt de rechtbank vast dat het vonnis op 11 september 2019 aan de opgeëiste persoon in persoon is betekend, waarbij de opgeëiste persoon is geïnformeerd over zijn recht op hoger beroep waarbij hij het recht heeft aanwezig te zijn en tijdens welke de zaak opnieuw ten gronde wordt behandeld en nieuw bewijsmateriaal wordt toegelaten, maar de opgeëiste persoon daarvan geen gebruik heeft gemaakt. De rechtbank is daarom van oordeel dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12, sub c, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing.
Bij beslissing van de
District Court in Gnieznovan 12 juli 2022 is de vrijheidsbeperkende straf omgezet in een vrijheidsbenemende straf.
De rechtbank is van oordeel dat uit de aanvullende informatie van 15 juli 2025 blijkt dat de beslissing tot omzetting van 12 juli 2022 een beslissing is waarbij de aard of de maat van de aanvankelijk opgelegde straf is gewijzigd. Uit de hierboven genoemde aanvullende informatie volgt ook dat de rechter beoordelingsruimte had bij de beslissing tot omzetting.
Deze beslissing valt daarom onder de reikwijdte van artikel 12 OLW.
De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot de omzettingsbeslissing heeft geleid, en dat - kort gezegd - is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan en evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW is verstrekt.
Gelet daarop kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd. De rechtbank ziet geen redenen om van weigering af te zien.
Hoewel uit het EAB volgt dat er een oproep is verzonden naar het adres van de opgeëiste persoon, is het naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende duidelijk of de opgeëiste persoon met betrekking tot deze omzettingsprocedure een adres-instructie heeft gehad. Gelet op de beslistermijn ziet de rechtbank geen ruimte om hier nog vragen over te stellen aan de uitvaardigende justitiële autoriteit. De rechtbank kan daarom niet vaststellen of overlevering een schending van de verdedigingsrechten zou betekenen.