ECLI:NL:RBAMS:2025:6885

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 september 2025
Publicatiedatum
18 september 2025
Zaaknummer
13/141250-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geen gevolg gegeven aan Europees aanhoudingsbevel en officier van justitie niet ontvankelijk verklaard

Op 4 september 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Sąd Okręgowy w Krakowie, III Wydział Karny. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die gedetineerd was in Nederland. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 15 juli 2025 gestart, waarbij de officier van justitie mr. W.M.L. van Poll aanwezig was. De opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Kilinç, en een tolk. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen. In een tussenuitspraak op 29 juli 2025 heeft de rechtbank geoordeeld dat er een individueel reëel gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon in Polen, wat leidde tot een aanhouding van de beslissing over de overlevering.

Op 4 september 2025 is de behandeling voortgezet met een gewijzigde samenstelling, waarbij mr. K. van der Schaft de officier van justitie was. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon de Poolse nationaliteit heeft en dat zijn persoonsgegevens correct zijn. De rechtbank heeft de informatie van de Poolse autoriteiten over detentieomstandigheden beoordeeld en geconcludeerd dat er geen garantie is dat de opgeëiste persoon ten minste twee uur per dag buiten zijn cel kan doorbrengen. De rechtbank heeft daarom besloten geen gevolg te geven aan het EAB en heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering. De overleveringsprocedure is hiermee beëindigd.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/141250-25
Datum uitspraak: 4 september 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 9 mei 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 23 juli 2024 door
Sąd Okręgowy w Krakowie, III Wydział Karny [the Regional Court in Kraków, 3rd Criminal Division], Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1987,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in de [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting 15 juli 2025
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting van 15 juli 2025, in aanwezigheid van mr. W.M.L. van Poll, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A. Kilinç, advocaat in Amsterdam en door een tolk in de Pools taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.
Tussenuitspraak 29 juli 2025
De rechtbank heeft bij tussenuitspraak van 29 juli 2025 [3] het onderzoek heropend en geschorst en vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van zijn grondrechten als hij in Polen wordt gedetineerd. Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW is de beslissing over de overlevering aangehouden, omdat een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. De rechtbank heeft een redelijke termijn van dertig dagen gesteld om af te wachten of een wijziging zou kunnen optreden, waarbij op de volgende zitting de rechtbank zal onderzoeken of een wijziging in de omstandigheden is opgetreden. Voorts heeft de rechtbank geoordeeld dat als binnen deze termijn zich geen gewijzigde omstandigheden voordoen, geen gevolg zal worden gegeven aan het EAB.
Daarnaast heeft de rechtbank op basis van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn waarbinnen zij uitspraak moet doen met zestig dagen verlengd, omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen, onder gelijktijdige verlenging van de gevangenhouding op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 4 september 2025
De behandeling van het EAB is – met toestemming van partijen – in gewijzigde samenstelling voortgezet op de zitting van 4 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is wederom bijgestaan door zijn raadsman en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak 29 juli 2025

Bij tussenuitspraak van 29 juli 2025 [4] heeft de rechtbank reeds geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de strafbaarheid van de feiten, de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW en artikel 11 OLW in combinatie met artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze overwegingen dienen als hier herhaald en ingelast te worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: Poolse detentieomstandigheden

Inleiding
De rechtbank verwijst allereerst naar haar overwegingen over de Poolse detentieomstandigheden in de tussenuitspraak van 29 juli 2025 waarin onder meer is geoordeeld dat er sprake is van een individueel gevaar voor de opgeëiste persoon dat hij in detentie in Polen onmenselijk of vernederend zal worden behandeld als de overlevering zou worden toegestaan. Deze overwegingen dienen hier eveneens als herhaald en ingelast te worden beschouwd.
Naar aanleiding van de tussenuitspraak van 29 juli 2025 is door het Internationaal Rechtshulp Centrum (hierna: IRC) op 7 augustus 2025 de volgende vraag gesteld aan de Poolse autoriteiten:
(…) Based on this interlocutory judgement, I request you to guarantee one of the following:
- That [opgeëiste persoon] will be placed in a cell with at least 4 square metres personal space.
Or
- That [opgeëiste persoon] will be placed in a cell with at least 3 square metres of personal space AND will be able to spend at least 2 hours per day outside of his cell (if he requests to participate in all activities).”
Bij brief van 27 augustus 2025 hebben de Poolse autoriteiten de volgende informatie verstrekt:

