In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure over de afwijzing van een aanvraag voor een Europese gehandicaptenparkeerkaart (GPK) door het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam. Eiseres had in eerste instantie een aanvraag ingediend, die op 4 augustus 2023 werd afgewezen. Na een bezwaarprocedure verklaarde het college op 18 januari 2024 het bezwaar ongegrond. Eiseres heeft hiertegen beroep ingesteld, waarna de rechtbank op 11 maart 2025 een zitting hield. Tijdens deze zitting werd de zaak besproken met de gemachtigden van beide partijen.
De rechtbank heeft in een tussenuitspraak van 27 maart 2025 het college de gelegenheid gegeven om de gebreken in het bestreden besluit te herstellen. Het college heeft hierop gereageerd met een aanvullende motivering, gebaseerd op een nieuw medisch advies van de GGD, waarin opnieuw werd geadviseerd de aanvraag voor de GPK af te wijzen. Eiseres heeft geen nieuwe stukken ingebracht ter ondersteuning van haar beroep.
De rechtbank heeft in haar uitspraak geoordeeld dat er geen aanknopingspunten zijn om te twijfelen aan de conclusies van de GGD-arts. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, maar de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand gelaten, wat betekent dat de afwijzing van de aanvraag om een GPK blijft staan. Eiseres heeft recht op vergoeding van het griffierecht en de proceskosten, die door het college moeten worden vergoed.