ECLI:NL:RBAMS:2025:6456

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
2 september 2025
Zaaknummer
AMS 24/611
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing aanvraag Europese gehandicaptenparkeerkaart na herstel gebreken door college

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart (GPK) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Eiseres had in eerste instantie een aanvraag ingediend, die op 4 augustus 2023 werd afgewezen. Na een bezwaarprocedure verklaarde het college op 18 januari 2024 het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna de rechtbank op 11 maart 2025 een zitting hield. Tijdens deze zitting werd de zaak besproken met de gemachtigden van beide partijen.

De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 27 maart 2025 het college de gelegenheid gegeven om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Het college heeft hierop gereageerd met een aanvullende motivering, gebaseerd op een nieuw medisch advies van de GGD, waarin opnieuw werd geadviseerd de aanvraag voor de GPK af te wijzen. Eiseres heeft geen nieuwe stukken ingebracht ter ondersteuning van haar beroep.

De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de conclusies van de GGD-arts. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om een GPK blijft staan. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die door het college moeten worden vergoed.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/611

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 3 september 2025 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.J. Stronks),
en
het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,verweerder (hierna: het college)
(gemachtigde: [naam] ).

Procesverloop

1.1.
In het besluit van 4 augustus 2023 (het primaire besluit) heeft het college de aanvraag van eiseres om een Europese gehandicaptenparkeerkaart (GPK) als passagier afgewezen.
1.2.
In het besluit van 18 januari 2024 (het bestreden besluit) heeft het college het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
1.3.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
1.4.
Het college heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
De rechtbank hield zitting op 11 maart 2025, waar de zaak met partijen werd besproken. Op de zitting waren aanwezig de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het college.
1.6.
In de tussenuitspraak van 27 maart 2025 (de tussenuitspraak) heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen tien weken na verzending van de tussenuitspraak, met inachtneming van wat in de tussenuitspraak is overwogen, de geconstateerde gebreken in het bestreden besluit te herstellen.
1.7.
Het college heeft in reactie op de tussenuitspraak een aanvullende motivering ingediend naar aanleiding van het nieuwe medisch advies van de GGD.
1.8.
De rechtbank heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Overwegingen

2. Deze uitspraak bouwt voort op de tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist, tenzij hierna uitdrukkelijk anders wordt overwogen. Het staat de rechtbank niet vrij om terug te komen van zonder voorbehoud gegeven oordelen in de tussenuitspraak. Dit is alleen anders in zeer uitzonderlijke gevallen. De rechtbank verwijst hiervoor naar de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 24 augustus 2011 (ECLI:NL:RVS:2011:BR5704) en 15 augustus 2012 (ECLI:NL:RVS:2012:BX4694).
3. In de tussenuitspraak heeft de rechtbank, kort gezegd, overwogen dat zij het belangrijk vindt dat de GGD eiseres nogmaals op spreekuur ziet samen met haar dochter en zorgvuldig onderzoekt of eiseres wel of niet alleen op straat kan wachten, als haar dochter de auto parkeert. Bij dit onderzoek moet de informatie genoemd in overweging 6.2 van de tussenuitspraak worden meegenomen, met daarbij de Wlz-indicatie. Het was ook aan eiseres, haar dochter en de gemachtigde van eiseres om ervoor te zorgen dat de GGD alle beschikbare medische informatie krijgt. De rechtbank heeft het college in de gelegenheid gesteld om binnen tien weken na verzending van de tussenuitspraak de gebreken te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak.
4. Het college heeft op 11 april 2025 aangegeven de genoemde gebreken hangende het beroep te zullen herstellen. Op 19 mei 2024 heeft de GGD-arts het medisch advies naar het college toegezonden. De GGD-arts adviseert opnieuw de aanvraag voor een GPK af te wijzen. Het college sluit zich aan bij dit advies en neemt dit over als motivering voor het bestreden besluit.
5. De gemachtigde van eiseres heeft aangegeven af te zien van een nadere reactie.
6. De rechtbank stelt vast dat eiseres geen nieuwe stukken heeft ingebracht dan wel heeft meegenomen bij de herbeoordeling. Uit het GGD-advies blijkt dat de duizeligheidsklachten onvoldoende onderbouwing zijn voor de continue begeleidingsafhankelijkheid. Uit de reeds beoordeelde brieven van de KNO-arts komt naar voren dat eiseres in 2022 en 2023 weliswaar last heeft van een evenwichtsstoornis, maar wordt ook duidelijk dat het om een (in het algemeen) goed behandelbare aandoening gaat, met aanvalsgewijze klachten, die een goede prognose heeft. Ook heeft eiseres zelf aangegeven dat deze klachten niet tot vallen heeft geleid. Het gebruik van een loophulpmiddel blijft voorliggend om eventuele evenwichtsproblemen te ondervangen. Dit probleem vormt onvoldoende onderbouwing voor het bestaan van een continue begeleidingsafhankelijkheid. In hetgeen eiseres heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen aanknopingspunten om te twijfelen aan de conclusies van de GGD-arts of aan de wijze waarop het advies tot stand is gekomen. Eiseres heeft het nieuwe GGD-advies ook niet weersproken. Het college mocht de aanvraag van eiseres voor een GPK daarom op basis van dit advies afwijzen.

Conclusie

7. Gelet op de in de tussenuitspraak geconstateerde gebreken, is het beroep gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit. Omdat het college in zijn reactie op de tussenuitspraak de gebreken heeft hersteld, laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt en dat de afwijzing van de aanvraag om een GPK in stand blijft.
8. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, moet het college aan eiseres het door haar betaalde griffierecht vergoeden. Ook moet het college de proceskosten van eiseres vergoeden die zij heeft gemaakt. De vergoeding wordt met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. De bijstand door een gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907,- en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van
€ 907,-), bij een wegingsfactor 1. Toegekend wordt € 1.814,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand blijven;
- draagt het college op het betaalde griffierecht van € 51,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt het college in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.D. Arnold, rechter, in aanwezigheid van
mr.C. Simonis, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 3 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak en de tussenuitspraak/tussenuitspraken. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.