ECLI:NL:RBAMS:2025:6689

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
10633640 \ CV EXPL 23-10382
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake consumentenrecht en doorbelaste kosten huurauto

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 28 augustus 2025 een eindvonnis gewezen in een civiele procedure tussen A-POINT B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De vordering van A-POINT B.V. bestond uit vijf facturen die betrekking hadden op kosten voortvloeiend uit een reparatieovereenkomst en een huurovereenkomst voor een leenauto. De kantonrechter heeft ambtshalve de consumentenrechtelijke aspecten van de vordering getoetst. De vordering met betrekking tot de reparatiekosten werd toegewezen, terwijl een deel van de vordering, met name de doorbelaste kosten van de huurauto, werd afgewezen vanwege onredelijke bedingen in de algemene voorwaarden. De kantonrechter oordeelde dat de kosten die A-POINT B.V. in rekening had gebracht voor het gebruik van de huurauto, zoals brandstof en administratiekosten, niet voldoende waren onderbouwd en dat bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden als oneerlijk werden aangemerkt. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 3.851,83, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft de proceskosten afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Civiel recht
Kantonrechter
Zaaknummer: 10633640 \ CV EXPL 23-10382
Vonnis van 28 augustus 2025
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A-POINT B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
eisende partij,
gemachtigde: BvCM Collections B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
niet verschenen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 22 mei 2025,
- de akte van eisende partij.
1.2.
Ondanks daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, heeft gedaagde partij niet gereageerd op de akte van eisende partij.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1.
Zoals overwogen in het tussenvonnis bestaat de vordering uit vijf facturen die betrekking hebben op verschillende kosten en gebaseerd zijn op een overeenkomst tot reparatie van de eigen auto van gedaagde partij en op een huurovereenkomst met betrekking tot een leenauto. Hieronder zullen de vorderingen met betrekking tot de verschillende overeenkomsten en gefactureerde kosten worden behandeld.
De reparatieovereenkomst
2.2.
De overeenkomst met betrekking tot de reparatie van de eigen auto van gedaagde partij is in het tussenvonnis aan het toepasselijke consumentenrecht getoetst en daarbij is geoordeeld dat aan de daaruit volgende verplichtingen is voldaan. De reparatiekosten zoals vermeld in factuur 1 komen overigens niet ongegrond of onrechtmatig voor, zodat het gevorderde bedrag van € 203,25 toewijsbaar is.
De huurovereenkomst
2.3.
Bij voornoemd tussenvonnis is vastgesteld dat voldaan is aan de informatieplichten en is eisende partij in de gelegenheid gesteld bij akte een nadere toelichting en onderbouwing te geven van haar stelling dat gedaagde partij de leaseauto op 29 juni 2022 weer inleverde, niet-geanonimiseerde stukken in verband met de doorbelaste kosten te overleggen en zich uit te laten over het voornemen tot vernietiging van het beding in de algemene voorwaarden verkoop- en leveringsvoorwaarden over gerechtelijke kosten (die overigens ook van toepassing zijn op de reparatieovereenkomst).
2.4.
Eisende partij heeft bij akte laten weten, kort gezegd, dat gedaagde partij op 7 juni 2022 een leenvoertuig heeft gehuurd voor één dag, maar dat gedaagde partij het voertuig die dag niet heeft ingeleverd. Gedaagde partij reageerde ook niet meer op inleververzoeken. Vervolgens ontving eisende partij van diverse instanties signalen dat het voertuig werd gebruikt om te tanken zonder te betalen. Op 22 juni 2022 heeft eisende partij het voertuig op afstand uitgeschakeld. Op 24 juni 2022 heeft eisende partij het voertuig fysiek teruggehaald. De periode daarna, tot 29 juni 2022, is benut voor inspectie en schoonmaak van de auto. In de tussentijd heeft gedaagde partij zijn eigen auto van het terrein van eisende partij weggenomen. Op 25 juni 2022 is aangifte tegen gedaagde partij gedaan bij de politie, het proces-verbaal van aangifte is overgelegd. Voor wat betreft het tarief voor meer gereden kilometers verwijst eisende partij naar de huurovereenkomst, die daarvoor een grondslag biedt. De doorbelaste kosten die eisende partij heeft moeten voldoen aan derden als gevolg van het handelen van gedaagde partij tijdens de feitelijke gebruiksperiode zien op brandstof-, administratie- en incassokosten. Eisende partij verwijst (nu, in plaats van naar artikel 14 bij dagvaarding) naar artikel 5 lid 6 van de algemene voorwaarden, waarin staat dat alle kosten die voortvloeien uit het gebruik van het voertuig voor rekening van de huurder komen. Nu de kosten aantoonbaar zijn ontstaan tijdens de huurperiode en in direct verband staan met het gebruik van het voertuig door gedaagde partij, is gedaagde partij gehouden deze kosten te vergoeden. Over het aangehaalde beding over de proceskosten stelt eisende partij zich op het standpunt dat het niet oneerlijk is, omdat proceskosten zijn onderworpen aan wettelijke grenzen, waarnaar expliciet wordt verwezen in het beding, aldus – steeds – eisende partij.
