ECLI:NL:RBAMS:2025:7155

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 september 2025
Publicatiedatum
26 september 2025
Zaaknummer
11696484 WM VERZ 25-6208
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van de hoorplicht in bestuursrechtelijke procedure met betrekking tot administratieve sanctie

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Amsterdam op 23 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure. De zaak betreft een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie, waarbij aan betrokkene een administratieve sanctie was opgelegd in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De gemachtigde van betrokkene, Verbo juridisch advies, heeft aangevoerd dat er sprake was van schending van de hoorplicht, omdat hij niet was gehoord tijdens de hoorzitting, ondanks dat in het dossier een hoorverslag was opgenomen waarin stond dat hij wel was gehoord. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gemachtigde inderdaad niet was gehoord en heeft geoordeeld dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden. De kantonrechter heeft de sanctie met 50% gematigd als compensatie voor de schending van de hoorplicht. De zaak betreft een verkeersgedraging waarbij betrokkene, als kentekenhouder van een taxi, een geslotenverklaring heeft genegeerd. De kantonrechter heeft ook geoordeeld dat de sanctie niet onterecht was opgelegd, maar dat de procedure niet correct was verlopen. De proceskostenvergoeding is vastgesteld op € 226,75.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling privaatrecht
kantonrechter: mr. L. van Berkum
zaaknummer: 11696484 WM VERZ 25-6208
beslissing van: 23 september 2025
func.: 43837
Afschrift van de aantekening in het proces-verbaal van de openbare zitting van 23 september 2025 inzake het beroep ingevolge de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (verder: de Wahv) van:

[naam eenmanszaak]

[adres 1]
verder: betrokkene
namens wie beroep is ingesteld door:
Verbo juridisch advies / de heer [gemachtigde] , BBA. BC. AD
[adres 2]
verder: gemachtigde
welk beroep is ingesteld bij verzoekschrift, ingekomen bij de CVOM te Utrecht op 10 juli 2024 en is gericht tegen de beslissing van 8 juli 2024 van de
officier van justitie(verder: verweerder) ten aanzien van betrokkene.

CJIB-nummer: [nummer]

VERLOOP VAN DE PROCEDURE

Aan betrokkene is bij beschikking van 12 januari 2024 (verder: de inleidende beschikking) een sanctie in het kader van de Wahv opgelegd. Gemachtigde heeft tegen de inleidende beschikking beroep ingesteld bij verweerder. Deze heeft dat beroep ongegrond verklaard. Tegen die beslissing heeft gemachtigde vervolgens beroep ingesteld bij de kantonrechter. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende gegevens overgelegd. Het beroep is behandeld op de openbare zitting van 23 september 2025. Partijen zijn voor deze zitting opgeroepen.
Gemachtigde, de heer [gemachtigde] , is ter zitting verschenen.
Ter zitting heeft verweerder gereageerd op de inhoud van het beroepschrift. Verweerder heeft geconcludeerd dat het beroep ongegrond is.

