ECLI:NL:RBAMS:2025:8519

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
11 november 2025
Publicatiedatum
10 november 2025
Zaaknummer
13-379008-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor poging tot zware mishandeling en veroordeling voor openlijke geweldpleging in vereniging

Op 11 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot zware mishandeling en openlijke geweldpleging in vereniging. De zaak betreft een geweldsincident dat plaatsvond op 14 december 2023 in de Lange Leidsedwarsstraat in Amsterdam. De verdachte werd vrijgesproken van de poging tot zware mishandeling, omdat niet kon worden vastgesteld dat hij voorwaardelijk opzet had op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om te concluderen dat de verdachte met opzet zwaar letsel had willen toebrengen aan de aangever. Echter, de verdachte werd wel veroordeeld voor openlijke geweldpleging in vereniging, omdat hij deel uitmaakte van een groep die geweld heeft gepleegd tegen meerdere personen. De rechtbank legde een taakstraf van 200 uur op, waarbij rekening werd gehouden met de ernst van het geweld en het delictpatroon van de verdachte. De rechtbank overwoog dat het geweld dat door de verdachte en zijn medeverdachten was gepleegd, een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers vormde en bijdroeg aan de angst die uitgaansgeweld met zich meebrengt.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK AMSTERDAM

Afdeling Publiekrecht
Teams Strafrecht
Parketnummer: 13-379008-24
Datum uitspraak: 11 november 2025
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 2002,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op tegenspraak op de terechtzitting van 28 oktober 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie, mr. F.R. Bons, en van wat de door verdachte gemachtigde raadsman, mr. P.M. Rombouts, naar voren heeft gebracht.

2.Tenlastelegging

Aan verdachte is – kort samengevat en na wijziging van de tenlastelegging op de zitting van 28 oktober 2025 – ten laste gelegd dat hij zich op 14 december 2023 in de Lange Leidsedwarsstraat in Amsterdam heeft schuldig gemaakt aan:
feit 1:
een poging tot zware mishandeling van [persoon/aangever 1] door, terwijl [persoon/aangever 1] op de grond lag, eenmaal of meermalen tegen de slaap, in elk geval tegen de zijkant van het hoofd, en/of tegen de lip van [persoon/aangever 1] te schoppen.
feit 2:
het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen [persoon/aangever 1] , [persoon/aangever 2] , [persoon/aangever 3] , [persoon/aangever 4] , [persoon/aangever 5] en één of meerdere onbekend gebleven personen;
De volledige tenlastelegging is opgenomen in
bijlage Idie aan dit vonnis is gehecht en geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in de tenlastelegging schrijf- en/of taalfouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

