In deze zaak heeft eiseres aangifte loonheffingen gedaan voor een totaalbedrag van € 6.126, inclusief een bedrag van € 459 aan pseudo-eindheffing hoog loon. Eiseres heeft op 3 april 2014 bezwaar gemaakt tegen deze eindheffing. Op 23 april 2014 heeft zij € 5.667 aan loonheffing afgedragen. Vervolgens is op 23 mei 2014 een naheffingsaanslag van € 459 opgelegd, die op 27 mei 2014 door eiseres is afgedragen. De verweerder verklaarde het bezwaar van eiseres niet-ontvankelijk, omdat het bezwaar was ingediend voordat het bedrag aan eindheffing was afgedragen. Echter, de rechtbank oordeelde dat het bezwaar ook gericht was tegen de naheffingsaanslag, aangezien het voor beide partijen duidelijk was dat eiseres het niet eens was met de pseudo-eindheffing.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres op het moment van indiening van het bezwaar een belang had, en dat het bezwaar door verweerder ontvangen moest worden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak op bezwaar en droeg verweerder op een nieuwe uitspraak te doen met inachtneming van deze uitspraak. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1.217 en moest het betaalde griffierecht van € 328 aan eiseres worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. dr. N. Djebali op 14 oktober 2014, en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag.