ECLI:NL:RBAMS:2025:8297

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2025
Publicatiedatum
4 november 2025
Zaaknummer
13/208772-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel van Roemenië met betrekking tot detentiegarantie en weigeringsgronden

Op 2 oktober 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) uitgevaardigd door de Judecatoria Huşi in Roemenië. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie tot overlevering behandeld, waarbij de opgeëiste persoon niet aanwezig was, maar vertegenwoordigd werd door zijn raadsvrouw, mr. N.C. Reehuis. De rechtbank heeft vastgesteld dat de identiteit van de opgeëiste persoon correct is en dat hij de Roemeense nationaliteit heeft. De rechtbank heeft de termijn voor uitspraak verlengd en de gevangenhouding bevolen.

De raadsvrouw heeft betoogd dat de overlevering geweigerd moet worden op grond van artikel 12 van de Overleveringswet (OLW), omdat het EAB niet aan de eisen voldoet. De officier van justitie heeft echter gesteld dat het EAB leidend is en dat de opgeëiste persoon recht had op een gemachtigde raadsman. De rechtbank heeft geoordeeld dat de opgeëiste persoon op de hoogte was van de procedure en dat zijn verdedigingsrechten niet geschonden zijn. De rechtbank heeft geconcludeerd dat er geen weigeringsgronden zijn en dat de overlevering kan plaatsvinden.

De rechtbank heeft ook de detentieomstandigheden in Roemenië beoordeeld en vastgesteld dat er geen reëel gevaar bestaat voor onmenselijke of vernederende behandeling, op basis van de detentiegarantie die door de Roemeense autoriteiten is verstrekt. De rechtbank heeft uiteindelijk de overlevering toegestaan, omdat het EAB voldoet aan de eisen van de OLW en er geen belemmeringen zijn voor de uitvoering ervan.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/208772-25
Datum uitspraak: 2 oktober 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 29 juli 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 26 maart 2025 door de
Judecatoria Huşi (Huşi Court), Roemenië (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 1999,
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in [detentieplaats] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 23 september 2025, in aanwezigheid van mr. A. Keulers, officier van justitie. De opgeëiste persoon is niet verschenen en is vertegenwoordigd door zijn raadsvrouw, mr. N.C. Reehuis, advocaat te Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2] Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

De rechtbank heeft de identiteit van de opgeëiste persoon onderzocht en vastgesteld dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat de opgeëiste persoon de Roemeense nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een
criminal sentence no. 10 from 4th February 2025 of Huşi Court, remained definitive by non-appeal on 10th March 2025, pronounced in the file no. 1373/244/2021 of Huşi Court.
De overlevering wordt verzocht ten behoeve van de tenuitvoerlegging van een vrijheidsstraf voor de duur van drie jaar en tien maanden, door de opgeëiste persoon te ondergaan op het grondgebied van de uitvaardigende lidstaat. Van deze straf wordt volgens het EAB afgetrokken:
the period of pre-trial detention (…) from the date of 16.05.2021, at 07:20, until the date of 16.05.2021, at 20:00 and from the date of 16.05.2021, at 20:00 until the date of 17.05.2021, at 20:00 and the duration of preventive arrest of the defendant from the date of 17.05.2021 until the date of 20.08.2021 inclusive.
De vrijheidsstraf is aan de opgeëiste persoon opgelegd bij het hiervoor genoemde vonnis.
Dit vonnis betreft de feiten zoals die zijn omschreven in het EAB. [3]
3.1
Weigeringsgrond als bedoeld in artikel 12 OLW
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de overlevering moet worden geweigerd op grond van artikel 12 OLW. Het EAB voldoet niet aan de eisen van artikel 12, sub d, OLW. In het A-formulier staat bij punt 244,
relevant conditions, vermeld dat de opgeëiste persoon op grond van artikel 466 van de Roemeense wetgeving recht heeft op een verzetprocedure. De opgeëiste persoon heeft hier echter geen recht op, omdat hij is gedagvaard voor de zitting zodat niet is voldaan aan de eisen van artikel 466 lid 2, van deze Roemeense wetgeving. De raadsvrouw heeft verzocht daarom de overlevering te weigeren.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het EAB leidend is en niet het A-formulier. In het EAB is aangegeven dat de opgeëiste persoon een gemachtigde raadsman had. Dit wordt bevestigd in de aanvullende informatie waarin is vermeld dat de gekozen advocaat tijdens de procedure gestopt is, waarna een advocaat is toegewezen en dat de opgeëiste persoon ten slotte weer een advocaat heeft gekozen. Artikel 12, sub b, OLW is dan ook van toepassing.
Subsidiair heeft de officier van justitie zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank kan afzien van de weigeringsgrond van artikel 12 OLW. De opgeëiste persoon heeft in voorlopige hechtenis gezeten, is bij een zitting aanwezig geweest en toen is hem de datum van de volgende zitting aangezegd door de rechter. De opgeëiste persoon wist dus van het lopende proces en heeft zelf gekozen niet te komen. Zijn verdedigingsrechten zijn dan ook niet geschonden. De officier van justitie heeft verwezen naar jurisprudentie van deze rechtbank. [4]
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat het EAB strekt tot de tenuitvoerlegging van een vonnis terwijl de verdachte niet in persoon is verschenen bij het proces dat tot die beslissing heeft geleid, en dat – kort gezegd – is gewezen zonder dat zich één van de in artikel 12, sub a tot en met c, OLW genoemde omstandigheden heeft voorgedaan. Anders dan de raadsvrouw heeft gesteld, is evenmin een garantie als bedoeld in artikel 12, sub d, OLW verstrekt. Dit blijkt namelijk niet uit onderdeel d) van het EAB, dat de rechtbank als leidend beschouwt. De rechtbank laat het verweer van de raadsvrouw op dit punt dan ook buiten bespreking.
Gelet op bovenstaande kan de overlevering ex artikel 12 OLW worden geweigerd.
De rechtbank ziet echter aanleiding om af te zien van haar bevoegdheid om de overlevering te weigeren. Zij acht daarbij het volgende van belang.
Uit het EAB, de aanvullende informatie van 1 september 2025 en de aanvullende informatie in reactie op de vragen van 16 september 2025 van het Internationaal Rechtshulpcentrum volgt dat de opgeëiste persoon bij de eerste zittingsdag op 29 juni 2022 aanwezig was. Hij heeft tijdens die zitting de feiten bekend en hem is de datum van de volgende zitting aangezegd. Op die zitting en de daaropvolgende zittingen is de opgeëiste persoon vervolgens niet verschenen. Wel is hij toen telkens vertegenwoordigd door een door hem gekozen advocaat of, als die niet bij een zitting aanwezig was, door een door de rechtbank toegewezen advocaat.
Naar het oordeel van de rechtbank maken deze omstandigheden dat het toestaan van de overlevering geen schending van de verdedigingsrechten van de opgeëiste persoon oplevert. De opgeëiste persoon was op de hoogte van de verdenking en van de strafrechtelijke procedure die tegen hem liep en hij is bij een zitting aanwezig geweest waarbij sprake was van een inhoudelijke behandeling van zijn strafzaak en aan hem de zittingsdatum van de volgende zitting is meegedeeld. Door vervolgens niet meer te verschijnen heeft de opgeëiste persoon uit eigen beweging stilzwijgend afstand gedaan van zijn recht om in persoon te verschijnen bij het proces. De conclusie is dat artikel 12 OLW niet aan het toestaan van de overlevering in de weg staat.

