ECLI:NL:RBAMS:2025:945

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
5 februari 2025
Publicatiedatum
17 februari 2025
Zaaknummer
13-339382-24
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste en enige aanleg
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Overlevering op basis van Europees aanhoudingsbevel met betrekking tot detentieomstandigheden in België

Op 5 februari 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees aanhoudingsbevel (EAB) dat was uitgevaardigd door de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België. De zaak betreft een vordering van de officier van justitie tot behandeling van het EAB, dat op 24 oktober 2024 was uitgevaardigd. De opgeëiste persoon, geboren in Angola en nu gedetineerd in Nederland, heeft de Nederlandse nationaliteit en is bijgestaan door zijn raadsvrouw tijdens de zitting op 22 januari 2025.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten die in Nederland onder de lijst van bijlage 1 bij de Overleveringswet vallen, waaronder deelneming aan een criminele organisatie, informaticacriminaliteit en oplichting. De rechtbank heeft de garantie van de Belgische autoriteiten beoordeeld, waarin werd bevestigd dat de opgeëiste persoon na overlevering in België zal worden behandeld in overeenstemming met de fundamentele rechten en internationale standaarden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de detentieomstandigheden in België, ondanks eerdere zorgen, voldoende garanties bieden voor humane behandeling.

Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft zij de overlevering van de opgeëiste persoon aan de Belgische autoriteiten toegestaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER

Parketnummer: 13-339382-24
Datum uitspraak: 5 februari 2025
UITSPRAAK
op de vordering van 21 november 2024 van de officier van justitie bij deze rechtbank tot het in behandeling nemen van een Europees aanhoudingsbevel (EAB). [1]
Dit EAB is uitgevaardigd op 24 oktober 2024 door de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België (hierna: de uitvaardigende justitiële autoriteit) en strekt tot de aanhouding en overlevering van:
[opgeëiste persoon] ,
geboren op [geboortedag] 1985 te [geboorteplaats] (Angola),
inschrijvingsadres in de Basisregistratie Personen:
[BRP-adres] ,
nu uit anderen hoofde gedetineerd in [penitentiaire inrichting] ,
hierna ‘de opgeëiste persoon’.

1.Procesgang

De behandeling van het EAB heeft plaatsgevonden op de zitting van 22 januari 2025, in aanwezigheid van mr. K. van der Schaft, officier van justitie. De opgeëiste persoon is verschenen en is bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. C. Willekes, advocaat in Amsterdam.
De rechtbank heeft de termijn waarbinnen zij op grond van de Overleveringswet (OLW) uitspraak moet doen over de verzochte overlevering met 30 dagen verlengd. [2]
Tevens heeft de rechtbank voor sluiting van het onderzoek ter zitting de gevangenhouding bevolen.

2.Identiteit van de opgeëiste persoon

Ter zitting heeft de opgeëiste persoon verklaard dat de bovenvermelde persoonsgegevens juist zijn en dat hij de Nederlandse nationaliteit heeft.

3.Grondslag en inhoud van het EAB

Het EAB vermeldt een aanhoudingsbevel bij verstek, afgeleverd door een onderzoeksrechter bij de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, op 24 oktober 2024.
De uitvaardigende justitiële autoriteit verzoekt de overlevering vanwege het vermoeden dat de opgeëiste persoon zich schuldig heeft gemaakt aan naar Belgisch recht strafbare feiten. Deze feiten zijn omschreven in het EAB. [3]

4.Strafbaarheid: feiten vermeld op bijlage 1 bij de OLW

De uitvaardigende justitiële autoriteit wijst de strafbare feiten aan als zogenoemde lijstfeiten, die in Nederland in de lijst van bijlage 1 bij de OLW staan vermeld, te weten:
deelneming aan een criminele organisatie;
informaticacriminaliteit;
oplichting.
Uit het EAB volgt dat op deze feiten naar het recht van België een vrijheidsstraf met een maximum van ten minste drie jaren is gesteld.
Dit betekent dat een onderzoek naar de dubbele strafbaarheid van de feiten waarvoor de overlevering wordt verzocht, achterwege moet blijven.

