8.3.Oordeel van de rechtbank
Algemene overweging
Zowel voor als na de wedstrijd van Ajax tegen Maccabi Tel Aviv op 7 november 2024 hebben in Amsterdam op diverse locaties ernstige ongeregeldheden plaatsgevonden, waaronder de belaging en mishandeling van aanhangers van deze Israëlische voetbalclub.
Er zijn veel camerabeelden beschikbaar waaruit blijkt dat Maccabi-supporters werden geconfronteerd met grof geweld. Ook blijkt uit beelden dat er Palestijnse vlaggen door Maccabi-aanhangers van gevels zijn gescheurd en dat er beledigende leuzen werden gescandeerd en liederen gezongen gericht tegen ‘Arabieren.’ Dit lijkt de al bestaande boosheid en frustratie over de huidige situatie in Israël en Palestina te hebben aangewakkerd.
Al deze elementen tezamen lijken er toe te hebben bijgedragen dat op ongekende wijze de vlam in de pan is geslagen. De gebeurtenissen hebben in binnen- en buitenland dan ook een grote schok teweeggebracht.
De rechtbank heeft bij de beoordeling van de verdenkingen uiteraard oog voor de context waarin de feiten zich hebben afgespeeld, maar benadrukt dat deze context geen enkele rechtvaardiging biedt voor het oproepen tot en gebruiken van fysiek geweld tegen de Israëlische supporters die te gast waren in Amsterdam voor een voetbalwedstrijd. Evenmin rechtvaardigt het de beledigingen die zijn geuit.
Naast de gewelddadigheden van de groep waar de verdachte aan heeft bijgedragen, heeft de rechtbank ook gekeken naar de specifieke rol die de verdachte heeft gehad ten aanzien van het geweld.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich in de nacht van 7 op 8 november 2024 in korte tijd schuldig gemaakt aan openlijke geweldpleging tegen personen in het centrum van Amsterdam. De verdachte bevond zich hierbij in een groep personen die supporters van Maccabi Tel Aviv aanviel. De verdachte had een aanzienlijke rol in het geweld. Hij heeft [benadeelde partij] , een van de slachtoffers, die aan zijn belagers probeerde te ontkomen tegen de grond gewerkt en hem vervolgens een paar keer hard tegen het hoofd getrapt. Het is geenszins aan de verdachte te danken dat het slachtoffer er wat het letsel betreft nog relatief goed van afgekomen is. De verdachte heeft met het slaan en schoppen van de slachtoffers hun lichamelijke integriteit in ernstige mate geschonden. Hij heeft door geen afstand te nemen van het geweld, maar integendeel als een van de agressiefste geweldplegers, eraan bijgedragen dat het geweld bleef voortduren.
Persoon van verdachte
De reclassering schrijft in haar rapport van 26 augustus 2025 het volgende. De verdachte is een 22-jarige man, opgegroeid in de Gazastrook en wegens de huidige oorlogssituatie daar weggevlucht. De verdachte bekent geweld te hebben toegepast. Aanleiding van de demonstratie was een voetbalwedstrijd waaraan een Israëlisch team deelnam. Als Palestijnse vluchteling werd hij emotioneel geraakt door uitlatingen van Israëlische supporters. Gelet op het strafblad kan er niet worden gesproken van een delictpatroon, omdat de verdachte niet eerder voor een geweldsdelict in beeld is geweest bij justitie. Daarbij dient wel te worden opgemerkt dat de reclassering niet beschikt over eventuele justitiële documentatie buiten Nederland. Een criminogene factor die lijkt te hebben bijgedragen, betreft het psychosociaal functioneren. De verdachte beschikt niet over structurele dagbesteding en ontvangt momenteel geen inkomen uit werk. De verdachte benadrukt zich momenteel enkel bezig te houden met het vergaren van financiële middelen die hij opstuurt naar zijn moeder, omdat zij daarvan afhankelijk is om levensreddende medicatie te kunnen bekostigen. Gelet op de instabiliteit op meerdere praktische leefgebieden, zijn psychosociaal functioneren en de triggers die nog aanwezig zijn ten aanzien van de actuele oorlogssituatie in de Gazastrook, acht zowel de reclassering als het NIFP ambulante behandeling geïndiceerd, om de risico’s op herhaling te verlagen. In overleg met forensisch behandelaar De Waag zou de behandeling voornamelijk moeten toezien op het oorlogstrauma dat bij een bewezenverklaring daaraan ten grondslag lijkt te hebben gelegen. De Waag vraagt zich af of er naast de behandeling van het oorlogstrauma nog een forensische zorgvraag overblijft, omdat in dit trauma de trigger lijkt te hebben gelegen voor het geweld. De Waag is niet gespecialiseerd in behandeling van oorlogstrauma’s en geeft aan samen te werken met ARQ Centrum ’45. Dit betreft echter geen forensische-zorgaanbieder, waardoor de verdachte niet via het forensische zorgsysteem zou kunnen worden aangemeld. De verdachte beschikt niet over een zorgverzekering, waardoor het aanmeldproces voor een behandeling bemoeilijkt wordt en het de vraag is of dit überhaupt bewerkstelligd kan worden.