4.Strafbaarheid; feiten waarvoor dubbele strafbaarheid is vereist

De uitvaardigende justitiële autoriteit heeft de feiten niet aangeduid als feiten waarvoor het vereiste van toetsing van dubbele strafbaarheid niet geldt. Overlevering kan in dat geval worden toegestaan, indien voldaan wordt aan de eisen die in artikel 7, eerste lid, aanhef en onder b, OLW zijn neergelegd.
De rechtbank stelt vast dat hieraan is voldaan.
De feiten leveren naar Nederlands recht op:
telkens: mishandeling tegen een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening;
telkens: bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl deze wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en met verkrachting, terwijl deze wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van ambtenaar van politie;
wederspannigheid.

5.Artikel 11 OLW: Roemeense detentieomstandigheden

De rechtbank heeft in eerdere zaken geoordeeld dat vanwege de algemene detentieomstandigheden in Roemenië, met name gelet op de overbevolking in de gevangenissen, voor gedetineerden in Roemeense gevangenissen een reëel gevaar bestaat van onmenselijke of vernederende behandeling, zoals bedoeld in artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest). [5]
Bij brief van 29 augustus 2025 hebben de Roemeense autoriteiten, voor zover hier van belang, de volgende detentiegarantie verstrekt ten behoeve van de opgeëiste persoon:
“In the situation where the person deprived of liberty will be handed over to the Romanian authorities at Henri Coandä Bucharest Airport, he will initially be placed in Bucharest-Rahova Penitentiary for the purpose of carrying out the quarantine and observation period, for a period of 21 days, in a room that will provide him with a minimum space of 3 sq m. (...)
Each person deprived of liberty who is in the quarantine and observation period is ensured the right to a daily walk for 2 hours. Moreover, each detainee is provided with a series of activities from which he may choose, thereby creating the possibility of spending a much longer period outside the detention room, if he chooses to participate. (...)
Having in view the quantum of the sentence, most likely he will serve the custodial sentence initially under the closed regime. At the same time, having in view his domicile, most likely, at first, he will serve the sentence in Baecäu Penitentiary. (…)
Prisoners in the closed regime who, for various reasons, are not used for work, for school and vocational training activities carry out activities of walking, education, psychological assistance and social assistance, sporting and religious activities within a minimum limit of 4 hours per day. Likewise, prisoners who do not perform work and do not participate in other activities are entitled to at least 3 hours of daily walking, and those who perform work, participate in education programs or psychological and social assistance are entitled to at least one hour of daily walking. (…)
Taking into account the express request coming from the authorities of the Netherlands, by virtue of good cooperation in the matter of international law, the named [opgeëiste persoon] will not be held in custody in Giurgiu Penitentiary.”
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt, gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande detentiegarantie. [6] De rechtbank is, gelet op deze toezegging van de Roemeense autoriteiten, van oordeel dat er voor de opgeëiste persoon na overlevering geen reëel gevaar bestaat van een onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 Handvest. Daarom vormen de detentieomstandigheden geen beletsel voor het toestaan van de overlevering.

6.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

7.Toepasselijke wetsbepalingen

De artikelen 180, 285, 300 en 304 Wetboek van Strafrecht, en 2, 5, 7 en 12 OLW.

8.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de
Judecatoria Huşi (Huşi Court), Roemenië, voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.C.M. Hamer, voorzitter,
mrs. E. de Rooij en D.L.S. Ceulen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. F.K. Verbruggen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 2 oktober 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 OLW.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Zie onder meer rechtbank Amsterdam 5 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:2016:1995) en rechtbank Amsterdam 28 april 2016 (ECLI:NL:RBAMS:20 16:2630).
6.HvJ EU, 25 juli 2018, zaak ML (C-220/18 PPU, ECLI:EU:C:2018:589), punt 114.