De doorbelaste kosten (factuur 2 t/m 5)
2.5.
Artikel 5 lid 6 van de algemene voorwaarden (algemene voorwaarden verhuur- en deelautobedrijven BOVAG), dat gaat over de kosten van het gebruik van het voertuig, luidt:
“Tijdens de huurperiode betaalt de huurder de kosten vanwege het gebruik van het voertuig, zoals tolgelden, Eurovignet, milieusticker, en de kosten voor brandstof(-toevoegingen), reiniging, parkeren. (…)”.
2.6.
Het beding in artikel 6 lid 4 van de algemene voorwaarden is voor de onderhavige vordering ook van belang:
“Komt het voertuig niet volgens afspraak terug na het einde van de (eventueel verlengde) huurperiode, dan kan de verhuurder het voertuig onmiddellijk terugnemen. De contractuele verplichtingen van de huurder blijven van toepassing tot het moment dat het voertuig aan de verhuurder terug is gegeven.”
2.7.
Beide artikelen zijn van belang voor de onderhavige vordering. Ze zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden. Eisende partij kan zich daarom voor het doorbelasten van de bij haar in rekening gebrachte bedragen ten gevolge van het handelen van gedaagde partij (voornamelijk tanken zonder daarvoor te betalen) op de wet dan wel op deze bedingen rechtsgeldig beroepen.
2.8.
Vastgesteld wordt dat eisende partij de bij tussenvonnis gevraagde, niet geanonimiseerde onderliggende stukken ter zake van de doorbelaste kosten in het geding heeft gebracht en haar nadere akte aan gedaagde partij heeft toegestuurd.
2.9.
Geconstateerd wordt dat uit de door eisende partij gegeven onderbouwing van diverse gefactureerde bedragen volgt dat eisende partij stelselmatig een hoger bedrag factureert dan uit die onderbouwing blijkt. Eisende partij brengt in de facturen een extra bedrag (van onder meer vaak € 45,00 aan ‘Administratie kosten Euromobil’) in rekening. Gesteld noch gebleken is dat zij dit bedrag verschuldigd is aan derden en/of waarom zij op andere gronden hierop aanspraak kan maken, zodat deze extra bedragen ongegrond voorkomen. Verder brengt eisende partij steeds over de totale kosten 21% btw bij gedaagde partij in rekening. Nu de in rekening gebrachte schadevergoeding geen verband houdt met enige dienst die onder bezwarende titel is geleverd, valt zonder nadere toelichting, die ontbreekt, niet in te zien dat deze schadevergoedingsvorderingen btw-plichtig zijn. Ook op dit punt komt de vordering dan ook ongegrond voor. Gevolg daarvan is dat deze extra bedragen worden afgewezen.
Vergoeding voor meer gereden kilometers tijdens huurperiode (factuur 2)
2.10.
Voor wat betreft de vergoeding voor meer gereden kilometers ad € 999,- verwijst eisende partij naar de huurovereenkomst. In de huurovereenkomst staat een bedrag vermeld per meer gereden kilometer exclusief en inclusief btw. Ook dit beding dient aan de richtlijn getoetst te worden. Het beding is een kernbeding, dat op duidelijke en begrijpelijke wijze in de huurovereenkomst staat. Verdere toetsing aan de richtlijn is dan ook niet aan de orde. Het gevorderde bedrag van € 999,- plus de daarover gevorderde btw van 21% is toewijsbaar.
