ECLI:NL:RBDHA:2013:19452

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2013
Publicatiedatum
29 april 2014
Zaaknummer
2013/47
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek van verzoekster tegen rechters in omgangszaak

In deze zaak heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Den Haag op 30 september 2013 een beslissing genomen op het wrakingsverzoek van verzoekster, die de rechters in een omgangszaak met betrekking tot haar zoon heeft gewraakt. Het verzoek tot wraking is ingediend naar aanleiding van een eerdere zitting op 10 september 2013, waar de rechters besloten om de omgang tussen verzoekster en haar zoon per direct te schorsen. Verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B. Bentem, stelde dat de rechters niet neutraal en onpartijdig waren, omdat zij de uitspraken van andere rechters in eerdere procedures niet volgden. Tijdens de zitting van 16 september 2013 heeft verzoekster nieuwe gronden voor haar wrakingsverzoek aangevoerd, waaronder het feit dat haar producties in de hoofdzaak steeds zoek waren gemaakt en dat verzoeken om het dossier aan te vullen waren geweigerd.

De rechters hebben in hun verweer gesteld dat er geen sprake was van vooringenomenheid en dat verzoekster niet had aangetoond dat de rechters jegens haar een vooringenomenheid koesterden. De wrakingskamer oordeelde dat de nieuwe gronden die verzoekster aanvoerde te laat waren en dat het wrakingsverzoek niet tijdig was ingediend, aangezien de beslissing om de omgang te schorsen als een einduitspraak op dat geschilpunt moet worden beschouwd. De wrakingskamer verklaarde verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek en bepaalde dat het proces in de hoofdzaak voortgezet zou worden in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek. Deze beslissing werd openbaar uitgesproken op 30 september 2013.

Uitspraak

beslissing

WRAKINGSKAMER VAN DE RECHTBANK DEN HAAG

Meervoudige wrakingskamer
Wrakingnummer 2013/47
rekestnummer: 450529/ KG RK 13-1758
rolnummer: 439557 / FA RK 13-2216
datum beslissing: 30 september 2013
BESLISSING
op het schriftelijke verzoek tot wraking ingevolge artikel 37 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), in de zaak van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats 1],
advocaat: mr. B. Bentem,
verzoekster (hierna: [verzoekster]),
strekkende tot wraking van:
[de rechters]
rechters in de rechtbank Den Haag (hierna: de rechters).
Belanghebbenden:
[de vader],
wonende te [woonplaats 2],
advocaat: mr. M.M. van Wijk,
(hierna: ‘de vader’)
en
[de zoon],
geboren op [geboortedatum] te [woonplaats 3],
in rechte vertegenwoordigd door mr. A.B. Baumgarten
(hierna: ‘[de zoon]’).

1.De voorgeschiedenis en het procesverloop

1.1.
Bij verzoekschrift van 20 maart 2013 heeft de vader verzocht de omgangsregeling tussen [verzoekster] en [de zoon] te wijzigen. Bij aanvullend verzoekschrift van 4 september 2013 heeft de vader verzocht de omgang tussen [verzoekster] en [de zoon] voor een periode van zes maanden op te schorten en daarna plaats te laten vinden zoals in het verzoekschrift van 20 maart 2013 verzocht.
1.2.
Op 10 september 2013 is voornoemd verzoekschrift ter terechtzitting door de rechters behandeld in aanwezigheid van de vader met zijn advocaat, [verzoekster] en mr. A.B. Baumgarten. In het proces-verbaal van die zitting, waarin [verzoekster] wordt aangeduid als ‘de moeder’, staat onder meer vermeld:
“Na een schorsing deelt de rechtbank mede dat er bij schriftelijke tussenbeschikking over vier weken beslist zal worden dat er door de rechtbank een gedragsdeskundige benoemd gaat worden omdat er zorgelijke signalen bij [de zoon] zijn, zodat deze gedragsdeskundige [de zoon] kan onderzoeken en kan adviseren wat voor wat betreft de omgang met moeder in zijn belang is. De rechtbank deelt mede dat de benoeming van de gedragsdeskundige zal plaats vinden conform het voorstel van de bijzonder curator. De rechtbank deelt mede dat de zaak in dit verband voor vier maanden pro forma zal worden aangehouden.
De rechtbank deelt voorts de mondelinge beslissing per heden mede, naar aanleiding van het verzoek van de vader op dit punt, dat de omgang tussen de moeder en [de zoon] per direct en in afwachting van de resultaten van het te gelasten onderzoek door de gedragsdeskundige, wordt geschorst, omdat zij het in het belang van [de zoon] acht dat er op dit moment rust, lucht en een time-out komt, mede om te voorkomen dat zich weer incidenten voordoen zoals recent hebben plaatsgevonden.”
1.3.
[verzoekster] heeft de rechters vervolgens gewraakt. De rechters hebben bij brief van 13 september 2013 gereageerd op het wrakingsverzoek.