3.Waardering van het bewijs

3.1
Het standpunt van het Openbaar Ministerie
Volgens de officier van justitie kan worden bewezen dat verdachte openlijk en in vereniging geweld heeft gepleegd in en buiten een café in de Lange Leidsedwarsstraat in Amsterdam, zoals onder feit 2 is ten laste gelegd. Daarbij heeft de officier van justitie verwezen naar de camerabeelden van het incident zoals door de politie omschreven en door de rechtbank op zitting getoond en de verschillende verklaringen van de aangevers en getuigen.
Dat verdachte [verdachte] een van de personen op de camerabeelden is die geweldshandelingen heeft gepleegd, blijkt uit het gegeven dat de politie de persoon op de beelden die is omschreven als NN2 als verdachte heeft herkend. De herkenning wordt ondersteund door het onderzoek naar het telefoonverkeer van verdachte, waaruit blijkt dat verdachte en medeverdachte [medeverdachte 1] allebei met het telefoonnummer van de eigenaar van het café aan de Lange Leidsedwarsstraat hebben gebeld.
Ook kan worden bewezen dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling. Op basis van het dossier kan namelijk worden bewezen dat verdachte meerdere malen tegen het hoofd van aangever [persoon/aangever 1] heeft getrapt, terwijl [persoon/aangever 1] op de grond lag. Het meermalen met schoenen aan schoppen tegen het hoofd van een slachtoffer levert naar algemene ervaringsregels de aanmerkelijke kans op dat het slachtoffer daardoor zwaar lichamelijk letsel oploopt. Verdachte heeft door zijn handelen deze kans bewust aanvaard.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft de rechtbank primair verzocht om verdachte vrij te spreken. Daartoe heeft hij aangevoerd dat het dossier kort voor de zitting is aangevuld met een proces-verbaal van de politie waarin verdachte als een van de op de beelden van het geweldsincident aangewezen verdachten is herkend. Door het late moment waarop dit proces-verbaal in het dossier is gevoegd, heeft de verdediging geen gelegenheid gehad om onderzoekswensen in te dienen over de wijze waarop dit proces-verbaal tot stand is gekomen. Het proces-verbaal dient daardoor van het bewijs te worden uitgesloten. Uit de rest van het dossier blijkt vervolgens onvoldoende dat verdachte bij het geweldsincident was betrokken.
Subsidiair, voor het geval de rechtbank wel tot een bewezenverklaring zou komen, heeft de raadsman de rechtbank verzocht om het onderzoek ter terechtzitting te heropenen om de verbalisant die de herkenning van verdachte heeft gedaan, aangever [persoon/aangever 1] en getuige [getuige 1] als getuigen te doen horen. Daarbij heeft de raadsman aangevoerd dat hij deze verzoeken niet eerder heeft kunnen doen, omdat het dossier voor de voeging van voornoemde proces-verbaal geen aanleiding gaf om onderzoekswensen in te dienen.
3.3
Het oordeel van de rechtbank
3.3.1
Feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit. [1]
Aanleiding en geweldshandelingen
Op 14 december 2023 heeft een geweldsincident plaatsgevonden in en buiten een café aan de Lange Leidsedwarsstraat in Amsterdam. Naar aanleiding van dit incident hebben verschillende personen aangifte gedaan en daarbij geweldshandelingen beschreven die door verschillende mannen richting hen zijn gepleegd. De politie heeft de camerabeelden van het café waarin het incident heeft plaatsgevonden opgevraagd en heeft op deze beelden een groep van drie personen aangewezen als plegers en daarmee verdachten van het geweld tegen onder meer de aangevers. Eén van de leden van deze groep is volgens de politie medeverdachte [medeverdachte 2] . [2] De overige twee leden zijn door de politie aanvankelijk als NN1 en NN2 aangeduid. [3] NN1 is omschreven als een man met onder meer een kaalgeschoren hoofd en NN2 is omschreven als een licht getinte man met onder meer kort donker haar en een donkerkleurig snorretje. [4] De rechtbank heeft de door de politie beschreven beelden ook tijdens de zitting van 28 oktober 2025 getoond.