GRONDEN VAN DE BESLISSING

1. Aan betrokkene is bij de inleidende beschikking wegens een verkeersgedraging een administratieve sanctie opgelegd ingevolge de Wahv. Betrokkene wordt verweten dat met het motorvoertuig, een taxi met kenteken [kenteken] , waarvoor betrokkene als kentekenhouder aansprakelijk is, een weg is gebruikt in strijd met een eenrichtingsweg dan wel geslotenverklaring op een andere weg dan een auto(snel)weg. Deze gedraging is geconstateerd op maandag 1 januari 2024 om 06:06 uur in de Vijzelstraat te Amsterdam.
2. Het beroep is tijdig ingesteld.
3. Gemachtigde voert tegen de beslissing van verweerder dat er sprake is van schending van de hoorplicht dan wel misbruik van het recht, omdat de officier van justitie het vertikt om gemachtigde te horen. Gemachtigde wenst alle zaken achter elkaar af te handelen, maar de CVOM verwacht dat gemachtigde elke 10 minuten opnieuw de telefoon aanneemt om elke zaak afzonderlijk af te handelen.
Het is opmerkelijk dat de CVOM ineens aangeeft dat het aan de medewerker is om te bepalen of alle hoorzittingen achter elkaar mogen worden afgehandeld.
Voorts voert gemachtigde aan dat betrokkene de gedraging ontkent. De schouwrapporten van de bebording zijn niet toegevoegd en daarnaast ontbreekt de lijst met incidenten. Nu deze lijst ontbreekt kan de beschikking niet in stand blijven.
Daarnaast is niet voldaan aan de voorwaarden van het Beleidskader digitale handhaving geslotenverklaringen en voetgangersgebieden. Er mag geen sprake zijn van een fuik, er moet gewaarschuwd worden (waarschuwingsperiode), er moet gecommuniceerd worden dat sprake is van een nieuwe geslotenverklaring en er moet maandelijks gecontroleerd worden of alle borden nog goed staan. Gemachtigde ziet nergens in het dossier dat hiervan sprake is. Uit informatie van AT5 en andere bronnen op het internet blijkt dat de weg gewoon “opgeknipt” is met een enkel bord. Als bestuurders komen aanrijden kunnen ze niet keren en wordt men verplicht door te rijden. Gemachtigde verwijst in dit verband naar een overgelegde afbeelding. Nu er geen vooraankondigingsborden staan, is ter plaatse sprake van een fuik.
Ook stelt gemachtigde dat het bord met allerlei onderborden niet te begrijpen is. Niet duidelijk is wat er aan uitzonderingen wel en of niet mag.
Daarbij is betrokkene beroepschauffeur (taxi). Mocht betrokkene daar al hebben gereden en er zou een C2 bord hebben gestaan, dan gold deze niet voor taxi’s. Betrokkene heeft een ontheffing als taxichauffeur. Het was bovendien Nieuwjaarsdag 06:00 uur in de ochtend en betrokkene vervoerde feestvierders.
Gemachtigde concludeert dat er geen bewijs is en dat de inleidende beschikking vernietigd dient te worden. De officier van justitie heeft een standaardbeslissing genomen en is aan de aangevoerde beroepsgronden voorbij gegaan.
Tot slot voert gemachtigde aan dat de boetebedragen opnieuw met 10% zijn gestegen. De boetebedragen staan niet in verhouding tot de gedragingen. Nu uit een rapport van het Openbaar Ministerie blijkt dat de boetes verlaagd moeten worden, verzoekt gemachtigde subsidiair de boete met 25% te verlagen en meest subsidiair de verhoging van 10% op de boete te matigen.
Namens betrokkene wordt verzocht om een proceskostenvergoeding.
4. Voor wat betreft een eventuele toekenning van proceskostenvergoeding verzoekt gemachtigde ter zitting de kantonrechter om af te zien van de toepassing van artikel 13a, lid 2 van de Wahv, omdat niet is voldaan aan de derde voorwaarde van de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen, te weten dat de toegekende proceskostenvergoedingen de in redelijkheid gemaakte kosten ver overtreffen. Gemachtigde stelt dat een kostenvergoeding met toepassing van de verminderingsfactor in de onderhavige zaak niet uit kan, gelet op de tijd die gemachtigde kwijt is met reizen vanuit [vestigingsplaats] en de tijd die gemoeid is met de behandeling van de zaak.
5. Ter zitting stelt verweerder zich op het standpunt dat het beroep ongegrond is. De gedraging kan op basis van de zich in het dossier bevindende gegevens worden vastgesteld. De aangevoerde omstandigheden geven geen aanleiding het sanctiebedrag te matigen.
Volgens verweerder is in deze zaak geen sprake van schending van de hoorplicht, want gemachtigde is overeenkomstig het zich in het dossier bevindende hoorverslag gehoord op 1 juli 2024 om 10:20 uur.
6. Naar aanleiding van het ter zitting ingenomen standpunt van verweerder voert gemachtigde aan dat hij niet is gehoord in de onderhavige zaak en het daarom vreemd is dat dit wel in het hoorverslag in het dossier is opgenomen.
7. Gelet op het voorgaande brengt verweerder naar voren dat in de beslissing van de officier van justitie is vermeld dat gemachtigde niet is gehoord, omdat hij op het aangegeven tijdstip niet bereikbaar was op het door hem opgegeven telefoonnummer. Hieruit concludeert verweerder dat er abusievelijk een hoorverslag is aangemaakt waarop is vermeld dat [gemachtigde] namens Verbo bij het horen aanwezig was op 1 juli 2024 om 10:20 uur.
8. Het volgende wordt overwogen.

