ECLI:NL:RBAMS:2025:7059

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
25 september 2025
Zaaknummer
AMS 24/1677
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging van een Educatieve Maatregel Alcohol (EMA) aan een beginnend bestuurder na constatering van te hoog ademalcoholgehalte

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 24 september 2025, betreft het de oplegging van een Educatieve Maatregel Alcohol (EMA) aan eiser, die zich verzet tegen deze maatregel. Eiser is beschuldigd van het besturen van een motorrijtuig onder invloed van alcohol, waarbij een ademalcoholgehalte van 470 µg/l is vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard, omdat verweerder terecht heeft geoordeeld dat eiser met te veel alcohol heeft gereden, wat de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. Eiser heeft verschillende beroepsgronden aangevoerd, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet heeft kunnen aantonen dat hij niet onder invloed was tijdens het rijden. De rechtbank heeft de feiten en omstandigheden rondom de aanhouding en de alcoholmeting zorgvuldig gewogen en komt tot de conclusie dat de beslissing van verweerder om een EMA op te leggen gerechtvaardigd is. Eiser heeft geen recht op terugbetaling van griffierecht of proceskosten, aangezien zijn beroep ongegrond is verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: AMS 24/1677

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 24 september 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. R.M.G. Sussenbach),
en

de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, verweerder

(gemachtigde: mr. J.J. Kwant).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de oplegging van het volgen van een EMA. [1] Eiser is het daar niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of verweerder terecht het volgen van een EMA heeft opgelegd.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat verweerder terecht heeft besloten om aan eiser een EMA op te leggen. Eiser krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Met het primaire besluit van 6 oktober 2023 heeft verweerder aan eiser een EMA opgelegd. Eiser heeft daartegen bezwaar gemaakt.
2.1.
Met het bestreden besluit van 5 februari 2024 heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
2.2.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.3.
De rechtbank heeft het beroep op 1 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.

