ECLI:NL:RBAMS:2025:8799

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
1318644325
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak over Europees aanhoudingsbevel en detentieomstandigheden in Polen

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Amsterdam, gedateerd 12 november 2025, wordt een Europees aanhoudingsbevel (EAB) behandeld dat is uitgevaardigd door de Poolse autoriteiten. De zaak betreft de opgeëiste persoon, geboren in Polen, die wordt verdacht van strafbare feiten volgens Pools recht, waaronder illegale handel in verdovende middelen. De rechtbank heeft de behandeling van het EAB op 16 oktober 2025 gestart, waarbij de officier van justitie en de raadsman van de opgeëiste persoon aanwezig waren. Tijdens deze zitting is de termijn voor de uitspraak verlengd en is de gevangenhouding bevolen. De rechtbank heeft de zaak aangehouden om antwoorden van de Poolse autoriteiten af te wachten over de detentieomstandigheden van de opgeëiste persoon.

Op 29 oktober 2025 is de behandeling voortgezet, waarbij opnieuw vragen zijn gesteld over de detentieomstandigheden in Polen. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een algemeen reëel gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van gedetineerden in Polen, maar dat er geen individueel gevaar is aangetoond voor de opgeëiste persoon. De rechtbank heeft echter aanvullende informatie nodig over de detentieomstandigheden, zoals de ruimte in de cel en de activiteiten die de opgeëiste persoon kan ondernemen. De rechtbank heeft de beslissing over de overlevering aangehouden en een redelijke termijn van veertien dagen vastgesteld voor het verkrijgen van deze informatie. De zaak zal opnieuw worden behandeld op 26 november 2025 of uiterlijk tien dagen daarna, afhankelijk van de ontvangen informatie.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/186443-25
Datum uitspraak: 12 november 2025
TUSSEN- UITSPRAAK
op de vordering van 4 september 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 28 mei 2025 door de
Sąd Okręgowy w Łodzi, Wydział XVIII Karny (Regional Court in Łódź, 18th Criminal Division),Polen (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[De opgeëiste persoon] ,
geboren in [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedag] 1980,
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres:
[BRP-adres] ,
nu gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 16 oktober 2025
De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 16 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.A. van Schaik, advocaat in Veenendaal, en door een tolk in de Poolse taal.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met dertig dagen verlengd. [2]
Ook heeft de rechtbank ter zitting de gevangenhouding bevolen.
De rechtbank heeft de zaak voor bepaalde tijd aangehouden om de antwoorden van de Poolse autoriteiten af te wachten op de vragen die door het Internationaal Rechtshulp Centrum van het openbaar ministerie (hierna: IRC) zijn gesteld over de detentieomstandigheden.
Zitting 29 oktober 2025
De behandeling van het EAB is, met instemming van partijen, in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de zitting van 29 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. J.P.A. van Schaik, en door een tolk in de Poolse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Poolse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel van 9 december 2021, met referentie IV1 Kp 522/21, uitgevaardigd door
the District Court for Łódź-Śródmieście in Łódź.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Pools recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid; feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
illegale handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van Polen een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.Artikel 11 OLW; artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU

De rechtbank heeft eerder vastgesteld dat, vanwege structurele of fundamentele gebreken in de Poolse rechtsorde, in Polen een algemeen reëel gevaar bestaat van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [4]
Omdat de opgeëiste persoon geen elementen heeft aangevoerd waaruit blijkt dat die structurele of fundamentele gebreken een concrete invloed zullen hebben op de behandeling van zijn strafzaak, is niet aangetoond dat sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van het grondrecht op een eerlijk proces voor een onafhankelijk en onpartijdig gerecht dat vooraf bij wet is ingesteld. [5]

