Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de voorzieningenrechter van 14 juli 2015 in de zaak tussen
[verzoeker],
de staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, verweerder,
Procesverloop
Overwegingen
Dat verweerder in het claimverzoek onjuiste informatie zou hebben verschaft, omdat kanttekeningen zijn geplaatst bij de rechtsgeldigheid van het huwelijk van verzoeker, volgt de voorzieningenrechter evenmin, nu verweerder gevolgd kan worden in zijn betoog dat de rechtsgeldigheid van dat huwelijk naar Nederlands recht (nog) niet is aangetoond. De grond treft geen doel.
7.1 Verweerder stelt zich op het standpunt dat de partner van verzoeker geen kind, broer, zus of ouder is. Voorts is de gestelde bijzondere afhankelijkheid zoals bedoeld in artikel 16 Verordening, niet aangetoond. Immers, de partner van verzoeker is volgens zijn verklaringen afhankelijk van de zorg van haar ouders en thans niet van de zorg van verzoeker. Ook is niet duidelijk op welke wijze de partner van betrokkene afhankelijk zou zijn van verzoeker. Verzoeker en zijn gestelde echtgenote hebben ter onderbouwing hiervan geen enkel document overgelegd. Daarnaast zijn er geen schriftelijke verklaringen overgelegd, waaruit blijkt dat de wens bestaat om door verzoeker verzorgd te worden. Het bestaan van een gezinsband met het nog niet geboren kind, is onvoldoende voor een geslaagd beroep op de bijzondere afhankelijkheid bedoeld in artikel 16 Verordening. Het enkele bestaan van een gezinsband is daartoe onvoldoende. Uit artikel 16 Verordening volgt voorts niet dat verweerder de autoriteiten van Oostenrijk had moeten informeren over de gestelde en niet nader onderbouwde afhankelijkheidsrelatie tussen verzoeker, zijn partner en het ongeboren kind. Gelet op het voorgaande ziet verweerder geen aanleiding verzoeker op grond van artikel 16 Verordening in de Nederlandse procedure op te nemen.