Ten aanzien van de hoorplicht:

9. De kantonrechter stelt vast dat gemachtigde in het administratief beroep heeft verzocht om te worden gehoord. Uit de stukken van het geding blijkt dat de officier van justitie gemachtigde in eerste instantie had uitgenodigd voor een hoorzitting op 23 april 2024 om 14:35 uur. Echter in het aanvullende beroepschrift bij de officier van justitie heeft gemachtigde aangegeven dat hij op 23 april 2024 was verhinderd. Hierop heeft de officier van justitie gemachtigde bij een schrijven van 28 mei 2024 opnieuw uitgenodigd om een hoorzitting bij te wonen op 1 juli 2024 om 10:20 uur. In de beslissing van de officier van justitie van 8 juli 2024 is echter opgenomen dat gemachtigde op het aangegeven tijdstip niet bereikbaar was op het door hem opgegeven telefoonnummer. Hierdoor is gemachtigde niet gehoord.
10. Vervolgens stelt de kantonrechter vast dat in het dossier een hoorverslag is opgenomen, waarin is vermeld dat [gemachtigde] namens Verbo op de hoorzitting is verschenen op 1 juli 2024 om 10:20 uur en hem de cautie is gegeven. De kantonrechter vindt het kwalijk dat een hoorverslag in het dossier is opgenomen, waarin is vermeld dat gemachtigde op de hoorzitting is verschenen, terwijl dit niet het geval is. Er moet op de juistheid van de stukken in het dossier vertrouwd kunnen worden. Bij deze stand van zaken beslist de kantonrechter dat sprake is van schending van de hoorplicht. De beslissing van verweerder wordt derhalve vernietigd en er bestaat aanleiding om betrokkene te compenseren voor de schending van de hoorplicht door het bedrag van de administratieve sanctie in dit specifieke geval te matigen met 50 procent. De kantonrechter gaat vervolgens over tot de behandeling van het beroep tegen de inleidende beschikking.

Ten aanzien van de inleidende beschikking:

11. De camera heeft vastgelegd dat het voornoemde voertuig kwam uit de zuidelijke richting van de Herengracht en reed in de noordelijke richting naar het Muntplein. De camera heeft vastgelegd dat de bestuurder van het voertuig het bord C2 negeerde en de geslotenverklaring in reed. De juiste plaatsing van de verkeersborden wordt maandelijks geschouwd door een boa. De wegbeheerder heeft geen melding van enige wijziging of bijzonderheid gedaan inzake de bebording.
12. In het dossier bevinden zich twee schouwrapporten van de bebording, daterend van 27 december 2023 en 10 januari 2024 en hieruit blijkt dat de relevante bebording - zowel het bord C2 als het vooraankondigingsbord – op beide momenten ter plaatse aanwezig was en conform de wet en regelgeving was geplaatst. Dat er sprake is van een fuik is niet gebleken. Op Google Maps Streetview is te zien dat voor het inrijden van de geslotenverklaring de bestuurder nog de gelegenheid heeft linksaf te slaan, de Herengracht op.
13. Verder overweegt de kantonrechter dat geen vereiste is dat er een lijst met incidenten naast de schouwrapporten moet worden ingebracht.
14. Ten aanzien van het verweer dat betrokkene niet eerst is gewaarschuwd, is de volgende in het beleidskader genoemde voorwaarde van belang:
(…) In de eerste periode wordt volstaan met een waarschuwingsbrief die (…) aan betrokkenen wordt verzonden en vervolgens wordt per week maximaal één beschikking per kenteken geregistreerd. De eerste beschikking moet in ieder geval aan betrokkene zijn verzonden voordat de volgende wordt opgelegd.(…).
Deze voorwaarde geeft aan in welke gevallen - hoewel een gedraging is verricht - de ambtenaar geen gebruik moet maken van zijn bevoegdheid tot oplegging van een sanctie omdat de omstandigheden waaronder de gedraging heeft plaatsgevonden/de omstandigheden waarin een persoon verkeert, het opleggen van een sanctie niet billijken (artikel 9, tweede lid, aanhef en onder b, Wahv).
15. Naar het oordeel van de kantonrechter is de sanctie in de onderhavige zaak niet ten onrechte opgelegd. Op de pleegdatum was er geen waarschuwingsperiode meer van toepassing. Uit het door verweerder in het geding gebrachte ‘
Algemeen proces-verbaal Vijzelstraat’volgt dat vanaf 13 juli 2018 tot en met 20 juni 2022 door de gemeente een waarschuwingsperiode is ingesteld. In deze periode zijn geen sancties opgelegd aan overtreders. Ook volgt hieruit dat er in de jaren 2015, 2018, 2019 en 2022 op verschillende manieren (onder meer bewonersbrieven en persberichten) is gecommuniceerd over de geslotenverklaring. De kantonrechter stelt vast dat is voldaan aan de voorwaarden zoals gesteld in het Beleidskader.
16. Gemachtigde heeft aangevoerd dat bord C2 niet voor betrokkene gold, omdat hij taxichauffeur is. Gelet hierop overweegt de kantonrechter het volgende. Op het onderbord staat vermeld
“vr t/m zo 01:00 – 06:00 h Trambaan ontheffing geldig”.Namens betrokkene is geen trambaanontheffing overgelegd en daarnaast is de gedraging geconstateerd op een maandagochtend om 06:06 uur in de ochtend. Ook als betrokkene in het bezit zou zijn van een ontheffing dan was de ontheffing niet geldig ten tijde van de gedraging.
17. Op grond van artikel 2, derde lid, Wahv is de hoogte van de sanctie voor elke gedraging vastgesteld in de bij de wet behorende bijlage. Slechts bijzondere zaken kunnen aanleiding geven om van de vastgestelde tarieven af te wijken. De kantonrechter ziet in de onderhavige zaak geen aanleiding om de boete te verlagen.

