ECLI:NL:RBAMS:2025:8808

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 november 2025
Publicatiedatum
17 november 2025
Zaaknummer
13/222288-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van een Europees Aanhoudingsbevel in verband met schending van grondrechten in Litouwen

Op 12 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door het Openbaar Ministerie van Litouwen. De rechtbank heeft besloten geen gevolg te geven aan het EAB en heeft de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard. Dit besluit is genomen op basis van de bevindingen dat er een individueel reëel gevaar bestaat voor schending van de grondrechten van de opgeëiste persoon in detentie in Litouwen. De behandeling van de zaak begon op 10 september 2025, waarbij de opgeëiste persoon werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens. Tijdens de zittingen op 18 september en 29 oktober 2025 werd de zaak verder behandeld, waarbij de rechtbank aanvullende informatie ontving over de detentieomstandigheden in Litouwen. De rechtbank concludeerde dat de informatie tegenstrijdig was en dat er onvoldoende concrete garanties waren dat de grondrechten van de opgeëiste persoon in Litouwen gewaarborgd zouden zijn. De rechtbank heeft daarom besloten om de overlevering niet toe te staan en heeft de overleveringsdetentie opgeheven.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13/222288-25 (EAB II)
Datum uitspraak: 12 november 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 14 augustus 2025 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 7 augustus 2025 door
the Prosecutor’s General Office of the Republic of Lithuania(hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[de opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1981 te [geboorteplaats] (Litouwen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
nu gedetineerd in [detentieadres] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

Zitting van 10 september 2025
De behandeling van het EAB is aangevangen op de zitting 10 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, advocaat in Utrecht, en een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft de behandeling van de zaak aangehouden vanwege uitloop van de zitting en de tolk die niet langer kon blijven.
Zitting 18 september 2025
De behandeling van het EAB is vervolgens voortgezet op de zitting van 18 september 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, en door een tolk in de Litouwse taal.
De rechtbank heeft voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenneming bevolen.
Tussenuitspraak
Bij tussenuitspraak van 25 september 2025 [2] heeft de rechtbank het onderzoek heropend en vastgesteld dat voor de opgeëiste persoon sprake is van een individueel reëel gevaar van schending van zijn grondrechten nu met de aanvullende informatie het eerder vastgestelde algemene reële gevaar niet is weggenomen. Op grond van artikel 11, tweede lid, OLW is de beslissing over de overlevering aangehouden, omdat een mogelijkheid bestaat dat bij wijziging van de omstandigheden het reële gevaar van een onmenselijke of vernederende behandeling alsnog kan worden uitgesloten. De rechtbank heeft hier een redelijke termijn van dertig dagen aan verbonden en heeft geoordeeld dat als binnen deze termijn zich geen gewijzigde omstandigheden voordoen, geen gevolg zal worden gegeven aan het EAB.
De rechtbank heeft op grond van artikel 22, vierde lid, sub c, OLW de beslistermijn verlengd met zestig dagen, onder gelijktijdige verlenging van de overleveringsdetentie op grond van artikel 27, derde lid, OLW.
Zitting 29 oktober 2025
De behandeling van het EAB is, met instemming van partijen in gewijzigde samenstelling, voortgezet op de zitting van 29 oktober 2025, in aanwezigheid van mr. A.L. Wagenaar, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsman, mr. A.M.C.J. Baaijens, en door een tolk in de Litouwse taal.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Litouwse nationaliteit heeft.

3.Tussenuitspraak van 25 september 2025

Bij deze tussenuitspraak heeft de rechtbank al geoordeeld over de grondslag en inhoud van het EAB, de strafbaarheid van de feiten, en de weigeringsgrond als bedoeld in artikel 13 OLW. Deze overwegingen moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.