2.De mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek

2.1.
Op 16 september 2013 is het wrakingsverzoek ter zitting van deze wrakingskamer behandeld. [verzoekster] en mrs. Westerhuis-Evers en Louwinger-Rijk zijn verschenen.

3.Het standpunt van [verzoekster]

3.1.
Ter zitting van 10 september 2013 heeft [verzoekster] verklaard dat de rechters niet neutraal en onpartijdig zijn omdat zij met de ter zitting meegedeelde beslissing de uitspraken van het Gerechtshof en kortgedingrechters niet volgen.
3.2.
Op de zitting van 16 september 2013 heeft [verzoekster] nieuwe gronden voor haar wrakingsverzoek aangevoerd. Volgens [verzoekster] zijn haar producties in de hoofdzaak voor de vierde maal op rij zoekgemaakt en zijn verzoeken om het dossier aan te vullen geweigerd en producties van de wederpartij wel geaccepteerd. Daarbij komt dat een bodemprocedure niet is bedoeld voor het nemen van een spoedmaatregel, dat er helemaal geen spoedeisend belang was en dat zeker geen spoedmaatregel kon worden genomen op grond van het onvolledige dossier, aldus [verzoekster].

4.Het standpunt van de rechters

4.1.
De rechters hebben zich op het standpunt gesteld dat geen sprake is geweest van vooringenomenheid bij de meervoudige kamer jegens de persoon of de zaak van [verzoekster]. Een dergelijke vooringenomenheid is ook niet aangetoond, laat staan onderbouwd. De omstandigheid dat de rechters in onderhavige procedure – in de perceptie van verzoekster – tot een ander oordeel zijn gekomen dan andere rechters in eerdere procedures, is geen uitzonderlijke omstandigheid die een zwaarwegende aanwijzing oplevert voor het oordeel dat de rechters jegens [verzoekster] een vooringenomenheid koesteren.

5.De beoordeling

5.1.
Artikel 37, derde lid, Rv bepaalt dat alle feiten of omstandigheden, die volgens verzoeker het wrakingsverzoek rechtvaardigen, tegelijk moeten worden voorgedragen. Gelet op die bepaling zullen de nieuwe wrakingsgronden, die [verzoekster] eerst ter zitting van 16 september 2013 heeft aangevoerd, als te laat buiten beschouwing worden gelaten.
5.2.
Met betrekking tot het wrakingsverzoek en de gronden daarvoor zoals die ter zitting van 10 september 2013 zijn benoemd en op de wrakingszitting zijn toegelicht, geldt het volgende. De Hoge Raad heeft in zijn arresten van 13 april 2010 en 2 november 2010 (ECLI:NL:HR:2010:BJ9926 en ECLI:NL:HR:2010:BN2366) het uitgangspunt geformuleerd dat een verzoek tot wraking kan worden gedaan totdat einduitspraak is gedaan. Dit uitgangspunt is eveneens opgenomen in artikel 4.4 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank.
5.3.
De rechters hebben zich uitdrukkelijk op het standpunt gesteld dat de wraking door [verzoekster] enkel zag op hun beslissing om de omgang tussen [verzoekster] en [de zoon] per direct te schorsen. Dat is niet door [verzoekster] weersproken en is ook af te leiden uit het proces-verbaal van de zitting van 10 september 2013. Daarin staat immers vermeld dat [verzoekster] heeft meegedeeld de wraking in te trekken als zij weet wanneer zij [de zoon] weer kan zien. Aangezien de beslissing om de omgang te schorsen moet worden beschouwd als een einduitspraak op dat geschilpunt, wordt geconcludeerd dat het wrakingsverzoek niet tijdig is gedaan. [verzoekster] zal dan ook niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.

6.De beslissing

De wrakingskamer:
- verklaart [verzoekster] niet-ontvankelijk in haar wrakingsverzoek;
- bepaalt dat het proces in de hoofdzaak wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond ten tijde van het indienen van het wrakingsverzoek;
- beveelt dat (een afschrift van) deze beslissing met inachtneming van het bepaalde bij artikel 39, derde lid, Rv wordt toegezonden aan:
• [verzoekster] p/a mr. Bentem;
• de belanghebbenden p/a mr. Van Wijk en mr. Baumgarten;
• de rechters.
Deze beslissing is gegeven door mrs. G.P. Verbeek, T.F. Hesselink en H.M.D. de Jong, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.A. van Dijk-Verheij als griffier en in het openbaar uitgesproken op 30 september 2013.