ECLI:NL:RBAMS:2025:6797

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
1317682425
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot de opgeëiste persoon, waarbij vragen over de rechtsgang in Polen aan de orde zijn

Op 4 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Legnicy in Polen. De zaak kwam aan de orde na een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat was uitgevaardigd op 2 augustus 2024. De opgeëiste persoon, geboren in 1990 in Polen, was gedetineerd in Nederland en had geen vaste woon- of verblijfplaats. Tijdens de zittingen op 7 en 27 augustus 2025 werd de identiteit van de opgeëiste persoon vastgesteld en werd er gediscussieerd over de rechtsgang in Polen, met name over de vraag of hij op de hoogte was van de zitting in hoger beroep en of hij voldoende gelegenheid had gekregen om aanwezig te zijn.

De rechtbank concludeerde dat de opgeëiste persoon op 11 mei 2022 in persoon was gedagvaard voor de zitting in hoger beroep, maar dat hij niet was verschenen. De rechtbank oordeelde dat de informatie van de Poolse autoriteiten betrouwbaar was en dat er geen reden was om aan te nemen dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure. De rechtbank stelde vast dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing was, omdat de opgeëiste persoon niet had aangetoond dat er sprake was van een individueel reëel gevaar van schending van het recht op een eerlijk proces. Uiteindelijk besloot de rechtbank de overlevering toe te staan, omdat aan de eisen van de Overleveringswet was voldaan en er geen weigeringsgronden waren.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/176824-25
Datum uitspraak: 4 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 11 juni 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 2 augustus 2024 door
Sąd Okręgowy w Legnicy - III Wydział Karny (District Court of Legnica - III Criminal Department) (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon],
geboren op [geboortedag] 1990 te [geboorteplaats] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieadres],
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 7 augustus 2025
De behandeling van het EAB heeft eerst plaatsgevonden op de zitting van 7 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. N.R. Bakkenes, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen. De behandeling van de zaak is aangehouden omdat er nog vragen over artikel 12 OLW open stonden.
Zitting 27 augustus 2025
De voortzetting van de behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 27 augustus 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is wederom bijgestaan door zijn raadsman, mr. S. de Goede, advocaat te Breda, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
judgment of the Regional Court of Legnica of 25th February 2022met kenmerk II K 488/21
.Uit aanvullende informatie van 12 augustus 2025 volgt dat er op 2 juni 2022 in deze zaak een arrest in hoger beroep is gewezen door
the District Court of Legnica, met kenmerk IV Ka 231/22
.h
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van 3 jaar, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf resteren volgens het EAB nog 2 jaar, 11 maanden en 26 dagen. De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde arrest.
Dit arrest betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Inleiding
Als het proces in twee opeenvolgende instanties heeft plaatsgevonden, namelijk een eerste aanleg gevolgd door een procedure in hoger beroep, dan is de laatste van die beslissingen relevant voor de beoordeling of is voldaan aan de vereisten van artikel 4 bis, eerste lid, Kaderbesluit 2002/584/JBZ en artikel 12 OLW, voor zover daartegen geen gewoon rechtsmiddel meer openstaat en daarom de zaak ten gronde definitief is afgedaan. [4]
Op 6 augustus 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit in dit kader de volgende informatie verstrekt:
"
Concerning [opgeëiste persoon], the final judgement against him in the case Ref No. II K 488/21 — after the appeal was heard at the same date — was handed down on 2 June 2022."
Daarnaast is op 12 augustus 2025 een D-formulier verstrekt met betrekking tot de procedure in hoger beroep. Hierin is aangekruist dat de opgeëiste persoon niet aanwezig was in de procedure die tot het arrest heeft geleid en is een kruisje gezet bij de uitzondering onder 3.1.a: hierin is aangegeven dat de opgeëiste persoon op 11 mei 2020 in persoon een oproep voor de zitting heeft ontvangen. Daarnaast is ook nog bij brief de volgende aanvullende informatie verstrekt:
" The appeal was submitted only by the Regional Public Prosecutor of Legnica. [opgeëiste persoon] was informed in person of the scheduled date of the appeal hearing/ he received in person a notice on the scheduled date of the appeal hearing. The sentenced person did not apply to be brought to the appeal hearing. A participation of the sentenced person at the appeal hearing is not obligatory, the court of appeal, as a rule, does not conduct a hearing of evidence, it only discloses the evidence earlier examined before the first instance court. The appeal hearing was participated by a court-appointed counsel of his, advocate Agata Jacewicz.”