4.Artikel 11 OLW: Litouwse detentieomstandigheden

Inleiding

De rechtbank verwijst in dit kader allereerst naar haar overwegingen onder punt 6 van de tussenuitspraak van 25 september 2025. Die overwegingen moeten als hier herhaald en ingelast worden beschouwd.
De
Lithuanian Prison Serviceheeft op 7 oktober 2025, voor zover relevant, de volgende aanvullende informatie verstrekt:
“After his surrender to Lithuanian further to the EIO [de opgeëiste persoon] could be held at the Vilnius or Kaunas Prison until his transfer in accordance with the territory of jurisdiction of the court imposing the preventive measure for no longer than one week after receipt of the decision on extension of detention.
At this stage we are unable to specify the prison [de opgeëiste persoon] would later be transferred to because in the event of extension of the preventive measure (detention) he shall be transferred to the prison in the area of jurisdiction of the court imposing the said preventive measure.
Please be informed that the detainees are guaranteed residential area of at least 3.6 sq. m. (excluding sanitary areas). (…)
Detainees receive at least 1 hour in fresh air per day or, if recommended respectively by a doctor, at least 3 hours per day.
The detainees are released from locked storeys, residential premises (cells): for the purpose of work activities; where the latter is required for studies at an educational institution; to meetings; To make a phone call; to the canteen, shower, re-socialisation measures, meetings with the defence attorney (attorney at law or assistant thereof); for individual activities or other activities defined by the law; for the purpose of marriage; to visit healthcare specialists (in urgent cases or at the time appointed by a healthcare specialist); at the leisure time – for a walk outside or for the purpose of engagement in other activities.
Detainees are taken for a walk with their cellmates. [de opgeëiste persoon] shall be placed in a cell with other arrested persons only after it were established that there is no risk of conflict between the said arrested persons and they can coexist peacefully in the same cell. Please note that activities are organised in accordance with the schedule eliminating the possibility of meeting of detainees or convicts who pose a potential risk of conflict. In order to control violence between prisoners, the leaders of the informal prison hierarchy, their accomplices and other prisoners having a negative influence on other prisoners, are kept, within the extent possible, separately from other easily affected prisoners. Leaders of the informal prison hierarchy are isolated in separate storeys and separate locked cells.”
In aanvulling hierop heeft de
Lithuanian Prison Serviceop 17 oktober 2025, voor zover relevant, de volgende informatie verstrekt:
“(…) Please be notified that imprisonment facilities in Lithuania are not identical and in addition to this, we hereby confirm that the information and guarantees provided in letter No 1S-7226 of 9 October 2025 should be applied with regard to all prisons of Lithuania.”
Standpunt van de raadsman en de officier van justitie
De raadsman heeft geen verweer gevoerd met betrekking tot artikel 11 OLW.
De officier van justitie heeft de rechtbank verzocht de overlevering toe te staan en heeft daarbij verwezen naar een recente uitspraak [3] van deze rechtbank waarin de overlevering aan Litouwen is toegestaan. In die uitspraak heeft de rechtbank dezelfde garanties als hier aan de orde voldoende bevonden. Omdat uit de aanvullende informatie van 17 oktober 2025 blijkt dat de garanties gelden voor alle penitentiaire inrichtingen in Litouwen is niet relevant dat het onduidelijk is of de opgeëiste persoon na overlevering in Vilnius of in Kaunas zal worden geplaatst..
Oordeel van de rechtbank
De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld of zich binnen de in de tussenuitspraak van 25 september 2025 gestelde redelijke termijn een wijziging van omstandigheden heeft voorgedaan op grond waarvan het algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende behandeling in de zin van artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie ten aanzien van de opgeëiste persoon kan worden uitgesloten.
De rechtbank is van oordeel dat de aanvullende informatie van 7 en 17 oktober 2025 geen blijk geeft van gewijzigde omstandigheden. Hiervoor is van belang dat de door de Litouwse autoriteiten verstrekte informatie tegenstrijdig is. Enerzijds vermeldt de aanvullende informatie van 17 oktober 2025 dat de gevangenisfaciliteiten in Litouwen niet identiek zijn. Anderzijds staat in dezelfde zin dat de eerder verstrekte aanvullende informatie en garanties van toepassing zouden moeten zijn op alle gevangenissen in Litouwen. Anders dan de officier van justitie is de rechtbank, gelet hierop, van oordeel dat relevant is dat het nog steeds onduidelijk is in welke gevangenis de opgeëiste persoon na zijn feitelijke overlevering naar alle waarschijnlijkheid zal worden geplaatst. Ook betekent dit dat er nog steeds geen sprake is van voldoende concrete informatie op grond waarvan de rechtbank kan vaststellen dat voor de opgeëiste persoon het gevaar van schending van grondrechten in detentie in Litouwen wordt weggenomen. Dit terwijl de gegeven redelijke termijn in de zin van artikel 11, vierde lid, OLW inmiddels is verstreken.
De rechtbank zal daarom geen gevolg geven aan het EAB gelet op het bepaalde in artikel 11, eerste lid, OLW en zal op grond van artikel 11, vierde lid, juncto artikel 28, derde lid, OLW de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaren in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB.

5.Slotsom

De rechtbank zal met toepassing van artikel 11, eerste lid, OLW geen gevolg geven aan het EAB.
6. Toepasselijke wetsartikelen
Artikel 11 OLW.

7.Beslissing

GEEFTgeen gevolg aan het EAB;
VERKLAARTde officier van justitie niet-ontvankelijk in de vordering tot het in behandeling nemen van het EAB;
HEFT OPde overleveringsdetentie, voor zover gebaseerd op het bevel gevangenneming van 18 september 2025.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. O.P.M. Fruytier, voorzitter,
mrs. M. Scheeper en C.M.S. Loven, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D.F.A. Reuvekamp, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 12 november 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet (OLW).
3.Rb Amsterdam 18 september 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:6898.