ECLI:NL:RBDHA:2015:13238
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verblijfsvergunningen voor Turks echtpaar en hun kinderen door staatssecretaris onvoldoende gemotiveerd
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 6 november 2015 uitspraak gedaan over de afwijzing van aanvragen voor verblijfsvergunningen door een Turks echtpaar en hun kinderen. De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie had de aanvragen afgewezen, maar de rechtbank oordeelde dat deze afwijzing onvoldoende gemotiveerd was. De eisers, die een stukadoorsbedrijf wilden oprichten, voerden aan dat hun onderneming levensvatbaar was en dat de staatssecretaris in vergelijkbare gevallen alleen naar de levensvatbaarheid had gekeken, zonder het verdringingseffect te betrekken. De rechtbank stelde vast dat de staatssecretaris niet duidelijk had gemaakt of hij de levensvatbaarheid van de onderneming van de eisers erkende en dat hij niet adequaat had gereageerd op het beroep op het gelijkheidsbeginsel. De rechtbank vernietigde de bestreden besluiten en droeg de staatssecretaris op om binnen acht weken nieuwe besluiten te nemen, waarbij rekening gehouden moet worden met de uitspraak. De rechtbank oordeelde ook dat de gevraagde voorlopige voorzieningen om de uitzetting te verbieden, niet nodig waren, aangezien de beroepen gegrond waren verklaard. De rechtbank heeft de staatssecretaris bovendien veroordeeld tot het vergoeden van de proceskosten en het griffierecht aan de eisers.