Op basis van de verklaringen van de aangevers, de beschrijvingen van de beelden door de politie en de eigen waarnemingen van de rechtbank naar aanleiding van het bekijken van diezelfde beelden, stelt de rechtbank – voor zover relevant is ten aanzien van het ten laste gelegde – het volgende vast over het verloop van het geweldsincident en de geweldshandelingen die daarbij zijn gepleegd.
De registratie van het geweldsincident op de beelden is in de hal van het café aan de Lange Leidsedwarsstraat aangevangen. Op de beelden is te zien dat een man, die door de politie als aangever [persoon/aangever 4] is herkend, samen met een onbekend gebleven man in de hal van het café staat en daar in contact komt met verdachte NN1. [5] Na enige aanrakingen en duwen, ontstaat er een worsteling tussen verschillende verdachten, de onbekende man en [persoon/aangever 4] , waarna verdachte “NN3” (de rechtbank begrijpt: NN2) enkele slaande bewegingen in de richting van [persoon/aangever 4] maakt. [6] [persoon/aangever 4] heeft hierover zelf verklaard dat er “een hand met gebalde vuist op de linkerzijde van [zijn] neus terecht kwam”. [7]
Nadat [persoon/aangever 4] is geslagen, worden de drie verdachten door een portier van het café naar buiten gewerkt. Buiten staat een andere man, volgens de politie aangever [persoon/aangever 5] , die door de verdachten wordt gepasseerd. [8] Terwijl de verdachten van het café weglopen, komt er nog een andere man in een blauw overhemd naar buiten die armbewegingen in de richting van de verdachten maakt. [9] Hierop voegen verdachten [medeverdachte 2] en NN2 zich bij de man in het blauwe overhemd en wordt er opnieuw geweld ingezet. NN2 geeft de man in het blauwe overhemd daarbij met de vuist een slag in zijn gezicht, waardoor de man in de portiek van het café valt. [10] NN2 geeft vervolgens meerdere klappen aan aangever [persoon/aangever 5] , die daarop ook naar achteren in het portiek valt, en maakt daarna meerdere slaande en trappende bewegingen richting het portiek. [11] De rechtbank heeft tijdens de zitting van 28 oktober 2025 op de camerabeelden waargenomen dat [persoon/aangever 5] bloed op zijn gezicht had. [12]
De rechtbank wijst de man in het lichtblauwe overhemd aan als aangever [persoon/aangever 1] , gelet op de aanvullende verklaring van [persoon/aangever 1] waarin hij zichzelf op de beelden als de man met het blauwe overhemd heeft aangewezen en heeft beschreven dat hij de persoon is die in de deuropening klem lag terwijl er op hem werd ingeschopt. [13] Deze verklaring wordt ondersteund door getuige [getuige 1] , die heeft verklaard dat zijn vriend “ [getuige 2] ” (de rechtbank begrijpt: aangever [persoon/aangever 1] ) in de deuropening lag terwijl hij op onder meer zijn hoofd en lichaam werd geschopt. [14]
Terwijl [persoon/aangever 5] en [persoon/aangever 1] in het portiek van het café belandden, richtten verdachten [medeverdachte 2] en NN1 zich op een andere onbekende man in een groen shirt die eveneens buiten het café stond. [15] Hierbij is de onbekende man meerdere keren geslagen. [16]
Tot slot bevat het dossier twee aangiftes van [persoon/aangever 3] en [persoon/aangever 2] . [persoon/aangever 3] heeft verklaard dat hij gedurende de vechtpartij op 14 december 2023 een vuistslag tegen zijn hoofd heeft gekregen. [17] [persoon/aangever 2] heeft verklaard dat hij op vrijdag 14 december 2023 zag dat zijn vrienden ruzie maakten met een onbekende, dat hij tussen het gevecht in ging staan en daarna een tik op zijn hoofd voelde. [18]