Ten aanzien van de proceskostenvergoeding:

18. Namens betrokkene is door gemachtigde om een vergoeding van de proceskosten verzocht. Nu de sanctie wordt gematigd vanwege de schending van de hoorplicht, wordt een proceskostenvergoeding toegekend.
19. Er is geen sprake van een aan het bestuursorgaan (de ambtenaar die de sanctie heeft opgelegd) te wijten onrechtmatigheid als bedoeld in artikel 13a, eerste lid, van de Wahv juncto artikel 7:28, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, zodat de kosten gemaakt in administratief beroep niet voor vergoeding in aanmerking komen, vgl. het arrest van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 8 mei 2025, ECLI:NL:GHARL:2025:2852.
20. Gemachtigde heeft de volgende vergoedbare proceshandelingen verricht:
- het indienen van beroep bij de kantonrechter en; - het verschijnen op de zitting bij de kantonrechter.
Volgens de bijlage bij het Bpb dient aan ieder van deze proceshandelingen 1 punt te worden toegekend. De waarde van 1 punt bedraagt met ingang van 1 januari 2025 in de fase van het beroep en hoger beroep € 907,00.
21. Gelet op het voorgaande worden er in deze zaak voor de door gemachtigde verrichte proceshandelingen in de fase van het beroep bij de kantonrechter 2 punten ad € 907,00 toegekend. Gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast, en ingevolge artikel 13a lid 2 Wahv wordt de proceskostenvergoeding voor de fase bij de kantonrechter vermenigvuldigd met 0,25 (vgl. de uitspraak van de Hoge Raad van 24 juni 2025, ECLI:NL:HR:2025:985). De kantonrechter ziet anders dan gemachtigde geen aanleiding de Wet herwaardering proceskostenvergoedingen buiten toepassing te laten. Dit betekent dat een bedrag van € 226,75 aan proceskostenvergoeding wordt toegekend.
22. Daarom wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De kantonrechter:
- verklaart het beroep tegen de beslissing van verweerder gegrond en vernietigt deze;
- verlaagt vanwege schending van de hoorplicht de sanctie naar € 80,00 exclusief administratiekosten en verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking daarom gedeeltelijk gegrond;
- bepaalt dat het als zekerheid betaalde bedrag aan betrokkene wordt gerestitueerd voor zover dit het genoemde bedrag, vermeerderd met de administratiekosten, te boven gaat;
- kent aan betrokkene ten laste van verweerder een proceskostenvergoeding toe van
€ 226,75.
De griffier De kantonrechter
Datum verzending
Bent u het met deze beslissing niet eens, dan kunt u
binnen zes wekenna de hierboven vermelde datum van verzending van deze beslissing hoger beroep instellen bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, maar alleen indien de als gevolg van deze beslissing te betalen administratieve sanctie meer dan € 110,00 bedraagt. Het beroepschrift dient schriftelijk (niet per e-mail) te worden ingediend bij rechtbank Amsterdam, afdeling privaatrecht, team kanton, postbus 70515, 1007 KM, Amsterdam en dient door degene die het beroep instelt of een gemachtigde te worden ondertekend. De procedure bij het gerechtshof verloopt schriftelijk,
tenzij in het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling wordt gevraagd.