2.7. In rechtsoverwegingen 2.11 en 4.7 heeft het Hof Arnhem in voornoemde uitspraak het volgende met betrekking tot het bewijs van verzending door de inspecteur overwogen:
“2.11. In het automatiseringssysteem van de Belastingdienst – genaamd ABS – is ten aanzien van belanghebbende vermeld dat voor het belastingmiddel Vpb voor het jaar 2009 sprake is van een aanmaning met dagtekening 13 september 2010.
2.12 In zijn beroepschrift in hoger beroep heeft de Inspecteur de algemene procedure beschreven die wordt gehanteerd bij het verzenden van belastingaanslagen en aanmaningen. Die beschrijving dient hier als herhaald en ingelast te worden aangemerkt.
Die beschrijving luidt als volgt:
‘(…)
1. B/CA (Productieregie) geeft bij B/CICT (Klantunit) aan wanneer welke soorten verwerkingen moet plaatsvinden, en wat de te verwachten hoeveelheden zijn die verwerkt moeten worden. Dit gebeurt van grof (15 maanden planning) naar fijn (maand planning). De soorten verwerkingen worden op basis van bestelnummer herkenbaar gemaakt.
2. Aan ieder bestand dat vanuit een heffingssysteem (met een bestelnummer) wordt ontvangen wordt een productieorder toegekend.
3. Na aanlevering van een bestand vanuit een heffingssysteem zorgt B/CICT (Klantunit) er voor dat op basis van het BSN/(so)finummer de naam- en adresgegevens (NAW) worden toegevoegd. De NAW-gegevens worden opgehaald uit BvR op basis [Hof; van] de actuele gegevens. Omdat in BvR meerdere adressoorten bij een persoon tegelijk actief kunnen zijn wordt rekening gehouden met de prioriteitsvolgorde die voor de betreffende soort aanslagen of aanmaningen geldt.
4. Wanneer er geen adresseerbaar adres te bepalen is wordt dat gemeld aan de inspecteur en wordt die aanslag of aanmaning niet verder meegenomen in de verwerking. In sommige verwerkingen wordt dit niet teruggemeld aan de inspecteur maar wordt de tekst ‘niet adresseerbaar, retour afzender’ in de adressering opgenomen. Daarom komt die aanslag of aanmaning dan na verzending als onbestelbaar stuk retour bij de inspecteur.
5. Na toevoeging van de NAW-gegevens is het printbestand compleet. Het wordt dan ingepland voor printen. De afdeling regie (regisseur van Bureau massale verwerking) bepaalt op welke datum de stukken bij belastingplichtige op de mat moeten liggen. Dit wordt bepaald op basis van de dagtekening die de partij heeft meegekregen. Het aantal stuks in de bedoelde partij (batch) is dan bepaalt en ligt vast.
6. Afhankelijk van die datum wordt de aanslag of aanmaning (partij) geplaatst in een bepaalde verwerking (‘batch’). Die verwerking ligt zoveel dagen voor de dagtekening dat gegarandeerd is dat rekening houdend met printen, couverteren, terpostbezorging en bezorging de aanslag of aanmaning op de datum van dagtekening bij belastingplichtige is bezorgd.
7. Als er fysiek wordt geprint en gecouverteerd (de ‘batch’ draait) wordt geautomatiseerd nauwkeurig bijgehouden hoeveel stuks output deze oplevert. De operator controleert en noteert dit op de productieorder. Het aantal ‘stuklopers’ (bijvoorbeeld papier gescheurd) wordt ook door de operator op de productieorder vermeld, en ze komen op de lijst met stuklopers te staan.
8. De verwerking van de ‘stuklopers’ wordt door de operator opnieuw in gang gezet. Na juiste verwerking worden ze afgeboekt op de lijst met stuklopers door vermelding datum verwerking.
9. Nadat de enveloppen de laatste machine hebben verlaten worden de door de machine getelde aantallen vergeleken met de aantallen zoals die geautomatiseerd waren vastgesteld bij aanlevering aan de machine. Als de aantallen kloppen, worden ze door een medewerker in bakken gedaan. Deze bakken worden op pallets gezet en deze pallets gaan naar het postbedrijf. Meestal is dit TNT, maar in sommige gevallen wordt gebruik gemaakt van Sandd en Direct Mail. (Wanneer aantallen niet kloppen wordt oorzaak opgezocht en alsnog hersteld).
10. Steekproefsgewijs worden uit iedere partij een aantal willekeurige enveloppen gehaald voor outputcontrole. De outputcontrole is zo ingericht dat gegarandeerd is dat de gelichte enveloppen tijdig weer in de juiste bak komen. Wanneer de outputcontrole aan het licht brengt dat de partij niet goed is wordt deze in zijn geheel terug genomen, en wordt de verzending niet aangetekend.
11. De bescheiden worden aan het postbedrijf aangeboden voor bezorging waarbij aangegeven wordt met welke bezorgtermijn (bijvoorbeeld met 48-uurs of 24-uurs post) dit moet gebeuren.
12. Het postbedrijf is contractueel verplicht de bescheiden binnen de aangegeven tijd te bezorgen bij geadresseerde.
(..)
4.7. Met de Rechtbank is het Hof van oordeel dat de Inspecteur niet erin is geslaagd aannemelijk te maken dat de aanmaning is verzonden naar het (juiste) adres van belanghebbende. Er blijft namelijk twijfel bestaan over de door de Inspecteur gestelde toedracht. Uit de door de Inspecteur aangevoerde bewijsmiddelen kan immers niet worden afgeleid dat de onderhavige aanmaning daadwerkelijk is verzonden naar het adres van belanghebbende. De omstandigheid dat de Inspecteur beschikt over een kopie van de onderhavige aanmaningsbrief uit de digitale administratie en dat een aantekening inzake de aanmaning in het automatiseringssysteem van de Belastingdienst (ABS) is vermeld, zeggen niets over het antwoord op de vraag of de onderwerpelijke aanmaning daadwerkelijk aan belanghebbende is verzonden. Ook de in 2.11 hiervoor, opgenomen beschrijving door de Inspecteur van de algemene procedure van de Belastingdienst bij het verzenden van belastingenaanslagen en aanmaningen werpt in dit geval geen licht op dat antwoord, aangezien in die beschrijving geen enkele koppeling wordt gelegd met de – individuele – aanmaning die naar belanghebbende zou zijn verzonden. Een vermelding van het zogenoemde batchnummer van de partij waartoe de aanmaning zou hebben behoord ontbreekt als ook de vermelding aan welk postbedrijf de partij zou zijn aangeboden. Die koppeling wordt evenmin gelegd in de ambtsedige verklaring van C. Nog daargelaten dat – in het licht van het door de Inspecteur in 2.11 beschreven proces – opmerkelijk is dat genoemde C op 7 november 2011 in staat bleek te zijn te verklaren dat de onderwerpelijke aanmaning op 1 september 2010 ter postbezorging is aangeboden, biedt die verklaring onvoldoende gegevens voor een bevestigende beantwoording van de vraag of de aanmaning daadwerkelijk naar het adres van belanghebbende is verzonden.”