De betrokkenheid van verdachte
De politie heeft een vergelijking gemaakt tussen enkele
stillsuit de camerabeelden die in het dossier zijn gevoegd en op de zitting zijn getoond waarop verdachte NN2 te zien is en een profielfoto van verdachte [verdachte] . Naar aanleiding van deze vergelijking heeft de politie vastgesteld dat er sterke gelijkenissen bestaan tussen verdachte [verdachte] en [getuige 3]
Daarnaast heeft getuige [getuige 4] , de eigenaar van het café aan de Lange Leidsedwarsstraat, verklaard dat hij na afloop van het geweldsincident is gebeld en daarbij door twee personen is bedreigd. [19] Uit onderzoek naar het telefoonverkeer van verdachte is gebleken dat vlak na afloop van het geweldsincident telefonisch contact heeft plaatsgevonden tussen het telefoonnummer van verdachte en het telefoonnummer van [getuige 4] . [20]
3.3.2
Verdachte wordt aangewezen als NN2
De rechtbank is op grond van de vastgestelde feiten en omstandigheden allereerst van oordeel dat bewezen is dat verdachte [verdachte] de op de camerabeelden door de politie aangewezen verdachte NN2 is, oftewel de licht getinte man met kort donker haar en een donkerkleurig snorretje.
De rechtbank acht in dit kader doorslaggevend dat de politie
stillsvan de camerabeelden waarop NN2 te zien is heeft vergeleken met een profielfoto van verdachte en op basis daarvan sterke gelijkenissen tussen verdachte en NN2 heeft vastgesteld, in combinatie met het gegeven dat getuige [getuige 4] kort na het geweldsincident telefonisch contact met het telefoonnummer van verdachte heeft gehad. Daarbij weegt de rechtbank ook mee dat verdachte geen enkele alternatieve verklaring heeft gegeven over de reden dat zijn telefoonnummer verbinding heeft gemaakt met het telefoonnummer van [getuige 4] , hetgeen gelet op de voorgaande bevindingen wel in de rede had gelegen.
3.3.3
Vrijspraak van de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de onder feit 1 ten laste gelegde poging tot zware mishandeling van aangever [persoon/aangever 1] . De rechtbank overweegt daartoe het volgende.
Hoewel het op basis van de voorgaande feiten en omstandigheden vaststaat dat verdachte aangever [persoon/aangever 1] tegen zijn hoofd heeft geschopt, kan op basis van het dossier en de op de zitting van 28 oktober 2025 getoonde camerabeelden niet worden vastgesteld hoe vaak tegen het hoofd van [persoon/aangever 1] is geschopt, met hoeveel kracht dit is gedaan en op welke plekken [persoon/aangever 1] daarbij op het hoofd is geraakt. Tegen deze achtergrond beschikt de rechtbank over onvoldoende informatie om vast te kunnen stellen dat een aanmerkelijke kans heeft bestaan dat [persoon/aangever 1] door het schoppen van verdachte zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen. Daardoor kan niet worden vastgesteld dat verdachte (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van dergelijk letsel.
3.3.4
Het openlijk en in vereniging plegen van geweld
De rechtbank stelt voorop dat van het opzettelijk in vereniging plegen van geweld sprake is, indien een verdachte een voldoende significante of wezenlijke bijdrage aan het ten laste gelegde geweld heeft geleverd. Daarbij dient te worden beoordeeld of de door verdachte geleverde – intellectuele en/of materiële – bijdrage van voldoende gewicht is om hem als medepleger voor dat geweld verantwoordelijk te houden. Voor een bewezenverklaring van het in vereniging plegen van geweld zoals in artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht is beschreven, maakt het immers in beginsel niet uit welke verdachte iedere individuele ten laste gelegde geweldshandeling heeft gepleegd, zodat het geweld gepleegd door de medeverdachten ook voor rekening van verdachte kan komen.