5.De garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW

De opgeëiste persoon heeft de Nederlandse nationaliteit en beroept zich op de garantie als bedoeld in artikel 6, eerste lid, OLW. De rechtbank stelt vast dat de opgeëiste persoon zodanige banden heeft met Nederland, dat de tenuitvoerlegging van een eventueel na overlevering opgelegde straf, uit het oogpunt van maatschappelijke re-integratie beter in Nederland kan plaatsvinden dan in de uitvaardigende lidstaat. Zijn overlevering kan daarom worden toegestaan, wanneer is gewaarborgd dat de opgeëiste persoon, in geval van veroordeling in de uitvaardigende lidstaat tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf na overlevering, deze straf in Nederland mag ondergaan.
De procureur des Konings van het Parket van de procureur des Konings West-Vlaanderen, afdeling Brugge, heeft per brief op 20 december 2024 de volgende garantie gegeven:
"Overeenkomstig artikel 5 §3 van het kaderbesluit van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel, bied ik u de garantie voor de terugkeer naar NEDERLAND van de door u over te leveren Nederlandse onderdaan of ingezetene, in casu [opgeëiste persoon] .
Deze garantie houdt in dat, eens betrokkene in België onherroepelijk tot een vrijheidsbenemende straf of maatregel is veroordeeld, deze persoon naar NEDERLAND zal terugkeren om zijn straf of maatregel aldaar te ondergaan. De terugkeer zal gebeuren op basis van het Europees Kaderbesluit inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op de vrijheidsbenemende straffen of maatregelen uitgesproken in een lidstaat van de Europese Unie (2008/909/JBZ)."
Naar het oordeel van de rechtbank is deze garantie voldoende.

6.Artikel 11 OLW: Belgische detentieomstandigheden

Bij uitspraak van 14 december 2022 heeft de rechtbank geoordeeld dat een algemeen gevaar bestaat dat gedetineerden in alle detentie-instellingen in België worden onderworpen aan een onmenselijke behandeling gelet op de detentieomstandigheden in die instellingen. [4]
De rechtbank stelt vast dat er bij brief van 20 december 2024, afkomstig van het Diensthoofd bij het Directoraat-generaal Wetgeving, Fundamentele Rechten en Vrijheden de volgende individuele detentiegarantie is gegeven:
“Ter beantwoording van het verzoek om een individuele detentiegarantie uitgaande van Arrondissementsparket Amsterdam (dd. 19 december 2024) betreffende de detentieomstandigheden waaraan [opgeëiste persoon] (° [geboortedag] 1985) zal worden onderworpen na overlevering ingevolge het Europees aanhoudingsbevel (dd. 24 oktober 2024, ref. 2024/081) met oog op strafvervolging uitgaande de Belgische gerechtelijke autoriteiten, verstrek ik u de volgende informatie.

1.In welke detentie-instelling zal de opgeëiste persoon gedetineerd worden?[opgeëiste persoon] zal worden opgesloten in de gevangenis van Ieper indien na overlevering door de bevoegde gerechtelijke autoriteit wordt beslist dat de persoon in voorlopige hechtenis dient te blijven.