6.Artikel 11 OLW; detentieomstandigheden

Inleiding
Bij uitspraak van 5 juni 2024 heeft deze rechtbank een algemeen reëel gevaar aangenomen van schending van de grondrechten van gedetineerden die in Polen in het
remand regimeterechtkomen. [6] Het kernpunt is dat in het
remand regimeslechts 3 m2 persoonlijke ruimte (exclusief sanitair) in een meerpersoonscel is gegarandeerd voor de voorlopig gedetineerde, terwijl die veelal drieëntwintig uren per dag op zijn cel doorbrengt.
In het kader van het onderzoek naar de detentieomstandigheden heeft het IRC aanvullende vragen gesteld aan de Poolse autoriteiten. Op 3 oktober 2025 hebben de Poolse autoriteiten
deze vragen als volgt beantwoord:
“1. [De opgeëiste persoon] will be most likely detained in Detention Facility in Łódź (Areszt Śledczy w Łodzi) – according to the detention zoning.
2. Information attached to your email concerning question 1 is, in principle, applicable to [De opgeëiste persoon] , however details about available activities are unknown. Information attached to your email concerning question 3 is fully applicable to [De opgeëiste persoon] . As described, right to contact with outside world is regulated by the Executive Penal Code.
3. Since exact cell in which [De opgeëiste persoon] will be placed is unknown, it is not possible to indicate the surface of the cell. However, the unit dedicated to suspects remaining in pre-trial detention in Detention Facility in Łódź comprises mainly of cells of area of 4 square meters of personal space per person.
4. If [De opgeëiste persoon] decides to participate in all activities offered to him, he will spend on average 2 hours a day outside his cell.
5. The decision on a motion regarding permission to use the telephone and to receive visitors is usually issued within 7 days, then it is sent to parties involved (decision to grant permission to use the telephone is sent to the Detention Facility as well).”
Naar aanleiding van nadere vragen van het IRC hebben de Poolse autoriteiten op 17 oktober 2025 de volgende aanvullende informatie verstrekt:
“In response to the questions, I would like to inform you that it is not possible to guarantee that Mr [De opgeëiste persoon] will be placed in a cell where he has an area of 4 square meters of personal space, however, this kind of guarantee can be made in relation to a cell where he has an area of 3 square meters of personal space.
Moreover, I cannot guarantee that Mr [De opgeëiste persoon] will be able to spend at least 2 hours a day outside his cell. Detained person is entitled to one hour walk (plus time needed to transport him to the yard) per day. Other activities that involve his presence outside the cell are making phone calls, spending time in common room and taking visitors, however, those do not happen on daily basis.”
Het IRC heeft op 20 oktober 2025 nogmaals nadere vragen gesteld. In reactie hierop hebben de Poolse autoriteiten op 23 oktober 2025 het volgende meegedeeld:
“In response to the email from 20 October 2025 I would like to inform you that unfortunately I am unable to provide any further information apart from those that were given to you previously. I was unable to obtain more specific information from the Detention Facility in Łódź.”
Standpunten van de raadsman en de officier van justitie
De raadsman stelt zich op het standpunt dat met de aanvullende informatie het algemene reële gevaar niet is weggenomen voor de opgeëiste persoon en dus sprake is van een individueel gevaar. Gelet op de aanvullende informatie is er geen aanleiding om aan te nemen dat nog een wijziging in de omstandigheden optreedt binnen een redelijke termijn. De officier van justitie dient daarom niet-ontvankelijk te worden verklaard in haar vordering.
De officier van justitie refereert zich aan het oordeel van de rechtbank.
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat met de door de Poolse autoriteiten verstrekte aanvullende informatie het vastgestelde algemene reële gevaar niet is weggenomen voor de opgeëiste persoon. De rechtbank overweegt in dat verband het volgende.
Voor de opgeëiste persoon is 3 m2 persoonlijke leefruimte gegarandeerd. Zoals de rechtbank eerder heeft geoordeeld neemt een garantie dat een opgeëiste persoon minimaal twee uur per dag buiten zijn cel kan verblijven het algemene gevaar voor de opgeëiste persoon weg. De rechtbank heeft echter in een eerdere uitspraak aanleiding gezien om haar rechtspraak op dit punt als volgt te preciseren. [7] De rechtbank heeft er begrip voor dat de Poolse autoriteiten een garantie van twee uur per dag niet onder alle omstandigheden kunnen geven, bijvoorbeeld omdat zich noodsituaties kunnen voordoen in de detentie-instelling die ervoor zorgen dat een dergelijke garantie niet geëffectueerd kan worden.
Als de autoriteiten een garantie van twee uur per dag niet kunnen geven, zoals ook in deze zaak het geval is, dan heeft de rechtbank concrete informatie nodig over hoeveel uur een opgeëiste persoon onder normale omstandigheden – wanneer hij ervoor kiest om aan de aangeboden activiteiten deel te nemen – gemiddeld buiten zijn cel kan verblijven. Met andere woorden: de rechtbank heeft informatie nodig waaruit blijkt aan welke activiteiten de opgeëiste persoon dagelijks kan deelnemen, de duur van die activiteiten, én de omstandigheden waarvan die deelname en die duur afhankelijk zijn. Dergelijke informatie ontbreekt op dit moment, waardoor voor de opgeëiste persoon het bedoelde algemene reële gevaar niet kan worden uitgesloten.
De rechtbank stelt dan ook vast dat er voor de opgeëiste persoon een individueel gevaar bestaat dat hij zal worden blootgesteld aan onmenselijke of vernederende behandeling als de overlevering zou worden toegestaan.
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of er een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar alsnog kan worden uitgesloten zoals bedoeld in artikel 11, tweede lid, OLW. De rechtbank is van oordeel dat er nog een mogelijkheid is dat het algemene reële gevaar alsnog wordt weggenomen voor de opgeëiste persoon. Daarbij weegt de rechtbank mee dat bij uitspraak van 12 december 2024 in een andere zaak de overlevering naar
the Detention Facility in Łódźis toegestaan, omdat in die zaak een garantie is verstrekt die het vastgestelde reële gevaar wel wegnam. [8] Het is dus niet uitgesloten dat ook in de onderhavige zaak een vergelijkbare, op de opgeëiste persoon toegespitste garantie zou kunnen worden gegeven op grond waarvan kan worden vastgesteld dat de minimale hoeveelheid individuele ruimte voldoende wordt gecompenseerd. Bovendien is het niet duidelijk of de Poolse autoriteiten met de e-mail van 20 oktober 2025 hebben bedoeld dat er helemaal geen aanvullende informatie meer vanuit de detentie-instelling in Łódź zal komen of er onvoldoende tijd was om die informatie voorafgaand aan de zitting van 29 oktober 2025 te krijgen.
Dit betekent dat de rechtbank de beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW aanhoudt. Gelet op de herhaalde verzoeken van het IRC om nadere informatie, waarin reeds is aangegeven welke gegevens de rechtbank nodig heeft, zal de rechtbank ingevolge artikel 11, vierde lid, OLW, de redelijke termijn vaststellen op veertien dagen. De voortzetting van de zaak zal worden ingepland op de eerst mogelijke zittingsdag na het einde van deze termijn (op 26 november 2025) of uiterlijk tien dagen daarna, zodat kan worden nagegaan of een wijziging van de omstandigheden is opgetreden. Wanneer dit niet het geval is, zal op grond van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg worden gegeven aan het EAB.

7.Beslissing

HEROPENTen
SCHORSThet onderzoek voor onbepaalde tijd en bepaalt dat de zaak opnieuw wordt ingepland op een zitting op 26 november 2025 of uiterlijk tien dagen daarna;
HOUDT AANde beslissing over de overlevering op grond van artikel 11, tweede lid, OLW;
VERLENGTop grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de termijn waarbinnen zij op grond van het derde lid van dit artikel uitspraak moet doen met zestig dagen (eindigend op 16 januari 2026), omdat zij die verlenging nodig heeft om over de verzochte overlevering te beslissen;
VERLENGTop grond van artikel 27, derde lid, OLW de overleveringsdetentie van de opgeëiste persoon met zestig dagen;
BEVEELTde oproeping van de opgeëiste persoon tegen nader te bepalen datum en tijdstip, met tijdige kennisgeving aan zijn raadsman;
BEVEELTde oproeping van een tolk in de Poolse taal tegen een nader te bepalen datum en tijdstip.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. M. Scheeper en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.F.A. Reuvekamp, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 november 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
4.Rb. Amsterdam 10 februari 2021, ECLI:NL:RBAMS:2021:420, r.o. 5.3.1-5.3.3 en Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, r.o. 4.4.
5.Vgl. Rb. Amsterdam 6 april 2022, ECLI:NL:RBAMS:2022:1793, onder verwijzing naar HvJ EU 22 februari 2022, C-562/21 PPU en C-563/21 PPU, ECLI:EU:C:2022:100 (
7.Rb Amsterdam 25 september 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:7088.