De rechtbank overweegt dat op basis van de hiervoor vastgestelde feiten en omstandigheden vaststaat dat verdachte [verdachte] onderdeel heeft uitgemaakt van een groep van drie personen, waarvan de leden allen op verschillende manieren hebben bijgedragen aan het plegen van geweldshandelingen in en buiten het café aan de Lange Leidsedwarsstraat in Amsterdam. Op basis van de beelden die door de politie zijn beschreven en door de rechtbank op de zitting van 28 oktober 2025 zijn getoond, kan worden vastgesteld dat alle leden van de groep waartoe verdachte behoorde verschillende geweldshandelingen hebben gepleegd, elkaar daarbij hebben ondersteund en ten aanzien van het geheel aan geweldshandelingen een gelijkwaardige rol hebben aangenomen.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat verdachte een voldoende significante en wezenlijke bijdrage aan het ten laste gelegde geweld heeft geleverd, om hem verantwoordelijk te houden voor het geheel aan geweldshandelingen die door hemzelf en zijn medeverdachten zijn gepleegd, zoals hierna in rubriek 4 wordt beschreven.
De rechtbank ziet onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om vast te stellen dat aangever [persoon/aangever 1] specifiek tegen zijn slaap is geschopt, dat aangever [persoon/aangever 3] met een voorwerp is geslagen en dat een onbekende man gekleed in een blauwe blouse meerdere malen op zijn hoofd is geslagen. Verdachte zal van deze delen van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
3.3.4
Het voorwaardelijke verzoek van de raadsman
Anders dan de raadsman heeft bepleit, komt de rechtbank tot een bewezenverklaring van het onder feit 2 ten laste gelegde. Voor zover die situatie aan de orde zou zijn, heeft de raadsman verzocht het onderzoek ter terechtzitting te heropenen en een politieagent die verdachte [verdachte] op de camerabeelden heeft herkend, aangever [persoon/aangever 1] en getuige [getuige 1] als getuigen te doen horen.
De rechtbank overweegt in dit kader allereerst dat het proces-verbaal van bevindingen waarin verdachte door een politieagent is herkend als een van de personen op de camerabeelden van het geweldsincident, niet voor het bewijs wordt gebruikt. Dat betekent dat de rechtbank tot een bewezenverklaring zal komen op basis van het dossier waarover de verdediging al geruime tijd beschikt en op basis waarvan in januari 2025 door de rechter-commissaris aan de partijen is verzocht om eventuele onderzoekswensen kenbaar te maken. De rechter-commissaris heeft op 1 april 2025 vastgesteld dat door de verdediging niet op dit verzoek is gereageerd en heeft daarbij aan de partijen gecommuniceerd dat hij er vanuit gaat dat de verdediging geen onderzoekswensen heeft. De raadsman heeft tijdens de zitting van 28 oktober 2025 bevestigd dat hij op basis van het dossier zoals dat er destijds lag – voor de voeging van het proces-verbaal van bevindingen waarin de herkenning heeft plaatsgevonden – geen onderzoekswensen had.
De rechtbank stelt voorop dat de door de raadsman aangevoerde getuigen allen belastend over verdachte hebben verklaard, de verdediging het ondervragingsrecht ten aanzien van deze getuigen nog niet heeft uitgevoerd en zij daarmee als zogenoemde
[getuige 5]-getuigen dienen te worden aangemerkt. De raadsman heeft echter niet toegelicht waarom hij op basis van het dossier zonder het voornoemde proces-verbaal van bevindingen, is teruggekomen op het eerdere standpunt van de verdediging dat er geen onderzoekswensen zijn. Tegen deze achtergrond, en nu geen overige feiten en omstandigheden zijn aangetoond die de eerlijkheid van het proces als geheel aantasten, wijst de rechtbank het verzoek tot heropening van het onderzoek ter terechtzitting en het horen van de getuigen af. [21]

