Op 18 november 2025 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de overlevering van een opgeëiste persoon op basis van een Europees Aanhoudingsbevel (EAB) dat is uitgevaardigd door de onderzoeksrechter in de rechtbank van eerste aanleg West-Vlaanderen, afdeling Brugge, België. De officier van justitie had op 29 augustus 2025 verzocht om de behandeling van het EAB, dat betrekking heeft op een schietincident waarbij het slachtoffer levensbedreigend is verwond. De opgeëiste persoon, geboren in Suriname, is op 4 november 2025 ter zitting verschenen, bijgestaan door zijn raadsvrouw. De rechtbank heeft de gevangenhouding bevolen voor sluiting van het onderzoek ter zitting.
De raadsvrouw heeft verweer gevoerd tegen de overlevering, onder andere met betrekking tot de genoegzaamheid van de feiten en de detentiegarantie. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het EAB voldoet aan de vereisten van de Overleveringswet (OLW) en dat de beschrijving van de betrokkenheid van de opgeëiste persoon bij het strafbare feit voldoende is. De rechtbank heeft ook de argumenten van de raadsvrouw over de detentieomstandigheden in België verworpen, op basis van de individuele garantie die door de Belgische autoriteiten is verstrekt.
Uiteindelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat er geen weigeringsgronden zijn voor de overlevering en heeft zij deze toegestaan. De uitspraak is openbaar uitgesproken en er staat geen gewoon rechtsmiddel open tegen deze beslissing.