ECLI:NL:RBAMS:2025:8538

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2025
Publicatiedatum
11 november 2025
Zaaknummer
AMS 25/1639 en 25/1641
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Reclamebelasting opgelegd aan Stichting Sporthal Gaasperdam voor fotocollage

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam op 13 november 2025, wordt de zaak behandeld van Stichting Sporthal Gaasperdam, die in beroep gaat tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam. De stichting heeft bezwaar gemaakt tegen de opgelegde reclamebelasting voor de jaren 2022 en 2023, die respectievelijk € 1.562,50 en € 1.913,00 bedroegen. De heffingsambtenaar heeft de bezwaren ongegrond verklaard en de aanslagen gehandhaafd. De rechtbank heeft de beroepen op 28 oktober 2025 behandeld, waarbij vertegenwoordigers van de stichting en de heffingsambtenaar aanwezig waren.

De rechtbank beoordeelt of de fotocollage op de buitenmuren van de sporthal kan worden aangemerkt als een openbare aankondiging die belastbaar is met reclamebelasting. De stichting betwist dit en stelt dat de fotocollage is aangebracht om graffiti te bestrijden en niet om publiek aan te trekken. De rechtbank komt tot de conclusie dat de aanslagen terecht zijn opgelegd, omdat de fotocollage zichtbaar is vanaf de openbare weg en voldoet aan de definitie van een openbare aankondiging volgens de Verordening reclamebelasting Amsterdam 2020.

De rechtbank behandelt ook het beroep van de stichting op het vertrouwensbeginsel en de vrijstellingsregeling voor scholen, maar oordeelt dat deze niet van toepassing zijn. De rechtbank concludeert dat de heffingsambtenaar niet onterecht heeft gehandeld en dat de belastingheffing niet in strijd is met het evenredigheidsbeginsel. Wel wordt de heffingsambtenaar veroordeeld tot het betalen van € 1.000,- aan de stichting als schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummers: AMS 25/1639 en 25/1641

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 november 2025 in de zaak tussen

Stichting Sporthal Gaasperdam, uit Amsterdam, eiseres

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Amsterdam.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de beroepen van eiseres tegen de uitspraken op bezwaar van de heffingsambtenaar van 29 januari 2025 over de aan haar opgelegde reclamebelasting voor de jaren 2022 en 2023 ter hoogte van respectievelijk € 1.562,50 en € 1.913,00.
1.1.
De heffingsambtenaar heeft de bezwaren van eiseres ongegrond verklaard. De heffingsambtenaar heeft daarbij de aanslagen gehandhaafd.
1.2.
De heffingsambtenaar heeft op de beroepen gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft de beroepen op 28 oktober 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: namens eiseres [naam 1] en [naam 2] , bestuursleden, en [naam 3] , mede verantwoordelijk voor de dagelijkse gang van zaken binnen de sporthal, en de heffingsambtenaar in de persoon van mr. H. Oderkerk en [naam 4] , taxateur.

Onderwerp van deze procedure

2. Eiseres is een stichting zonder winstoogmerk die een sporthal aan het [adres] in eigendom heeft. Op twee buitenmuren van de sporthal is een fotocollage aangebracht met afbeeldingen van sportende mensen, met daarbij de naam van de sporthal verlicht met lichtbakken.
2.1.
Volgens de heffingsambtenaar is sprake van openbare aankondigingen die zichtbaar zijn vanaf de openbare weg.
3. Eiseres betwist dat sprake is van openbare aankondigingen. De fotocollage is weliswaar te zien vanaf de openbare weg, maar alleen door mensen die onderweg zijn van en naar de sporthal. De fotocollage is aangebracht om de buurt te upgraden en ter bestrijding van graffiti. De sporthal wordt gerund door vier beroepskrachten en ruim twintig vrijwilligers. De sporthal vervult een essentiële rol bij het bevorderen van de sociale cohesie in de buurt en de gezondheidsontwikkeling van de wijkbewoners. Sportclubs, verenigingen en scholen maken gebruik van de sporthal. De fotocollage is in nauw overleg met de gemeente aangebracht en volledig gesubsidieerd door de gemeente.

Beoordeling door de rechtbank

4. De rechtbank beoordeelt of de heffingsambtenaar de aanslagen terecht heeft opgelegd. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiseres. Het geschil spitst zich toe op de vraag of de fotocollage kan worden aangemerkt als een openbare aankondiging die belastbaar is met reclamebelasting.
5. De rechtbank komt tot het oordeel dat de aanslagen terecht zijn opgelegd. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het wettelijk kader
6. Op grond van artikel 227 van de Gemeentewet kan ter zake van openbare aankondigingen zichtbaar vanaf de openbare weg een reclamebelasting worden geheven.
7. Op grond van de Verordening reclamebelasting Amsterdam 2020 (de Verordening) wordt onder een openbare aankondiging verstaan: elke tot het publiek gerichte mededeling, waaronder mede moeten worden begrepen reclamevoorwerpen, van commerciële dan wel ideële aard waarmee beoogd wordt reclame te maken dan wel aandacht te trekken voor een product, een dienst een bedrijf of een boodschap, onder meer doch niet uitsluitend vervat in letters, symbolen, logo, kleuren, of een combinatie daarvan. [1] Onder de naam reclamebelasting wordt een directe belasting geheven voor een openbare aankondiging die zichtbaar is vanaf de openbare weg. [2] De reclamebelasting wordt geheven van degene van wie, dan wel ten behoeve van wie, een openbare aankondiging wordt aangetroffen. [3] De reclamebelasting is niet verschuldigd voor: openbare aankondigingen die zijn aangebracht op schoolgebouwen, zorginstellingen, ziekenhuizen, onroerende zaken als bedoeld in artikel 220d, eerste lid, onderdeel c van de Gemeentewet in gebruik bij organisaties met niet-commerciële doelstellingen, welke gebouwen als zodanig in gebruik zijn en die betrekking hebben op de functie van het gebouw. [4] Is sprake van een openbare aankondiging?
8. Eiseres voert aan dat de fotocollage niet gericht is op het trekken van belangstelling van het publiek. De fotocollage is aangebracht om graffiti te bestrijden. De lichtbakken zijn voor de veiligheid in de buurt. Eiseres doet een beroep op arresten van de Hoge Raad [5] en het Gerechtshof Amsterdam [6] .
9. Op de overgelegde foto’s is te zien dat op de muren niet alleen een fotocollage is aangebracht, maar ook de naamaanduiding ‘Sporthal Gaasperdam’ en het logo. De rechtbank is van oordeel dat de fotocollage in combinatie met de naamaanduiding en het logo kan worden aangemerkt als openbare aankondiging. Uit de door eiseres aangehaalde arresten van de Hoge Raad en het Gerechtshof Amsterdam volgt dat het feit dat sprake is van een ander oogmerk, niet afdoet aan de kwalificatie van een ‘openbare aankondiging’. [7] Onder het wettelijk begrip ‘openbare aankondiging’ valt niet slechts reclame in engere zin, maar meer in het algemeen elke tot het publiek gerichte mededeling van commerciële dan wel ideële aard waarmee de aandacht wordt getrokken voor een dienst, een product of een boodschap. [8] Niet in geschil is dat de fotocollage zichtbaar is vanaf de openbare weg. Dat de fotocollage uitsluitend gezien wordt door personen die voor de sporthal komen en door bezoekers van een vestiging van Cordaan waar gehandicapten wonen, is daarom niet van belang.
Vertrouwensbeginsel
10. Eiseres doet verder een beroep op het vertrouwensbeginsel. De fotocollage is in 2019 in nauw overleg met de gemeente tot stand gekomen en pas in 2022 is een eerste aanslag opgelegd. Door drie jaren geen aanslag op te leggen is volgens eiseres het gerechtvaardigd vertrouwen gewekt dat zij ook in 2022 en 2023 geen reclamebelasting hoefde te betalen voor de fotocollage.
10. De heffingsambtenaar heeft uiteengezet dat in 2020, 2021 en 2022 (tot maart) geen reclamebelasting geheven is vanwege de coronaperiode. De rechtbank volgt het standpunt van de heffingsambtenaar dat het enkele feit dat hij over meerdere jaren geen reclamebelasting heeft geheven, niet maakt dat het vertrouwen is gewekt dat geen heffing van reclamebelasting zou plaatsvinden over 2022 en 2023. Voor zover eiseres stelt dat ambtenaren van de gemeente dit vertrouwen hebben gewekt door uitlatingen over de aanslagen of door de medewerking aan en de financiering door de gemeente van de fotocollage, geldt dat niet is gesteld of gebleken dat concrete toezeggingen zijn gedaan. Daarbij geldt dat een beroep op het vertrouwensbeginsel alleen kan slagen als sprake is van een concrete toezegging door een bevoegde ambtenaar, in dit geval (een medewerker van) de heffingsambtenaar. Uitingen van andere ambtenaren van de gemeente Amsterdam zijn daarom niet van belang. De verwijzing door eiseres naar de overwegingen 5.2 en volgende in het genoemde arrest van het Gerechtshof Amsterdam gaat niet op nu daarin juist sprake is van concrete mededelingen van een medewerker van de heffingsambtenaar. Het beroep op het vertrouwensbeginsel slaagt niet.
Vrijstelling
10. Eiseres doet een beroep op de vrijstellingsregeling voor scholen. Overdag wordt de sporthal namelijk gebruikt door twee scholen en scholen zijn vrijgesteld van reclamebelasting.
10. De vrijstellingsregeling in artikel 8, onder d, van de Verordening kan eiseres ook niet baten. Artikel 8, onder d, bevat een limitatieve opsomming van vrijgestelde openbare aankondigingen. Dat ook scholen gebruik maken van de sporthal maakt niet dat de sporthal als een school kan worden aangemerkt en daardoor vrijgesteld is van reclamebelasting. De heffingsambtenaar heeft op de zitting toegelicht dat het een politieke keuze van de gemeente is geweest om geen uitzondering te maken voor sporthallen.
Evenredigheid
10. Eiseres doet een beroep op het evenredigheidsbeginsel. De heffingsambtenaar heeft ten onrechte de belangen van een vrijwilligersorganisatie die een groot maatschappelijk belang dient in één van de achterstandswijken in Amsterdam niet laten prevaleren. De fotocollage is aangebracht op initiatief van en gesubsidieerd door de gemeente. Vanwege de bijzondere feiten en omstandigheden in dit geval is de belastingheffing onevenredig, aldus eiseres.
10. De rechtbank is van oordeel dat de in de Verordening neergelegde heffingsmaatstaf niet leidt tot een schending van het evenredigheidsbeginsel of tot een willekeurige en onredelijke belastingheffing. De gemeenteraad van de gemeenteis met de vaststelling van de Verordening gebleven binnen de ruime bevoegdheden die de Gemeentewet biedt bij het vaststellen van een belastingverordening. De gemeenteraad was niet verplicht om in de Verordening onderscheid te maken naar de aard van de onderneming. De belasting wordt opgelegd naar objectieve tarieven en niet met toepassing van beleid. De heffingsambtenaar hoefde dus geen belangenafweging te maken bij de oplegging van de aanslagen. Op grond van artikel 11 van de Verordening wordt van de reclamebelasting geen kwijtschelding verleend. Ook deze beroepsgrond slaagt niet.
Overschrijding van de redelijke termijn
10. Zoals besproken op de zitting vat de rechtbank het beklag van eiseres over de voortgang van de procedure in de bezwaarfase op als een verzoek om schadevergoeding wegens overschrijding van de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden.
10. Bij de beoordeling van het verzoek gaat de rechtbank uit van de regels die de Hoge Raad hiervoor heeft gegeven. [9] Een redelijke termijn voor de behandeling van een zaak in bezwaar en beroep gezamenlijk is, behoudens bijzondere omstandigheden, twee jaar na het indienen van het bezwaarschrift, waarbij de redelijke termijn voor de behandeling van het bezwaar is gesteld op zes maanden en voor de behandeling van het beroep op anderhalf jaar. De te beoordelen periode vangt aan met de datum waarop het bezwaarschrift is ingediend (3 april 2023 respectievelijk 10 december 2024) en loopt door tot 13 november 2025, de datum van de uitspraak van de rechtbank.
18. De heffingsambtenaar heeft het bezwaarschrift over kalenderjaar 2022 op 3 april 2023 ontvangen. Dat betekent dat bij het doen van deze uitspraak de redelijke termijn van twee jaar voor de procedure over de aanslag over 2022 is overschreden met ruim een half jaar. Deze overschrijding is geheel toe te rekenen aan de heffingsambtenaar, nu deze pas op 29 januari 2025, meer dan anderhalf jaar na het bezwaarschrift, op het bezwaar heeft beslist. De heffingsambtenaar heeft het bezwaarschrift over kalenderjaar 2023 op 10 december 2024 ontvangen. Voor dit bezwaarschrift is de redelijke termijn dus niet overschreden.
18. Voor de hoogte van de schadevergoeding is de vergoedingsnorm € 500,- per (afgerond) half jaar overschrijding. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiseres dan ook recht op een schadevergoeding van (2 x € 500,- =) € 1.000,‑. De rechtbank zal de heffingsambtenaar veroordelen tot het betalen van € 1.000,- aan eiseres als vergoeding van door haar geleden immateriële schade.
Proceskosten en griffierecht
18. In gevallen waarin de rechter het beroep ongegrond acht, maar hij wel een vergoeding van immateriële schade wegens overschrijding van de redelijke termijn toekent, is er geen reden om het griffierecht te vergoeden. [10] Eiseres heeft geen proceskosten gemaakt die voor vergoeding in aanmerking komen.

Conclusie en gevolgen

21. De beroepen zijn ongegrond. Dat betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank
- verklaart de beroepen ongegrond;
- veroordeelt de heffingsambtenaar tot het betalen van een schadevergoeding aan eiseres tot een bedrag van € 1.000,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.M. Hansen-Löve, rechter, in aanwezigheid van mr. E.H. Kalse-Spoon, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 13 november 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof Amsterdam waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof Amsterdam (belastingkamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam.
Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van het gerechtshof Amsterdam vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 1, aanhef en onder a van de Verordening.
2.Artikel 2. van de Verordening.
3.Artikel 3, eerste lid van de Verordening.
4.Artikel 8, aanhef en onder d van de Verordening.
5.Hoge Raad 30 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AX2154.
6.Gerechtshof Amsterdam 6 maart 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BH6990.
7.Hoge Raad 30 maart 2007, ECLI:NL:HR:2007:AX2154 (overweging 3.5) en Gerechtshof Amsterdam 6 maart 2009, ECLI:NL:GHAMS:2009:BH6990 (overweging 5.1).
8.Gerechtshof ’s-Gravenhage 25 augustus 2009, ECLI:NL:GHSGR:2009:BN5744 (overweging 7.4).
9.In het overzichtsarrest van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252.
10.Dit staat in het arrest van de Hoge Raad van 31 mei 2024, ECLI:NL:HR:2024:567.