De verdachte heeft tijdens de zitting aangegeven (en daartoe stukken overgelegd) dat hij op vrijwillige basis therapie volgt, gericht op het verwerken van zijn trauma’s. Hij heeft een manier gevonden om dit (met hulp van anderen) te bekostigen en heeft baat bij de therapie, die hij zal blijven volgen.
Volwassenenstrafrecht of jeugdstrafrecht?
De verdachte was ten tijde van het plegen van de misdrijven tweeëntwintig jaar. Uitgangspunt is dat een jongvolwassen verdachte die ten tijde van het plegen van het strafbare feit meerderjarig is, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. De rechtbank kan evenwel als daartoe grond wordt gevonden in de persoonlijkheid van verdachte of de omstandigheden waaronder het feit of de feiten zijn begaan op grond van artikel 77c Sr het jeugdstrafrecht toepassen.
De psycholoog merkt in het hiervoor genoemde pro Justitia-rapport over het al dan niet toepassen van het jeugdstrafrecht op dat als het tenlastegelegde wordt bewezen verklaard, er geen indicaties zijn om de verdachte volgens het jeugdstrafrecht te berechten. Er zijn wel enige beperkingen in de handelingsvaardigheden van de verdachte die voortvloeien vanuit zijn traumagerelateerde stoornis en zwakbegaafdheid, maar de stoornis behoeft behandeling en niet specifiek een pedagogische of jeugdbenadering, aldus de psycholoog. De verdachte is naar Nederland gekomen met het idee een zelfstandig bestaan op te bouwen en er is geen sprake van een pedagogisch klimaat waarvan hij deel uitmaakt. Ook is er geen sprake van noodzakelijke (continuering) van schoolgang.
De rechtbank ziet in de persoonlijkheid van de verdachte noch de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan aanleiding om de verdachte overeenkomstig het jeugdstrafrecht te berechten. De rechtbank is van oordeel, mede gelet op het advies van de psycholoog, dat een pedagogische insteek niet noodzakelijk is.
Strafoplegging
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de door het LOVS vastgestelde oriëntatiepunten voor straftoemeting.Het vertrekpunt bij een poging tot zware mishandeling waarbij sprake is van trappen tegen het hoofd is een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden.
De rechtbank overweegt verder dat voor het plegen van openlijk geweld doorgaans taakstraffen worden opgelegd. Gelet op de ernst van het feit en de context waarin het feit zich heeft afgespeeld, zoals hierboven weergegeven, is de rechtbank van oordeel dat niet anders kan worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank houdt ook rekening met de straffen die zij in de zaken tegen de andere verdachten in het onderzoek Marsfit heeft opgelegd, in het bijzonder de gevangenisstraf van zes maanden die zij heeft opgelegd in de zaak tegen [naam] die zich op soortgelijke wijze als de verdachte aan openlijke geweldpleging heeft schuldig gemaakt. Ook daar is fors geweld toegepast.
De rechtbank houdt er in het voordeel van de verdachte rekening mee dat het bewezenverklaarde hem door zijn geschiedenis en (psychische) problemen in verminderde mate kan worden toegerekend.
De rechtbank is alles afwegend, de ernst van de zaak, de bijzondere omstandigheden aan de ene kant en de persoon van de verdachte aan de andere kant van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf die wordt opgelegd, zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
Voorlopige hechtenis
De verdachte heeft bijna vier maanden in voorarrest doorgebracht. Het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte is met ingang van 7 maart 2025 geschorst. De verdachte heeft zich aan de voorwaarden gehouden en is bezig zijn leven te beteren. De rechtbank is na een afweging van de belangen van strafvordering en de belangen van de verdachte, waarbij voorop staat dat voorlopige hechtenis als ingrijpend dwangmiddel terughoudend moet worden toegepast, van oordeel dat het niet noodzakelijk is het bevel tot schorsing van de voorlopige hechtenis op te heffen.