After resubmitting the questions posed to the Regional Director of the Prison Service in Krakow, I present the following position:
1. Persuant to article 110 § 2 of the Executive Penal Code, the area of a residential cell per convict is no less than 3 square metres. According to this article, this standard will be maintained for persons deprived of their liberty if they are placed in penitentiary units subordinate to the District Director of the Prison Service in Kraków.
2. According to article 207 of the Executive Penal Code, "The execution of pre-trial detention serves the purposes for which this measure was applied, and in particular, to secure the proper course of criminal proceedings." Therefore, the activity of persons under temporary detention is carried out under the principles specified in the provisions governing the execution of pre-trial detention. Persons under temporary detention have the opportunity to participate in all available forms of cultural, educational and sports activities, or employment under the principles specified in Article 218 of the Executive Penal Code. In addition to regular activities, similar to those in which all convicts participate (recreational, sports, cultural and educational activities), pre-trial detainees are activated by the opportunity to participate in various types of activities directed exclusively at this category of inmates, depending on the cultural and educational offer available in individual detention centers. This offer is updated on an ongoing basis depending on the needs and capabilities of a given penitentiary unit. It should be noted that the use of all proposed and available forms of activity is voluntary and not obligatory, therefore determining the exact number of hours that an inmate will spend outside of his cell during the day is difficult to estimate. It should be noted that an inmate's stay outside their cell also includes one hour of walks per day, visits to a counselor, conversations with a psychologist, visits to the bathroom, the outpatient clinic, and, upon obtaining permission from the body in charge of the inmate, visits from defense attorneys and loved ones, as well as the use of a self-paying telephone.
With the above in mind, the duration of an inmate's stay outside their cell depends not only on the services offered and the actions of the detention center administration, but also on the individual needs and preferences of the inmate. Therefore, it is impossible to estimate.”
Het IRC heeft op 27 augustus 2025 de volgende vraag gesteld aan de Poolse autoriteiten:
“Can you please confirm that, if mr. [opgeëiste persoon] chooses to participate in all activities offered to him, he will be able to spend at least 2 hours per day outside his cell?”
Bij e-mail van 28 augustus 2025 hebben de Poolse autoriteiten het volgende antwoord gegeven:

Thank you for your information. In general, I believe that the Court requires impossible things from us. After all, as a prosecutor's office, we are not in a position to give binding orders to the Director of Prisons. In Poland, every organ of the state acts on the basis of the laws that apply to it.
Concerning the time spent in the cell during the day. As I have already said, it is not possible to determine this unequivocally in advance, as the time spent out of cell during the day depends on many factors which are currently unknown. It should be borne in mind that the purpose of pre-trial detention is not rehabilitation but securing the proper course of criminal proceedings. Given the number of possible activities, that time is certainly longer than one hour per day.”
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verzochte detentiegarantie niet is verstrekt. Er wordt geen garantie gegeven dat de opgeëiste persoon meer dan 3 m2 tot zijn beschikking zal hebben of dat hij meer dan één uur per dag buiten zijn cel kan verblijven. Het reeds in de tussenuitspraak vastgestelde algemene gevaar wordt in de berichten van de Poolse autoriteiten dan ook bevestigd. Er heeft geen wijziging van omstandigheden plaatsgevonden en de overlevering dient te worden geweigerd.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het e-mailbericht van 28 augustus 2025 eindigt met de zin dat de opgeëiste persoon zeker langer dan één uur buiten zijn cel kan verblijven. Hierin valt te lezen dat hij minstens twee uur per dag buiten zijn cel kan zijn. De officier van justitie heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat uit bovengenoemde aanvullende informatie niet valt af te leiden dat gegarandeerd is dat de opgeëiste persoon ten minste twee uren per dag buiten zijn cel kan doorbrengen. De rechtbank is daarom met de raadsman van oordeel dat voornoemde aanvullende informatie van de Poolse autoriteiten niet heeft geleid tot een wijziging in de omstandigheden als bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW. Dit terwijl de redelijke termijn in de zin van artikel 11, vierde lid, OLW inmiddels is verstreken.
De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, OLW en zal op grond van artikel 11, vierde lid, juncto artikel 28, derde lid, OLW de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB. Daarmee is de overleveringsprocedure beëindigd.

5.Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB en de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren.

6.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 7 en 11 OLW.
7. Beslissing
GEEFTgeen gevolg aan het EAB;
VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering ex artikel 23 van de OLW van 9 mei 2025.
STELT VASTdat de overleveringsdetentie is beëindigd.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. A.K. Glerum, voorzitter,
mrs. M. Westerman en E.M. de Bie, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. Kloos, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 4 september 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.