Op 21 augustus 2025 heeft de uitvaardigende justitiële autoriteit aangegeven dat in het op 12 augustus 2025 meegestuurde D-formulier abusievelijk als datum van de oproep 11 mei 2020 is genoemd. Dit moet 11 mei 2022 zijn.
Standpunt van de raadsman
De opgeëiste persoon heeft ter zitting verklaard dat het klopt dat hij ten tijde van de oproep voor de zitting in hoger beroep - en ten tijde van de zitting zelf - in detentie zat, maar hij ontkent dat hij in de gevangenis een oproep ontvangen heeft. De raadsman stelt zich op het standpunt dat de opgeëiste persoon niet op de hoogte was van de procedure en het arrest in hoger beroep. Hij heeft – in eerste aanleg en in hoger beroep – geen advocaat gemachtigd om namens hem de verdediging te voeren. Uit de aanvullende informatie van 12 augustus 2025 blijkt dat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard, maar hiervan zijn geen bewijsstukken (zoals een getekende ontvangstbevestiging) door de Poolse autoriteiten overgelegd. Het is daarom niet zeker dat hij de oproep daadwerkelijk heeft ontvangen. Indien hij de oproep wel zou hebben ontvangen, is het de vraag of hem voldoende gelegenheid is geboden om naar de zitting te gaan: uit ervaring is bekend dat het moeilijk kan zijn vervoer te regelen vanuit de gevangenis naar de zitting. Daarnaast hebben de Poolse autoriteiten een foutieve datum van de oproep doorgegeven en wordt in het D-formulier verwezen naar “
page 438 of the files” welke pagina niet is bijgevoegd. De informatie van de Poolse autoriteiten bevat telkens onjuistheden wat de vraag oproept of ten aanzien van Polen nog wel van het vertrouwensbeginsel kan worden uitgegaan. Subsidiair verzoekt de raadsman de zaak aan te houden om over de gang van zaken nadere vragen te stellen.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de weigeringsgrond van artikel 12 OLW niet van toepassing is omdat de opgeëiste persoon in persoon is gedagvaard voor de zitting in hoger beroep. De enkele typefout van de Poolse autoriteiten in de aanvullende informatie is onvoldoende om het vertrouwensbeginsel aan de kant te schuiven. Ook is geen bewijs van de Poolse autoriteiten nodig om aan te tonen dat de oproep daadwerkelijk in ontvangst is genomen. Daarnaast blijkt uit de aanvullende informatie niet dat de opgeëiste persoon naar de zitting wilde maar daar desondanks niet naar toe is vervoerd en is de opgeëiste persoon niet op zoek gegaan naar een eigen advocaat om de toegewezen advocaat te vervangen.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis, terwijl de opgeëiste persoon niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid. Op grond van het EAB en de door de Poolse uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekte aanvullende informatie van 12 augustus 2025 en 21 augustus 2025 stelt de rechtbank vast dat de opgeëiste persoon op 11 mei 2022 in persoon is gedagvaard, daarbij op de hoogte is gesteld van het tijdstip en de plaats van de zitting in hoger beroep en is geïnformeerd dat een beslissing kan worden genomen indien hij niet verschijnt. Ook volgt uit de toelichting in de begeleidende brief van 12 augustus jl. dat de opgeëiste persoon gedetineerd was toen hij de oproep ontving en dat hij zich niet heeft aangemeld voor transport om bij de zitting aanwezig te zijn. Gelet op het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van die informatie. De enkele ontkenning van de opgeëiste persoon inhoudende dat hij de oproep niet heeft ontvangen is dan ook onvoldoende. Bovendien zijn geen objectieve stukken overgelegd waaruit zou blijken dat de informatie van de Poolse autoriteiten onjuist is. Dit betekent dat de rechtbank van oordeel is dat sprake is van de situatie als bedoeld in artikel 12 onder a, OLW. De weigeringsgrond van artikel 12 OLW is derhalve niet van toepassing. Ook is er geen reden de zaak nogmaals aan te houden om hierover nadere vragen te stellen en wordt het verzoek hiertoe van de raadsman afgewezen.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
(poging tot) diefstal in vereniging met braak.

5.Artikel 11 OLW: Poolse rechtsstaat

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]
Nu de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed hebben gehad op de behandeling van zijn strafzaken, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [6]

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. De rechtbank staat daarom de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 45 en 311 Wetboek van Strafrecht en artikelen 2, 5 en 7 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan
Sąd Okręgowy w Legnicy - III Wydział Karny (District Court of Legnica - III Criminal Department) voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. B.M. Vroom-Cramer, voorzitter,
mrs. E. Biçer en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.J. Gauneau, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 4 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Hof van Justitie van de Europese Unie, 21 december 2023, C-397/22, LM, (
5.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, r.o. 4.4.
6.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1794, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (