7.2.1Inleiding
De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat sprake is van een algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen
terechtkomen. Het kernpunt is dat in het
remand regimeslechts drie vierkante meter persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal drieëntwintig uren per dag op zijn cel doorbrengt. De rechtbank verwijst in dit kader naar haar tussenuitspraken in soortgelijke zaken van 5 juni 2024en 6 juni 2024.
De vaststelling van een algemeen gevaar van schending van de grondrechten voor gedetineerden die terechtkomen in het
remand regime, kan op zichzelf niet tot weigering van de overlevering leiden. Het enkele bestaan van gegevens die duiden op gebreken in dit regime, impliceert immers niet noodzakelijkerwijs dat, in een concreet geval, de grondrechten van de opgeëiste persoon bij overlevering zullen worden geschonden.
Om te verzekeren dat de grondrechten in het concrete geval worden geëerbiedigd, is de rechtbank dan ook verplicht om vervolgens na te gaan of er, in de omstandigheden van het geval, gronden bestaan om aan te nemen dat de opgeëiste persoon na zijn overlevering aan Polen een reëel gevaar zal lopen van schending van zijn grondrechten gezien de omstandigheden in het
remand regimein Polen waar hij zal worden gedetineerd.
Op 29 september 2025 heeft het Internationaal Rechtshulpcentrum van het Openbaar Ministerie (hierna: IRC) de volgende vragen gesteld aan de uitvaardigende justitiële autoriteit:
“With reference to the European Arrest Warrant IV Kop 204/24 issued on 20 August 2024 concerning [de opgeëiste persoon] , born on [geboortedag] 1985 in [geboorteplaats] , I would like to request for additional information.
On 05.06.2024, in another surrender case, the Court of Amsterdam ruled that there is a general real risk of violation of fundamental rights for remand prisoners in Poland. Therefore, I would like to ask you to provide me with the following information:
1. In which remand prison will [de opgeëiste persoon] most likely be detained after his surrender?
2. How much m2 personal space (excluding sanitary facilities) will [de opgeëiste persoon] have in a multi- occupancy cell? In case [de opgeëiste persoon] will be provided with an amount of personal space between 3 and 4 square meters (excluding sanitary facilities) in a multi-occupancy cell, could you please answer the following question:
3. Will [de opgeëiste persoon] be able to participate in activities in that remand prison and, if so, how many hours per day would he be able to spend outside his cell at a minimum if he took advantage of all opportunities offered to him to leave his cell?”
De volgende informatie is op 8 oktober 2025 door de uitvaardigende justitiële autoriteit verstrekt ten behoeve van de opgeëiste persoon:
“(…) the detainees are held in shared or single cells. The cells at the Lublin Remand Centre provide detainees with an area ranging from 3 m2 to 4.46 m2. This area is per one detainee, not including sanitary facilities. Pursuant to Article 102 point 6 of the Executive Penal Code, prisoners have, in particular, the right to use cultural, educational and sports facilities and activities - the time allowed for exercising this right is approximately one hour. Pursuant to Article 112 paragraph 1 of the Executive Penal Code, prisoners are entitled to rest necessary for their health, in particular the right to at least one hour of walking. Once a week, prisoners have the opportunity to attend religious services for approximately one hour, and twice a week they can take a bath for approximately 15 minutes. In addition, a detainee has the opportunity to talk to a counsellor and a psychologist - every day as needed, for about half an hour with the counsellor and about half an hour with the psychologist. In addition, detainees have the opportunity to use a payphone in the residential ward. If detainees are interested in the above activities, they may spend more than 4 hours outside their cell.”
7.2.2Standpunt van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat het door de rechtbank vastgestelde algemene gevaar van schending van grondrechten in het
remand regimein Polen voor de opgeëiste persoon niet wordt weggenomen door de verstrekte informatie. Uit de aanvullende informatie van 8 oktober 2025 blijkt niet dat de opgeëiste persoon dagelijks voldoende tijd buiten zijn cel kan doorbrengen mits hij bereid is deel te nemen aan de verschillende aangeboden activiteiten. Bovendien stelt de raadsman zich op het standpunt dat de detentiegarantie volgens Poolse wetgeving geldt voor veroordeelde gedetineerden en niet voor gedetineerden in het
remand regime. Hierbij heeft de raadsman een (niet-beëdigde) vertaling van de in de detentiegarantie vermelde artikelen 102 en 112 van het Poolse Wetboek van Strafrechtelijk Uitvoeringsrecht overgelegd. Uit deze vertaling blijkt dat in de wetsartikelen structureel het woord “veroordeelde” wordt vermeld en dat niet wordt verwezen naar personen die in voorlopige hechtenis zitten. De detentiegarantie is daarom volgens de raadsman geen garantie voor de tijd die de opgeëiste persoon in het
remand regimemoet doorbrengen, omdat de garantie enkel verwijst naar rechten waar de opgeëiste persoon zich na een eventuele veroordeling op kan beroepen. De raadsman verzoekt de rechtbank om aanhouding om een specifieke detentiegarantie voor het
remand regimeop te vragen.
7.2.3Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de detentiegarantie voldoende is om het vastgestelde algemeen gevaar weg te nemen. De vertaling van de in de detentiegarantie vermelde wetsartikelen die de raadsman heeft overgelegd is geen beëdigde vertaling. Bovendien is de garantie individueel gericht op de opgeëiste persoon, die na overlevering zal worden gedetineerd in het
remand regime. De overlevering kan worden toegestaan.
7.2.4Oordeel van de rechtbank
De rechtbank leidt uit de brief van 8 oktober 2025 af dat de opgeëiste persoon naar alle waarschijnlijkheid zal worden geplaatst in het
Lublin Remand Centre. De rechtbank is van oordeel dat de verstrekte informatie het algemeen reëel gevaar van schending van de grondrechten van gedetineerden die in het
remand regimein Polen terechtkomen, voor de opgeëiste persoon wegneemt. Anders dan de raadsman heeft betoogd, leest de rechtbank in deze garantie wel dat ten aanzien van de opgeëiste persoon wordt gegarandeerd dat hij op dagelijkse basis ten minste twee uur buiten de cel kan verblijven als hij ervoor kiest gebruik te maken van de mogelijkheid om een uur te wandelen en deel te nemen aan de geboden activiteiten.
Ten aanzien van de stelling van de raadsman dat de informatie ziet op personen die veroordeeld zijn en niet op personen in voorlopige hechtenis, overweegt de rechtbank dat de brief van 8 oktober 2025 een detentiegarantie is die is gegeven voor de opgeëiste persoon. Gezien de expliciete vraagstelling van het IRC in de e-mail van 29 september 2025 over de detentie van de opgeëiste persoon in het
remand regime, is de rechtbank van oordeel dat de gegeven detentiegarantie hierop inhoudelijk betrekking heeft. De gegeven detentiegarantie moet dan ook in onderlinge samenhang met de vraagstelling worden gelezen. Bovendien vermeldt de detentiegarantie informatie over de omstandigheden in het
LublinRemand(vet: rechtbank) Centrezodat ook om die reden geen aanleiding is te veronderstellen dat de beschreven omstandigheden alleen op veroordeelden betrekking zouden hebben.
De omstandigheid dat in de detentiegarantie verwezen wordt naar artikelen uit het Poolse Wetboek van Strafrechtelijk Uitvoeringsrecht, waarin rechten zijn opgenomen die volgens de vertaling van de raadsman betrekking hebben op veroordeelde gedetineerden, doet daar niet aan af. De opgeëiste persoon kan zich middels de detentiegarantie op deze rechten beroepen gedurende zijn detentie in het
remand regime.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen. De rechtbank ziet geen aanleiding om de zaak aan te houden om nog nadere informatie te (laten) vragen. Artikel 11 OLW staat niet aan de overlevering van de opgeëiste persoon in de weg.