ECLI:NL:RBBRE:2005:AU7684
Rechtbank Breda
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Kooijman
- Rechtspraak.nl
Bezwaarschrift DNA-onderzoek bij minderjarige veroordeelde
In deze zaak heeft de Rechtbank Breda op 9 december 2005 uitspraak gedaan over een bezwaarschrift dat was ingediend op basis van artikel 7 van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden. Het bezwaarschrift was ingediend door de raadsvrouwe van een minderjarige veroordeelde, die niet aanwezig was bij de behandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bezwaarschrift tijdig en op de juiste wijze was ingediend. De raadsvrouwe voerde aan dat de veroordeelde, die een strafbaar feit had gepleegd, onder behandeling was voor een medische aandoening en dat het niet de bedoeling van de wetgeving was om veroordeelden van haar leeftijd in de DNA-databank op te nemen. De rechtbank heeft kennisgenomen van eerdere uitspraken en de omstandigheden van de zaak, waaronder de aard van het misdrijf en de bijzondere omstandigheden van de veroordeelde.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er nog geen DNA-profiel van de veroordeelde was verwerkt en dat het bepalen en verwerken van een DNA-profiel in dit geval niet onredelijk was. De rechtbank oordeelde dat de argumenten van de raadsvrouwe onvoldoende waren om te concluderen dat de opname in de DNA-databank een onacceptabele inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de minderjarige zou vormen. De rechtbank heeft geconcludeerd dat aan de vereisten van de wet was voldaan en dat er geen grond was voor een belangenafweging die zou leiden tot een gegrondverklaring van het bezwaarschrift. Uiteindelijk heeft de rechtbank het bezwaarschrift ongegrond verklaard.