Door te belasten brandstof na einde huurperiode (factuur 2)
2.11.
In de factuur is vermeld ‘Door te belasten brandstof na einde huurperiode. Auto niet afgetankt retour € 99,15 ’. Daarover staat een beding in de huurovereenkomst, dat slecht leesbaar is. Daarin lijkt te staan:
‘Indien een voertuig niet afgetankt of schoon wordt ingeleverd zijn wij gerechtigd kosten hiervoor in rekening te brengen (…)’. Ondanks dat niet het gehele beding leesbaar is, lijken de kosten in dat beding niet nader gespecificeerd of gemaximeerd. Voor zover dat zo is, wordt het beding als oneerlijk aangemerkt, omdat eisende partij in dat geval zonder enige limiet kosten in rekening kan brengen. Gevolg hiervan is dat gedaagde partij niet aan dat beding is gebonden. De gevorderde kosten zijn daarom niet toewijsbaar. Afgezien daarvan, waren deze kosten ook niet onderbouwd en is er onterecht over dit bedrag btw berekend.
Uitgevoerde werkzaamheden (factuur 2)
2.12.
Op factuur 2 is vermeld dat een bedrag van € 1.374,25 is verschuldigd vanwege uitgevoerde werkzaamheden. In de dagvaarding is weliswaar vermeld dat de huurauto is teruggehaald en dat inspectie en schoonmaak van het voertuig heeft plaatsgevonden, maar niet nader is toegelicht dat en welke kosten dit hebben meegebracht, noch is dat toegelicht in de nadere akte. Deze vordering komt daarom ongegrond voor.
Conclusie
2.13.
Op grond van het bovenstaande zijn de facturen als volgt toewijsbaar:
Factuur 1 € 203,25
Factuur 2 (€ 156,03 + € 304,55 + € 231,61 + € 223,21 + € 227,44 + € 999,-
(+ 21% btw = € 1.208,79)) € 2.351,63
Factuur 3 (€ 233,72 + € 221,01+ € 234,46 + € 142,41 =) € 831,60
Factuur 4 € 241,-
Factuur 5 € 224,35
Totaal € 3.851,83
2.14.
Zoals overwogen in het tussenvonnis zijn de bedingen over wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten niet oneerlijk, zodat eisende partij zich voor deze nevenvorderingen op de wet kan beroepen.
2.15.
De gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten komt echter niet voor toewijzing in aanmerking, nu niet (voldoende duidelijk) uit de overgelegde aanmaning gebleken is dat aan de gedaagde partij een betalingstermijn van 14 dagen is gegeven ingaande de dag na ontvangst van de aanmaning, zoals vereist door artikel 6:96 lid 6 BW. In dit verband wordt verwezen naar de uitspraak van de Hoge Raad van 25 november 2016, ECLI:NL:HR:2016:2704.
2.16.
De wettelijke rente is toewijsbaar over de afzonderlijke bedragen die zijn toegewezen vanaf de data van verzuim. Nu deze data niet zijn gesteld, wordt de wettelijke rente toegewezen over de totale toegewezen hoofdsom vanaf de datum van betekening van de dagvaarding.
2.17.
De proceskosten zullen worden afgewezen, omdat het toepasselijke beding in de algemene verkoop- en leveringsvoorwaarden oneerlijk is (zie overweging 2.17 van het tussenvonnis) en daarom ambtshalve wordt vernietigd, zoals reeds aangekondigd. Dat staat aan een rechtsgeldig beroep op proceskosten op grond van de wet in de weg. Dat volgt uit artikel 6 lid 1 van Richtlijn 93/13/EG en de vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie over de ‘terugvalleer’ (o.a. ECLI:EU:C:2021:68 en ECLI:EU:C:2022:971).
2.18.
Het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

De kantonrechter
3.1.
veroordeelt gedaagde partij tot betaling aan eisende partij van € 3.851,83 aan hoofdsom, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 20 juli 2023 tot de dag van de algehele voldoening,
3.2.
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
3.3.
wijst af het meer of anders gevorderde, waaronder de proceskostenveroordeling ten laste van gedaagde partij.
Dit vonnis is gewezen door mr. L. van Berkum en in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2025.
991