2. Welke waarborgen worden gegarandeerd inzake de detentieomstandigheden in de detentie-instelling?België garandeert dat de opgeëiste persoon na overlevering zal worden opgesloten in een instelling en op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder relevante internationale standaarden (o.a. CPT standaarden) met in begrip van voldoende individuele leefruimte, afgescheiden sanitair en dagactiviteiten buiten de cel. In deze zaak garandeert België de volgende waarborgen inzake de detentieomstandigheden waar [opgeëiste persoon] aan zal worden onderworpen na overlevering:- De opgeëiste persoon zal niet worden opgesloten in een cel met minder dan 3 m2 individuele levensruimte. Dit geldt zowel indien de opgeëiste persoon in een eenpersoons- als in een meerpersoonscel zou worden opgesloten.- De gemiddelde minimum leefruimte van elke cel is 9 m2 inclusief vast meubilair.o De sanitair blokken omvatten een wasbak en een toilet dat is afgescheiden van de rest van de cel door een muur of schermo Het vast meubilair omvat onder andere een tafel, kast, bed en bureau.- De opgeëiste persoon zal een bed ter beschikking hebben en zal bijgevolg niet op grond hoeven te slapen.- Er worden verschillende dagactiviteiten buiten de cel voorzien. Deze activiteiten omvatten in ieder geval regelmatige wandelingen in een open koer en familiebezoeken alsook toegang tot gemeenschappelijke ruimtes. Aanvullende activiteiten zoals sport en arbeid zijn onderhevig aan aanzienlijke wachtlijsten.3. Sanitaire en hygiëne omstandighedenAls algemene regel, voorziet de Basiswet van 12 januari 2005 betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden in algemene rechten en plichten voor gedetineerden, o.a. het recht op dagelijkse persoonlijke hygiëne, het recht op toegang tot gezondheidszorg en -bescherming evenredig aan dewelke wordt voorzien buiten de gevangenismuren. In dit verband, is een penitentiaire gezondheidsraad opgericht bij wet die adviseert bij het verbeteren van de kwaliteit de gezondheidszorg binnen de gevangenismuren. De medische zorg binnen de gevangenismuren is van gelijke kwaliteit als de medische zorg die wordt verstrekt buiten de gevangenismuren.”
Standpunt van de raadsvrouw
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat er vragen dienen te worden gesteld aan de Belgische autoriteiten nu de verstrekte detentiegarantie vragen oproept. Uit de garantie blijkt niet hoeveel personen maximaal op één cel worden geplaatst. Verder staat in de garantie dat de cellen gemiddeld 9 m2 zijn, hetgeen kan betekenen dat sommige cellen 8 of 10 m2 zijn. Volgens de
European Prison Rulesdient een cel tenminste 9 m2 te zijn. Ook is onduidelijk hoe en hoe vaak de opgeëiste persoon in aanmerking kan komen voor activiteiten buiten zijn cel.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat met voornoemde individuele detentiegarantie het gevaar op een vernederende of onmenselijke behadeling voor de opgeëiste persoon is weggenomen, zodat de Belgische detentieomstandigheden niet aan overlevering in de weg staan. Gelet op het vertrouwensbeginsel dient ervan uitgegaan te worden dat de opgeëiste persoon ten minste 3 m2 individuele leefruimte exclusief sanitair zal krijgen. Verder is er geen concrete informatie dat gedetineerden in Belgische gevangenissen onvoldoende tijd buiten de cel kunnen doorbrengen. Gelet daarop is er geen aanleiding om nadere vragen te stellen.
Oordeel van de rechtbank
Aan de hand van een globale beoordeling van alle gegevens waarover zij beschikt gaat de rechtbank uit van de geboden zekerheid in voorgaande garantie. [5] Op grond van het vertrouwensbeginsel gaat de rechtbank uit van de juistheid van de informatie in de verstrekte individuele detentiegarantie.
De rechtbank is van oordeel dat het vastgestelde algemene reële gevaar van onmenselijke of vernederende detentieomstandigheden door deze individuele detentiegarantie voor de opgeëiste persoon is weggenomen, nu hij zal worden geplaatst in een instelling op een wijze die in overeenstemming is met de fundamentele rechten en in het bijzonder met relevante internationale standaarden (waaronder de CPT-standaarden).
Uit de garantie blijkt dat de opgeëiste persoon ten minste 3 m2 persoonlijke leefruimte exclusief sanitair zal krijgen, hetgeen in lijn is met de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie. [6]
Voorts vindt de stelling van de raadsvrouw dat een cel minimaal 9 m2 moet zijn, geen bevestiging in
Rule 18van de
European Prison Rules.
Ten aanzien van het standpunt van de raadsvrouw dat onduidelijk is hoeveel uren de opgeëiste persoon buiten de cel kan doorbrengen, overweegt de rechtbank dat het algemeen gevaar dat is aangenomen voor alle detentie-instellingen in België – anders dan bijvoorbeeld in Polen – niet is gebaseerd op de vaststelling dat personen vrijwel uitsluitend op cel zitten. [7] In het licht daarvan is de individuele garantie dat er verschillende dagactiviteiten buiten cel zijn, waaronder in ieder geval wandelingen in een open koer, familiebezoeken en toegang tot gemeenschappelijke ruimtes, afdoende.
De rechtbank verwerpt het verweer en ziet geen aanleiding om nadere vragen te stellen.

7.Slotsom

De rechtbank stelt vast dat het EAB voldoet aan de eisen van artikel 2 OLW. Verder staan geen weigeringsgronden aan de overlevering in de weg en is geen sprake van een geval waarin aan het EAB geen gevolg mag worden gegeven. Om die reden staat de rechtbank de overlevering toe.

8.Toepasselijke wetsartikelen

De artikelen 2, 5, 6 en 7 OLW.

9.Beslissing

STAAT TOEde overlevering van
[opgeëiste persoon]aan de Rechtbank van eerste aanleg te West-Vlaanderen, afdeling Kortrijk, België voor de feiten zoals die zijn omschreven in onderdeel e) van het EAB.
Deze uitspraak is gedaan door
mr. M.E.M. James-Pater, rechter,
mrs. C. Klomp en D. Hein, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.A.B. Fransen, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op de zitting van 5 februari 2025.
Ingevolge artikel 29, tweede lid, OLW staat tegen deze uitspraak geen gewoon rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Zie artikel 23 Overleveringswet.
2.Zie artikel 22, eerste en derde lid, OLW.
3.Zie onderdeel e) van het EAB.
5.Hof van Justitie van de Europese Unie, 25 juli 2018, ML, ECLI:EU:C:2018:589.
6.Hof van Justitie EU, 15 oktober 2019, ECLI:EU:C:2019:85
7.Vgl. rechtbank Amsterdam 29 januari 2025, ECLI:NL:RBAMS:2025:553