4.Bewezenverklaring

De rechtbank acht op grond van de in rubriek 3 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van feit 2:
op 14 december 2023 te Amsterdam openlijk, te weten, op de Lange Leidsedwarsstraat en op een voor het publiek toegankelijke plaats, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen, te weten [persoon/aangever 1] , [persoon/aangever 2] , [persoon/aangever 3] , [persoon/aangever 4] , [persoon/aangever 5] en één tot op heden onbekend gebleven persoon, door
- voornoemde [persoon/aangever 1] tegen het gezicht te slaan waardoor voornoemde [persoon/aangever 1] ten val kwam en terwijl voornoemde [persoon/aangever 1] op de grond lag eenmaal of meerdere malen tegen het hoofd van voornoemde [persoon/aangever 1] te schoppen, en
- voornoemde [persoon/aangever 2] een tik op het hoofd te geven, en
- voornoemde [persoon/aangever 3] tegen het hoofd te slaan, en
- voornoemde [persoon/aangever 4] met de vuist tegen de neus te slaan, en
- voornoemde [persoon/aangever 5] meerdere klappen in het gezicht te geven, en
- een tot op heden onbekend gebleven man gekleed in een groen t-shirt meerdere malen te slaan.

5.De strafbaarheid van het feit

Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen

7.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door hem bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden.
7.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft geen strafmaatverweer gevoerd.
7.3
Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander tijdens de zitting is gebleken.
De ernst van het feit
Verdachte heeft zich samen met de medeverdachten schuldig gemaakt aan het openlijk en in vereniging plegen van geweld in en buiten een café aan de Lange Leidsedwarsstraat in Amsterdam. De groep waartoe verdachte behoorde heeft daarbij geweld gebruikt tegen meerdere bezoekers van het café, in enkele gevallen met (zwaar) letsel als gevolg. Verdachte heeft hiermee een vergaande inbreuk op de lichamelijke integriteit van de bezoekers gemaakt en heeft bijgedragen aan de angst die het gevolg is van uitgaansgeweld.
De verschillende leden van de groep waartoe verdachte behoorde hebben allen geweld gebruikt en hebben daarmee een gelijkwaardige bijdrage aan het incident geleverd. Hoewel de rechtbank op de camerabeelden ook heeft kunnen waarnemen dat enkele van de bezoekers bewegingen hebben gemaakt die wellicht door verdachten als provocerend zijn opgevat, vormt dit geenszins een rechtvaardiging voor het geweld dat de verdachten hebben gebruikt. Daarbij komt dat, zoals de rechtbank eveneens heeft kunnen waarnemen, er ook geweld is gebruikt tegen nietsvermoedende bezoekers van het café. De rechtbank acht één fragment op de camerabeelden in het bijzonder tekenend voor het gedrag van de verdachten. Daarop is namelijk te zien dat een nietsvermoedende bezoeker zich richting de uitgang van het café begaf, daar het pad van de verdachten kruiste en vervolgens zonder aanleiding hard in zijn gezicht is geslagen.
Gelet op het voorgaande merkt de rechtbank het feit als bijzonder ernstig aan.
De persoon van verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van verdachte van 6 september 2025, waaruit is gebleken dat verdachte sinds het plegen van de onderhavige feiten meerdere keren voor geweldsdelicten is veroordeeld. Hoewel ten aanzien van deze ‘nieuwe’ feiten strikt genomen niet van recidive kan worden gesproken, merkt de rechtbank wel op dat uit het strafblad van verdachte een delictpatroon ten aanzien van geweldsfeiten naar voren komt.
Verder heeft de rechtbank kennisgenomen van het advies van Reclassering Nederland van 31 mei 2025. Daaruit is onder meer gebleken dat verdachte in een andere strafzaak al onder toezicht van de reclassering staat en daarbij ten behoeve van zijn delictgerelateerde problemen wordt begeleid.
De op te leggen straf
De rechtbank heeft bij het bepalen van de straf gekeken naar de afspraken die de rechtbanken en gerechtshoven onderling over straffen hebben gemaakt en naar straffen die in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. Gelet op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) geldt voor het plegen van openlijke geweldpleging, lichamelijk letsel ten gevolge hebbend, een oriëntatiepunt van een taakstraf van 150 uur.
Gelet op de ernst en de omvang van het geweld waaraan verdachte heeft bijgedragen en de zorgelijke ontwikkeling die volgt uit de latere veroordelingen wegens geweld, ziet de rechtbank reden om in het nadeel van verdachte van het voornoemde oriëntatiepunt af te wijken. Anders dan de officier van justitie, ziet de rechtbank echter geen aanleiding om verdachte tot een gevangenisstraf te veroordelen. Gelet op het gegeven dat verdachte in een andere strafzaak al onder toezicht van de reclassering staat, ziet de rechtbank ook geen reden om een deel van de straf voorwaardelijk aan verdachte op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank een taakstraf voor de duur van 200 uur passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 63 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart niet bewezen hetgeen onder feit 1 is ten laste gelegden
spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaanzoals hiervoor in rubriek 4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde ten aanzien van feit 2 levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot
een taakstraf van 200 uren, met bevel, voor het geval dat de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, dat
vervangende hechtenis zal worden toegepast van 100 dagen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. K.A. Brunner, voorzitter,
mrs. A.K. Glerum en J.V.L. van Well, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Esschendal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 11 november 2025.
[--]

Voetnoten

1.Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
2.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300:2023282229 , pag 48.
3.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300:2023282229 , pag 48.
4.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300:2023282229 , pag 48.
5.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300:2023282229 , pag. 49 – 50.
6.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300:2023282229 , pag. 49 – 50.
7.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2023282229-9, pag. 10.
8.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300:2023282229 , pag. 52.
9.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300:2023282229 , pag. 54.
10.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300:2023282229 , pag. 55.
11.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300:2023282229 , pag. 55.
12.De eigen waarneming van de rechtbank, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 oktober 2025.
13.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023282229-33, pag. 79.
14.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023282229-34, pag. 80.
15.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300:2023282229 , pag. 55
16.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300:2023282229 , pag. 57 en de eigen waarneming van de rechtbank, zoals vastgelegd in het proces-verbaal van de terechtzitting van 28 oktober 2025.
17.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2023282229-10, pag. 6.
18.Proces-verbaal van aangifte met nummer PL1300-2023282229-6, pag. 3.
19.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023282229-27, pag. 68.
20.Proces-verbaal van bevindingen met nummer PL1300-2023282229-31, pag. 77 – 78.
21.Vergelijk in dit kader: Hoge Raad 14 oktober 2025, ECLI:NL:HR:2025:1519, r.o. 3.6.1.