Op 27 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 1 mei 2025 te Amsterdam werd beschuldigd van mishandeling, het medeplegen van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het voorhanden hebben van munitie. Tijdens de zitting op 13 november 2025 heeft de officier van justitie, mr. R. Leuven, gevorderd dat de verdachte zou worden vrijgesproken van de mishandeling, omdat deze handeling volgens hem onder noodweer viel. De verdediging, vertegenwoordigd door mr. S. Ettalhaoui, steunde deze vrijspraak en voerde aan dat er onvoldoende bewijs was voor de beschuldigingen met betrekking tot het vuurwapen en de munitie. De rechtbank oordeelde echter dat de verdachte zich wel schuldig had gemaakt aan het medeplegen van het voorhanden hebben van het vuurwapen en de munitie. Dit oordeel was gebaseerd op bewijsmiddelen, waaronder camerabeelden en getuigenverklaringen, die aantoonden dat de verdachte betrokken was bij het voorhanden hebben van het vuurwapen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 9 maanden op, met aftrek van voorarrest, en sprak de verdachte vrij van de mishandeling. Daarnaast werd de proeftijd van eerdere voorwaardelijke straffen verlengd en werd een gedeelte van een eerdere voorwaardelijke straf ten uitvoer gelegd.