Overwegingen

Verweerders besluit
3. Verweerder heeft met het primaire besluit besloten dat eiser verplicht een EMA moet volgen. Verweerder heeft aan dit besluit een mededeling van de korpschef van de politie van 28 september 2023 ten grondslag gelegd. Uit deze mededeling blijkt dat bij eiser als bestuurder van een motorrijtuig een ademalcoholgehalte van 470 µg/l is geconstateerd. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Standpunt eiser
4. Eiser betwist dat hij onder invloed zou zijn geweest tijdens het rijden en stelt dat hij pas alcoholhoudende drank heeft genuttigd toen hij het voertuig al geparkeerd had. Pas enkele tijd later, nadat de bijrijder was gearresteerd en eiser al meerdere alcoholische drankjes had genuttigd, is de alcoholblaastest afgenomen. Hierdoor kon geen juist beeld worden vastgelegd van de omstandigheden waaronder eiser zich eerder achter het stuur bevond. De verbalisant heeft eiser niet zien drinken terwijl hij aan het rijden was. Pas nadat de verbalisant zich bezig had gehouden met de aanhouding van de bijrijder, zag hij een geopend blikje op het dak van de auto staan. Eiser zou dat blikje en andere blikjes gepakt kunnen hebben gedurende de aanhouding van de bijrijder, daardoor kan niet vastgesteld worden dat eiser onder invloed heeft gereden.
Oordeel rechtbank
Procesbelang
5. Eiser heeft aangegeven de kosten voor de cursus betaald te hebben en dat hij de cursus met succes heeft afgerond, hetgeen heeft geleid tot de teruggave van zijn rijbewijs. De rechtbank ziet zich hierdoor ambtshalve voor de vraag gesteld of eiser thans nog procesbelang heeft bij het onderhavige beroep en heeft deze vraag ter zitting aan de orde gesteld. Eiser heeft daarop aangegeven dat hij het niet eens is met de opgelegde EMA en dat hij met deze procedure wil bereiken dat hij de gemaakte kosten daarvoor terugkrijgt.
5.1.
Volgens vaste rechtspraak [2] van de Afdeling [3] is de bestuursrechter slechts gehouden tot een inhoudelijke beoordeling van een bij hem ingediend beroep tegen een besluit van een bestuursorgaan, indien de indiener daarbij een actueel en reëel belang heeft.
5.2.
De rechtbank overweegt als volgt. Indien wordt geoordeeld dat verweerder ten onrechte de EMA heeft opgelegd, is verweerder gehouden de daarvoor voldane kosten aan eiser terug te betalen. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat eiser belang heeft bij een beoordeling van zijn beroep.
EMA
6. De rechtbank overweegt dat verweerder verplicht is om een EMA op te leggen als er is geconstateerd dat bij een beginnend bestuurder een ademalcoholgehalte is geconstateerd dat hoger of gelijk is aan 350 µg/l, maar lager is dan 570 µg/l. [4] Volgens vaste rechtspraak [5] kan de rechtbank alleen in zeer uitzonderlijke gevallen oordelen dat de Regeling [6] buiten toepassing moet blijven, omdat de gevolgen van de Regeling onevenredig uitwerken.
6.1.
Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen is het voor het opleggen van de EMA voor verweerder voldoende dat op basis van de geconstateerde feiten met voldoende mate van zekerheid komt vast te staan dat betrokkene onder invloed van alcohol als bestuurder van een motortuig is opgetreden. [7] Het vermoeden dat de houder van een rijbewijs, in dit geval eiser, niet langer beschikte over de rijvaardigheid dan wel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid berust op het geconstateerde ademalcoholgehalte van 470 µg/l en de verdenking van overtreding van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994.
6.2.
Vaststaat dat eiser beginnend bestuurder is en dat bij hem om 9:26 uur een voorlopig ademonderzoek is afgenomen met uitkomst G/F en dat om 9:58 uur een alcoholpromillage van 470 µg/l is geconstateerd. Eiser betwist niet dat hij even daarvoor, zoals waargenomen door de verbalisant, om 9:10 uur een auto heeft bestuurd. Met die feiten ligt het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van eiser om het standpunt van verweerder, dat aannemelijk is dat eiser met te veel alcohol op heeft gereden, te weerleggen.
6.3.
Eiser is daarin niet geslaagd. Daarbij vindt de rechtbank het volgende van belang. Verweerder heeft ter zitting toegelicht dat 470 µg/l gelijkstaat aan minimaal vijf glazen alcohol. Eiser heeft wisselend verklaard over de hoeveelheid alcohol die hij heeft gedronken. Zo volgt uit het proces-verbaal dat eiser heeft verklaard een half blikje Lavish met 17% alcohol te hebben gedronken. In zijn bezwaar schrijft eiser dat hij een blik Lavish van een halve liter met 11% alcohol heeft gedronken. Tijdens de hoorzitting gaf eiser aan dat hij twee blikjes van een halve liter heeft gedronken. Ter zitting heeft eiser verklaard dat hij niet meer weet hoeveel hij heeft gedronken, het kunnen volgens eiser één, twee of vijf blikjes Lavish zijn geweest. De rechtbank is daarom niet overtuigd van de juistheid van eisers verklaringen over de hoeveelheid alcohol die hij zou hebben gedronken. Daarbij komt dat de politie heeft verklaard dat zij eiser om 9.10 uur hebben zien rijden en dat het rijgedrag van eiser direct opviel doordat het voertuig met te hoge snelheid en met een scherpe bocht de straat in kwam rijden. Het voertuig reed met hoge snelheid de drempel op en dit veroorzaakte een luide klap, ook hoorde de politie dat de auto een hoog toerental maakte. De rechtbank acht het op basis van de combinatie van dit rijgedrag, eisers verklaringen en het korte tijdsverloop tussen het besturen van het voertuig en de uitslag van de ademanalyse niet aannemelijk dat eiser deze hoeveelheid alcohol pas heeft gedronken nadat hij het voertuig had geparkeerd. Verweerder heeft zich daarom op het standpunt kunnen stellen dat met voldoende mate zeker is dat eiser met te veel alcohol op een motorrijtuig heeft bestuurd en daarmee de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht. Er is niet gebleken van een uitzonderlijk geval waardoor de regeling buiten toepassing zou moeten blijven. Verweerder heeft dan ook terecht besloten om aan eiser een EMA op te leggen.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. van Haeften, rechter, in aanwezigheid van
mr.C. Simonis, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Educatieve Maatregel Alcohol en verkeer.
2.Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2018:518.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Dat volgt uit artikel 11, eerste lid, onder b, van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.
5.Dat volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling, uit de uitspraak van 19 januari 2022, onder 4.7, ECLI:NL:RVS:2022:177.
6.Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid.
7.Uitspraak van 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1991.